Zijn wensch, dat alles nog eens zou bewaard blijven in een afzonderlijk gebouw, is niet in vervulling gegaan en de pogingen om de resultaten van dezen veelomvattenden arbeid in zijn woonhuis ‘Huize Ter Aar’, na zijn dood een waardige plaats te bezorgen, hebben eveneens gefaald. Het geld, daartoe benoodigd, ontbrak.
Het kerkelijke archief van de in 1895 tot openbaring gekomen Gereformeerde Kerk werd eveneens door hem verzameld en geordend.
Hoe gaarne zoo hij ook het zooveel ‘rijkere’ archief der Nederl. Hervormde Gemeente zich hebben zien toevertrouwd. Dit werd hem evenwel geweigerd, zoodat dit nog steeds ongeordend is.
Zelf zag hij daarin altijd een bewijs van wantrouwen, omdat hij behoorde tot een andere kerkformatie. Ook hier vormde de kerkelijke gescheidenheid zoo gemakkelijk de grondslag van tegenstand op buitenkerkelijk terrein.
Niet alleen echter op het gebied van de plaatselijke historie, doch op allerlei terreinen die met de gemeenschap van zijn dorp samenhingen, bewoog zich Van Hemessen; kerk, school, politiek, kortom veel had zijn actieve aandacht. Heftig van temperament als hij was, moesten er onvermijdelijk botsingen ontstaan en die botsingen hebben er meerdere malen toe geleid, dat hij ook persoonlijk werd tegengewerkt. Daardoor zag hij wel eens dat begeerde documenten hem werden onthouden, in vertrouwen ter inzage gegeven documenten verloren gingen.
Dat neemt evenwel niet weg, dat, toen eenmaal de kerkelijke tegenstellingen geconsolideerd waren, hij ruim genoeg was in zijn opvattingen om ook op buiten-kerkelijk terrein te streven naar eenheid en samenwerking. Zijn vriendelijk woord en minzame hulpvaardigheid heeft menig hart weer voor hem geopend en in zijn ouderdom mocht hij zich verheugen in de algemeene waardeering en hoogachting van zijn dorp, dat hij lief gekregen had.
Die waardeering was buiten zijn dorpsgemeenschap reeds eerder tot uitdrukking gekomen.
In 1905 werd hij benoemd tot lid van de vereeniging ‘Oud-Leiden’; in 1921 volgde zijn benoeming tot lid van de ‘Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde’ en van ‘Het historisch Genootschap’; in 1934 behaagde het H.M. de Koningin hem te benoemen tot ridder in de orde van Oranje Nassau.
Maar ook zijn dorp heeft hem geëerd. Op de algemeene begraafplaats