‘Bogaers’ en van Jan C. de Vos, destijds leider van het gezelschap in den Tivoli Schouwburg, heeft hij les gehad in het voordragen, waarbij soberheid en sfeer in dienst van het kunstwerk voorop stonden. Als voordrachtkunstenaar heeft hij zijn leermeester niet beschaamd en wanneer men Dekking vroeg, welk deel van zijn levenswerk hem het liefste was, bleek het niet gegeven maar als onweersproken te raden antwoord: het voorbereiden van een ‘voordracht’ en een door hem zelf bewonderd kunstwerk te openbaren of nader te brengen aan een breede schare van toehoorders. Na drukke dagtaak reisde hij naar alle hoeken van het land, Nut hier en Nut daar, volksuniversiteiten, katholieke kringen, enz. Groote belangstelling was hem verzekerd.
Dekking las veel en koos met zorg ter uitbreiding van zijn repertoire. Meestal vertaalde hij zelf, om een vertrouwden tekst te hebben, hij bewerkte en bekortte met eerbied voor den auteur, studeerde en leerde, totdat hij het verzorgde resultaat bieden kon: een suggestieve voordracht, met volle overgave, sober van mimiek en gebaren, altijd met het dienende karakter, dat een kunstwerk plaatste in de sfeer van eigen beteekenis en de dramatische werking liet gelden.
‘Cyrano de Bergerac’ van Edmond Rostand is zijn eerste groote voordracht geweest, meer dan vijfhonderd maal herhaald. Henrik Ibsen heeft hij mee bekend gemaakt in breeden Nederlandschen kring: Brand, Bouwmeester Solness, John Gabriël Borkman, De Wilde Eend, Een Volksvijand. Van Bjørnsterne Bjørnson koos hij ‘Boven menschelijke kracht’. Vermelding vragen Plato's ‘Laatste rede van Socrates’, ‘De Broeders’ van Frederik van Eeden, ‘De Blauwe Vogel’, ‘Monna Vanna’ en ‘L'Intruse’ van Maurice Maeterlinck, ‘L'Aiglon’ van Rostand, ‘Arme Heinrich’ van Gerhart Hauptmann, ‘Sonja’ van Ferenc Molnár, ‘Moederlegende’ van Helmuth Unger, ‘Het graf van den onbekenden soldaat’ van Paul Raynal, ‘Burgers van Calais’ van Georg Kaiser.
Dekking heeft ook zelf voor het tooneel geschreven. In 1901 heeft Willem van Zuylen, met wien hij bevriend was en van wien hij een biografie in het licht heeft gegeven (Het leven van Willem van Zuylen, door hemzelven verteld en oververteld, Van Holkema & Warendorf z.j.) de hoofdrol gespeeld in ‘Groote Dagen’. Twee jaren later ging, eveneens bij de Rotterdammers, ‘Het gouden kuiken’ met mevrouw Ph. van Kerckhoven-Jonkers in de groote rol. Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester heeft in 1917 (Het Nederlandsch Tooneel) haar talent geschonken aan ‘Kwakzalvers’, waarin de tooneelschrijver Henri Dekking misschien het