| |
| |
| |
| |
Dr Maurits Sabbe
(Brugge 8 Februari 1873-Antwerpen 12 Februari 1938)
Op 8 Februari 1873 werd Maurits Sabbe te Brugge geboren als zoon van Julius Sabbe, leeraar aan het Athenaeum. Hij stierf te Antwerpen op 12 Februari 1938.
Vader Sabbe stond bij de Vlamingen in hoog aanzien. Vooreerst als dichter, en onder meer als auteur van een paar cantates, waarop Peter Benoit muziek had geschreven; en ook als invloedrijk leider van de Vlaamsch-liberale partij en bevorderaar van het Vlaamsche cultuurleven. Brugge hield hem bizonder in eere omdat hij telkens en telkens optrad voor de sociale en economische belangen van de stad, namelijk in de kwestie van Brugge-Zeehaven. In den strijd voor een Vlaamsche opera te Antwerpen - die onder de leiding van Peter Benoit tot stand zou komen - stond Vader Sabbe eveneens vooraan op de bres. Op een aantal gebieden maakte zich Vader Sabbe op die wijze bizonder verdienstelijk, en door die verdiensten won hij de algemeene waardeering en sympathie. Hij verkreeg in ruime mate wat hem toekwam. Ook op velerlei gebied heeft zich Maurits Sabbe bewogen, juist als zijn vader en nagenoeg op dezelfde: kunst en literatuur, liberale politiek, Vlaamsche cultuur. Op dit laatste gebied bestreek hij nochtans een ruimer veld dan zijn vader. De omstandigheden brachten inderdaad mee dat Maurits Sabbe, onverwachts conservator van het Museum-Plantijn te Antwerpen geworden, daardoor de beschikking kreeg over een onuitputtelijk historisch archief - en van die gelegenheid ruimschoots gebruik maakte. Want ook voor den praktischen kant van het leven had de zoon oog, meer wellicht dan de vader. Aan Plantijn, zijn vrienden en zijn medewerkers, aan het Plantijnsche huis, aan Antwerpen in den tijd van Plantin en van zijn opvolger Moretus, aan Brabant in de XVIIIe eeuw wijdde Dr. Maurits Sabbe uitvoerige studies, gesteund op een rijke documentatie. Op dat terrein overtrof de zoon zeker den vader. Niettemin kan worden gezegd dat de carrière van den zoon een - breeder ontwikkelde - voortzetting is geweest van de carrière van den vader. En even succesvol. Want ook Maurits Sabbe genoot algemeene waardeering en sympathie. Vader en zoon waren trouwens voortreffelijke redenaars; om hun eerlijke meeningsuiting, hun warm woord, de ontegensprekelijke belangeloosheid van hun optreden, overal en door allen waren zij gewaardeerd en geëerd.
Reeds op de schoolbanken ondervond de zoon Sabbe de weldaad van
| |
| |
de sympathie, die zijn vader omringde. Gelijk vanzelf zou spreken trad hij onmiddellijk op als leider van leerlingen- en studentenvereenigingen en speelde dus al van jongs of een rol van beteekenis in den Vlaamschen strijd, waar de studenten steeds bizonder actief aan deel hebben genomen. En reeds ook droeg de zoon Sabbe gedichten en vertellingen bij aan studententijdschriften en studentenalmanakken. Daarna stonden als vanzelf de Vlaamsche tijdschriften ruim voor hem open. Eenigen strijd had hij niet te voeren, noch geduld te oefenen. Kort nadat hij aan de Gentsche Universiteit het diploma van doctor in de letteren en de wijsbegeerte had behaald - na enkele maanden aan een private instelling te Brussel verbonden te zijn geweest, - werd Dr. Sabbe bij het officieele middelbare onderwijs benoemd, en wel in Wallonië te Hoei. En meteen verschenen Sabbe's eerste pennevruchten, n.l. de novellenbundel ‘Aan 't Minnewater’, verhalen over zeden en gebruiken die nog zoo eigenaardig onder de Brugsche bevolking heerschen. En die eersteling genoot algemeenen bijval. Brugge is trouwens de stad waar Sabbe zijn verhalen meestal situeert. Niet het leven te Brugge, ik bedoel het Brugge dat met den tijd toch, al zij het schoorvoetend, heeft geëvolueerd en waar toch ook nieuwe belangen en, in verband daarmede, nieuwe zeden verwekt zijn geworden. Niet dat nieuwe Brugge kende dus Sabbe als verteller, maar het iet of wat gestabiliseerde Brugge, met een tikje ouderwetschheid, een eigen gemoedelijkheid, met zijn reitjes, zijn trapgeveltjes en zijn ‘huzetjes’, zijn begijnhof en zijn ongestoorde rust. In die atmosfeer leven de kleine menschjes die hij ten tooneele voerde. En dit deed Sabbe met een hem eigen gemoedsrust, zonder stemverheffing, in een taal die af en toe iets weg heeft - heel lichtjes zeker, maar tòch! - van boekentaal, maar die doorgaans egaal vloeit, zuiver klinkt en prettig aandoet. En zoo ook zijn zijn verhalen: geen scherpe tegenstellingen, geen diepe motieven, geen schokkende zielsconflicten, maar aldoor de rustige beschrijving en ontwikkeling van gemoedsverwikkelingen, waaronder het leven van kleine luyden gebukt kan gaan en die de, niet altijd pregnante, tragiek van hun leven kunnen uitmaken. ‘Aan 't Minnewater’ had een goede pers: de zoon Sabbe bleek een waardige zoon van Julius Sabbe te zijn. Doch de jonge Sabbe bevestigde aldra zijn naam als zelfstandig auteur met ‘Een Mei van Vroomheid’ en kort daarop ‘De Filosoof van 't Sashuis’ twee uitvoerige verhalen vol sap en kleur-in-gemoedelijkheid, waaruit een, al dan niet vermeend, echt beeld van Brugge tot ons gemoed sprak. Beide werken zijn klassiek geworden. ‘De Nood der Bariseele's’, een uitge- | |
| |
sponnen roman, die daarop volgde, leek nochtans als geheel heel wat zwakker. Sabbe's gebrek aan constructieve scherpte van verbeelding, aan stijl-nervositeit was oorzaak dat het verhaal, ondanks heel mooie passages, in, laat staan superieure, kletspraat dood ging loopen. Van veel betere kwaliteit zijn echter weer de romans ‘Het Pastoorke van Schaerdijke’ en vooral ‘Het Kwartet der Jacobijnen’, - Sabbe's meesterwerk, meen ik, - die later van de pers kwamen. De wijn die ons daar wordt geschonken heeft een aroma en een sappigheid, die uit diepere bronnen tot onzen smaak stijgen, een degelijkheid en bekoorlijkheid die wij helaas in ‘De Nood der Bariseele's’ niet konden vinden. Van betere kwaliteit zijn eveneens enkele novellen, die in den bundel ‘Vlaamsche Menschen’ bij elkaar gebracht zijn. Al bereikt Sabbe niettemin slechts sporadisch een peil van vertelkunst dat wij superieur kunnen noemen, - gebrek aan dieptepeiling, aan innerlijke spankracht - overal in zijn werk ontmoeten wij een zelfden, rustigen Sabbe, vol interesse voor aardige toestanden en gemoedsbewegingen, en die daarvan weet te vertellen, zonder scherpe trekken, in een onderonsje van vriendelijke buren, die soms nieuwsgierig mond-open toekijken, en met af en toe wat galgenhumor. Dat hartige proza, die gevoelig warme toon nemen den lezer altijd in, en boeien hem telkens geruimen tijd.
Intusschen was Dr. Sabbe als athenaeumleeraar van het Waalsche Hoei naar het Vlaamsche Mechelen overgeplaatst geworden. Ongeveer tegelijkertijd werd hij als leerkracht aan de tooneelschool te Antwerpen verbonden. Dit was aanleiding dat hij zich meer dan vroeger voor het tooneel ging interesseeren. De vrucht van die verhoogde belangstelling zijn o.m. enkele wel is waar korte, tooneelstukjes die - en vooral ‘Bietje’ - in de kringen van belangstellenden in het Vlaamsche tooneel steeds grooten bijval hebben genoten. Geen tooneelmaatschappij, of zij heeft een van Sabbe's tooneelwerken op haar repertorium staan. Bij de opvoering juicht het goedjongstige publiek steeds toe. Niets nieuws, geen experiment in welke richting ook bracht ons Sabbe. Sabbe voorzag in een leemte; wat hij heeft geschreven overtrof in smaak en taal den rommel die in de bedoelde kringen sedert onheuglijke tijden den gewonen kost uitmaakte. Het steekt daar consequent bovenuit. In gelouterde lezing schonk hij het Vlaamsche publiek datgene wat het verdragen kon en dus logischer wijze hebben moest. Hij diende zijn volk.
Het was al sedert de universiteitsjaren gebleken dat Maurits Sabbe niet uitsluitend als scheppend kunstenaar naam zou maken, maar ook als
| |
| |
wetenschapsman carrière zou maken. Aanvankelijk overwoog de belangstelling in de literaire schepping, later in de literatuur- en cultuurhistorie. Doch zijn leven lang ging Sabbe's belangstelling o.m. naar muziek, folklore, literatuurgeschiedenis uit. Het eerst misschien stelde hij, nog op de schoolbanken, bijzonder belang in het werk van Michiel de Swaen. Hij wijdde aan den Duinkerkschen dichter een uitvoerige studie, die als antwoord op een prijsvraag van de Académie de Belgique ingezonden, met goud werd bekroond en door de Academie werd uitgegeven. En de eigenaardigheid van deze studie, zooals van de heel vele werken op folkloristisch, cultuurhistorisch en literairgeschiedkundig gebied, die Sabbe onder door zijn scheppenden arbeid, en in de laatste jaren van zijn leven haast uitsluitend, zou uitgeven, is dat men in die werken denzelfden rustigen schrijftrant, diezelfde gemoedelijkheid, diezelfde wellevendheid ontmoet, als in het literaire werk te vinden zijn. Het is dezelfde Sabbe die uit de romans en de vertellingen en uit dit wetenschappelijk betoogend proza tot ons komt. En in dat wetenschappelijke werk heerschen dezelfde kwaliteiten van degelijkheid en logische bezadigdheid als in den scheppenden arbeid. Maar ook dezelfde principieele bezwaren kan men doen gelden: eenig gebrek aan concentratie, aan synthetischen zin.
Want met de jaren was nu allengerhand de scheppende kunstenaar gaan zwijgen en bleef nog alleen de kunstzinnige geleerde aan het woord. Intusschen had evenwel Sabbe het onderwijs verlaten - even na den oorlog - en was hij benoemd geworden tot conservator van het Museum Plantijn Moretus te Antwerpen. In het oude Antwerpsche patriciërshuis nam hij dan ook zijn intrek. En haast tegelijkertijd werd hij benoemd tot lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie en tot hoogleeraar in de Nederlandsche letterkunde aan de Universiteit te Brussel. Al de genoemde betrekkingen cumuleerde hij later met de functie van lid van den raad van beheer van het Belgisch instituut voor radio-omroep en met die van leeraar aan de Antwerpsche Academie voor Schoone Kunsten, aan het Koloniaal Instituut en aan de Hoogeschool voor Vrouwen eveneens te Antwerpen. Die uitgebreide werkkring belette Dr. Sabbe niet voortdurend wetenschappelijk werk op de markt te brengen. Zijn vroegere literair-kritische bijdragen had hij gebundeld tot een lijvig boekdeel ‘Mozaïek’. Zijn studies op het gebied van folklore, cultuurgeschiedenis, volksgeschiedenis had hij in een tiental bundels verzameld. Doch van een grootere werkkracht nog gaf hij blijk toen hij het huis van Plantin had betrokken. Het museum, dat aan zijn zorg was toevertrouwd, werd
| |
| |
eigenlijk het haast uitsluitende voorwerp van zijn toegewijde studie. Het museum, maar ook de stad waar het gevestigd is: Antwerpen. Van dat museum en van de stichters van het huis, de Plantin's en de Moretussen, hun vrienden en magen, hun personeel, hun uitgebreide relaties, hun rekeningen, hun uitgaven, hun reizen en hun twisten, hun gezindheden en hun avonturen - en hoe Antwerpen er in al die periodes, politiek, economisch en cultureel uitzag, wie er kwam, en pleisterde en vertrok, van dat alles - en van nog wat meer - wist voortaan Sabbe uitvoerig te vertellen; en vertelde hij ook in boek op boek. En elk nieuw werk van zijn hand, resultaat van vele vernuftige opzoekingen, tekstvergelijkingen en vondsten, verrijkte de Vlaamsche wetenschap. Evenzeer de exacte, als de volksgemeene. Want Sabbe's historisch of beter philologisch historisch werk bezit de hooge kwaliteiten, waardoor niet alleen vakkundigen en medegeleerden, doch ook de belangstellende profaan worden geboeid; want de geuzenliederen, de strijdliederen, de berijmde of onberijmde pamfletten, waarin het voorgeslacht lucht gaf aan zijn haat en zijn liefde, aan zijn nood en zijn hoop - wanneer Sabbe er ons over onderhoudt in korte of uitvoerige bijdragen of boekdeelen, het wordt vanzelfsprekend boeiende lectuur. Want geen in Vlaanderen wist zooals hij ‘miscere utile dulci’.
Zeker, op geen van de vele gebieden, waarop hij zich heeft bewogen, heeft Maurits Sabbe blijk gegeven van uitzonderlijke talenten. Op geen er van heeft hij aan de leiding gestaan. Maar, literair en wetenschappelijk heeft hij steeds en overal getoond te zijn een man met eerlijke bedoelingen, met een ruim inzicht, met een diepe liefde. Ook liggen zijn beteekenis en zijn grootheid in de verscheidenheid van zijn steeds opmerkelijk, en ook vaak voortreffelijk, werk. En toch ook in die zeldzame sympathie, die hij bij groot en klein verwekte en die trouwens ook den toon gaf aan zijn werk. Een ‘clerc’ naar de formule van Benda zou men Maurits Sabbe dan ook kunnen noemen. Maar misschien zou hij nog het best kunnen worden vergeleken bij die groote humanisten - zoo schreef ik bij zijn dood - die in vroegeren tijd, het schoone huis van Plantin hebben bezocht en wier namen, na vele eeuwen, in het oog der elite, niets van hun schittering hebben ingeboet. Ik houd mij overtuigd dat ook Dr. Maurits Sabbe, hun opvolger in het huis van Plantin, zulk lot zal zijn beschoren.
F.v. Toussaint van Boelaere.
| |
| |
| |
Lijst der geschriften
1898 | Aan 't Minnewater - Amsterdam, E.L.E. van Dantzig; 2e druk Bussum, C.A.J. van Dishoeck. |
1903 | Een Mei van Vroomheid - Maldeghem. V. Delille; 2e druk Bussum, C.A.J. van Dishoeck. |
1905 | Het leven en de werken van Michiel de Swaen. Brussel, Hayez. |
1907 | De Filosoof van 't Sashuis - Bussum, C.A.J. van Dishoeck. |
1907 | Vlaamsche Menschen - Maldeghem, V. Delille. |
1912 | De Nood der Bariseele's - Bussum, C.A.J. van Dishoeck. |
1912 | Mozaïek - Antwerpen, L. Opdebeek. |
1914 | Caritate (drama) - Bussum, C.A.J. van Dishoeck. |
1915 | In 't Gedrang - Bussum, C.A.J. van Dishoeck. |
1917 | Dierkennis en diersage bij Vondel - Antwerpen, Gust Janssens. |
1919 | 't Pastoorken van Schaerdijcke - Bussum, C.A.J. van Dishoeck. |
1920 | 't Kwartet der Jacobijnen - Bussum, C.A.J. van Dishoeck. |
1924 | Redevoeringen en studies - Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel. |
1924 | Het Plantijnsche Huis - Antwerpen, V. Resseler. |
1926 | Het Museum Plantin-Moretus - Brussel, L.J. Krijn. |
1926 | Antwerpsche drukkerijen - Brussel, Standaardboekhandel. |
1927 | Het Geestesleven te Antwerpen in Rubens' tijd - Brussel, L.J. Krijn. |
1928 | Letterkundige verscheidenheden - Antwerpen, S.V. Lectura. |
1928 | De Moretussen en hun kring - Antwerpen, V. Resseler. |
1931 | Brabant in 't verweer - Antwerpen, V. Resseler. |
1937 | Peilingen - Antwerpen, V. Resseler. |
1939 | Uit den taalstrijd - Antwerpen, Lectura-uitgaven. |
|
|