| |
| |
| |
| |
Andreas Adriaan Ganderheyden
(Groningen 17 Nov. 1859-Hilversum 20 Dec. 1935)
‘Ein äusserlich stilles, durch keine gewaltsamen Ereignisse bewegtes Leben’: deze woorden zijn wel ten volle toepasselijk op het leven van Andreas Adriaan Ganderheyden, die gedurende vele jaren gefungeerd heeft als ambtenaar aan de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam.
Het is voor de tweede maal, dat de naam Ganderheyden voorkomt in de annalen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, immers achter de Handelingen van 1851, b1z. 62, komt voor de levensschets van Mr Jan Frederik Mauritz Ganderheyden, in zijn leven advocaat te 's-Hertogenbosch.
Dit was een oudoom van den thans ontslapene en een broeder van diens grootvader Mr. Andreas Adriaan Ganderheyden, die op 27 Juli 1853 overleed als griffier van het Provinciaal Gerechtshof te Groningen. Een zoon van laatstgenoemde, Mr. Jasper Ganderheyden, was eerst burgemeester van Grootegast (1855-62), daarna van Winsum en Baflo (tot 1868) en werd ten slotte benoemd tot kantonrechter te Zuidhorn, waar hij op 5 Mei 1906 overleed. Deze was gehuwd met een dochter van Dr. theol. Gerhard Heinrich van Senden, een der bekendste kanselredenaars van zijn tijd, wiens biografie men vindt achter de Handelingen der Maatschappij van 1852, blz. 20.
Uit het huwelijk van genoemd echtpaar werd onze Andreas Adriaan op 17 Nov. 1859 ten huize van zijn grootouders te Groningen geboren. Zijn jeugd bracht hij door te Grootegast, Winsum en Zuidhorn, in welke laatste plaats hij lager en uitgebreid lager onderwijs genoot. Na reeds vroeg het ouderlijk huis verlaten te hebben, bezocht hij vervolgens te Groningen de Rijks Hoogere Burgerschool en liet zich daarna aldaar aan de Universiteit op 28 Jan. 1881 als student in de wis- en natuurkunde inschrijven. Eenige jaren volgde hij vooral de colleges in de scheikunde. Als student sloot hij in die jaren vriendschap met zijn tijdgenooten P.J. Troelstra, den lateren socialistischen leider, D. Bos, het latere Kamerlid en J.E. Heeres, den lateren hoogleeraar, met welke personen hij zijn leven lang relaties bleef onderhouden. Ook was hij in zijn studententijd ab-actis der redactie van den Groningschen studenten-almanak voor 1886, verder penningmeester (1885), later secretaris (1885/86) van het studentengezelschap ‘Dicendo discimus’. Het pleit voor zijn belangstelling in maatschappelijke kwesties, dat hij van 1884-87 fungeerde als secretaris
| |
| |
van de Groningsche afdeeling van den ‘Volksbond, vereeniging tegen drankmisbruik’. Inmiddels bleek meer en meer, dat zijn gezondheidstoestand (hij was asthmalijder) op den duur een beletsel zou zijn om de studie in de chemie tot een goed einde te brengen, vooral nadat een herhaald verblijf in Duitschland voor rust en herstel van gezondheid geen afdoende uitkomst bracht. Hierdoor was Ganderheyden gedwongen aan zijn leven een andere richting te geven. Onder leiding van Dr. van Haarst, toenmaals Bibliothecaris der Groningsche Universiteits-Bibliotheek, bekwaamde hij zich, eerst als volontair, daarna als assistent buiten bezwaar van 's Rijks schatkist, in het bibliotheekvak aan genoemde Bibliotheek, tot hij op 1 Dec. 1893 benoemd werd tot beambte en later tot assistent aan de Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam. Hij vervulde aldaar een functie aan het Uitleenbureau. In verband met zijn gezondheidstoestand verkreeg hij 1 Sept. 1903 eervol ontslag, maar werd hij gelijktijdig wederom als conservator voor halve dagen tijdelijk werkzaam gesteld aan genoemde Bibliotheek, waar hij zich tot het bereiken van den 65-jarigen leeftijd onledig hield met het schrijven der verwijzingen voor den tijdschriftencatalogus. Met ingang van 1 Jan. 1925 werd hij op verzoek eervol uit den Amsterdamschen gemeentedienst ontslagen. Bij verschillende ouderen onder de ambtenaren der Bibliotheek is de herinnering aan Ganderheyden nog onverflauwd gebleven.
Sinds zijn benoeming tot conservator woonde hij te Hilversum, waar hij op 20 Dec. 1935 overleed, na in Juli en Aug. van genoemd jaar te Utrecht een ernstige oogoperatie ondergaan te hebben.
Den 25sten Nov. 1897 was hij te Arnhem in het huwelijk getreden met Petronella Jacoba Elisabeth Bregettha La Bree, die hem overleefde. Zijn eenige zoon Mr. Jasper Ganderheyden woont thans nog te Hilversum.
Kenmerkend voor zijn persoonlijkheid was zijn blijvende belangstelling voor zijn geboortestreek, de provincie Groningen in het algemeen en de dorpen Grootegast, Winsum en Zuidhorn in het bijzonder. Typeerend in dit opzicht was zijn medeleven met de nabestaanden van de slachtoffers van den geruchtmakenden moord op de vier veldwachters aldaar, welk drama voor eenige jaren veel opzien in het geheele land verwekte. De studie van het Groningsch dialect, die hem zoozeer heeft beziggehouden, getuigt mede van deze belangstelling. Ook zijn verblijf in Duitschland, waar hij het Rijnland met bijzondere voorliefde bereisde, heeft blijvenden invloed op hem gehad; hier, zooals elders, had vooral het historische zijn belangstelling.
| |
| |
Groot was ook zijn voorliefde voor zijn nieuwe woonplaats Amsterdam, welke hij ook nà 1904, toen hij zich te Hilversum vestigde, steeds als zoodanig is blijven beschouwen.
Van zijn veelzijdige belangstelling getuigen, naast zijn talrijke artikelen, zijn lidmaatschappen van vele genootschappen op historisch en letterkundig gebied, zooals de Maatschappij van Nederlandsche letterkunde (sinds 1904), het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (sinds 1894), de Vereeniging Rembrandt (sinds 1894), het Genootschap Amstelodamum (sinds 1914), het Historisch Genootschap (sinds 1913) e.a. In 1898 werd hij benoemd tot Correspondent van het ‘Centraalbureau voor de kennis van de provincie Groningen en omgelegen streken’.
H.F. Wijnman.
| |
Lijst der geschriften
1882 | Aan hen, die gisteren avond de lezing van Mr. Goeman Borgesius bijwoonden:
Provinciale Groninger Courant 27 Febr. (Aansporing om lid te worden van de pas opgerichte afdeeling van den ‘Volksbond. Vereeniging tegen drankmisbruik’). |
1882 | Een menschenleven: Vrije arbeid. Geïll. studenten-tijdschrift, II (1882/83), blz. 21. |
1882 | Een nacht op den Drachenfels: Vrije arbeid, II (1882/83), blz 244 en 251. |
1883 | Nieuwe bijzonderheden uit het leven van Heinrich Heine: De Nederl. Spectator, blz 103. |
1883 | Moderne philosophie: Nederland II, blz 73. (De Soerabaya-Courant van 6 Juni 1883 maakte hiervan een hoofdartikel, zonder de herkomst te vermelden). |
1883 | Johann Jakob Wilhelm Heinse: De Nederl. Spectator, blz 197. |
1883 | Getrouw tot in den dood. Eene kerstvertelling naar 't Engelsch van Ouida (Louise de La Ramée): Nieuwe Groninger Courant, 9, 16, 23, 30 Dec. 1883, 6 Jan. 1884. |
1885 | Dichterlijk: Gron. Studenten-Almanak voor 1885, Mengelwerk, blz 27. |
1885 | Twee neven: alsvoren 1885, Mengelwerk, blz 33. |
1885 | Laatste wensch. Naar Julius Sturm: alsvoren 1885, Mengelwerk, blz 85. |
1885 | Scheiden. Naar Felix Dahn: alsvoren 1885, Mengelwerk, blz 93. |
1885 | Een dapper ridder. Naar een Fransch rondeau uit de 16e eeuw: Gentsche Studenten-Almanak 1885, Mengelwerk, blz 102. |
1886 | Korte geschiedenis van de Hoogeschool en het Studentencorps, 1 Oct. 1884-1 Oct. 1885: Gron. Studenten-Almanak 1886. |
1886 | Doornen zonder rozen. Naar Mirza-Schaffy: alsvoren 1886. Mengelwerk, blz 36. |
1886 | Het meer. Naar Mosen: alsvoren 1886. Mengelwerk, blz 39. |
1886 | Weduwentrouw. Naar Chamisso: alsvoren 1886. Mengelwerk, blz 51. |
1886 | Uw aangezicht, naar Löwe: alsvoren 1886. Mengelwerk, blz 59 |
1886 | Albumblad. Naar Feuchtersleben: alsvoren 1886. Mengelwerk, blz 69. |
1886 | Verstandig. Naar Mirza-Schaffy: alsvoren 1886. Mengelwerk, blz 73. |
1886 | Een nieuwe bundel studentenliederen: Vox studiosorum van 4 en 11 Maart 1886. |
1886 | De oorsprong der melodie van de Marseillaise: Alg. Ned. Studenten-Weekblad Minerva van 1 April 1886. |
| |
| |
1887 | Avond. Naar Lenau: Gentsche Studentenalmanak 1887. Mengelwerk, blz 148. |
1887 | Bibliotheek, nagelaten door Prof. Dr. H.R. Ranke. Niet-medisch gedeelte. Groningen [1887]. (Inventaris, opgemaakt op verzoek der familie, die dit gedeelte in zijn geheel te koop wilde aanbieden. Het medische gedeelte was aan de Bibliotheek der Groningsche Universiteit gelegateerd). |
1888 | Krankzinnigengestichten: Nieuwe Groninger Courant voor 29 April, Prov. Gron. Courant voor 30 April. |
1893 | De geschiedenis van een grafmonument: Prov. Gron. Courant voor 17 Juni. |
1894 | Tentoonstelling van oude schilderkunst te Utrecht: Nieuwe Gron. Courant voor 17 Sept. |
1895 | Amerikaansch idealisme: Prov. Gron. Courant voor 27 Febr. |
1897 | Ter gedachtenis (van H. Molema): Prov. Gron. Courant van 31 Maart. |
1897 | Groningana. Supplement op H. Molema's Woordenboek der Groningsche volkstaal. Winsum 1897. |
1898 | H. Molema: Groningsche volksalmanak voor 1898, blz 25. |
1898 | Levensbericht van H. Molema: Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde (1897/98), blz 332. |
1899 | Un assassin de treize ans: Archives d'anthropologie criminelle, XIV (1899), blz. 546. |
1901 | Nalezing ‘Groningana’: Bijdragen tot de kennis van de provincie Groningen, I (1901), blz 157. |
1904 | Un cas de récidive remarquable: Archives d'anthropologie criminelle, XIX (1904), blz 269. |
1908 | Onthouding (onder pseudoniem E.H.): De Hollandsche lelie, XXII (1908), no. 21, blz 331. |
1910 | Writserooms Gasterij. Onuitgegeven Groningsch gedicht van wijlen Ds. G. Bakker (met aanteekeningen): Driemaandelijksche bladen, uitgegeven door de Vereeniging tot onderzoek van taal en volksleven, vooral in het Oosten van Nederland, X (1910), no. 3, blz 67. |
1911 | Apollo en Daphne of de blauwe scheen. Onuitgegeven Groningsch gedicht van wijlen Ds. G. Bakker (met aanteekeningen): Driemaandelijksche bladen uitgegeven door de Vereeniging tot onderzoek van taal en volksleven, vooral in het Oosten van Nederland, XI (1911), blz 79. |
1911 | Alberti-Sichterman-Venema-Nauta-Muntinghe: Maandblad van het genaelogisch-heraldisch Genootschap ‘De Nederlandsche Leeuw’, XXIX (1911), no. 12, blz 391.
(De in dit artikel aangekondigde ‘Genealogische aanteekeningen betreffende het geslacht Muntinghe en andere Groningsche familiën’ zijn nimmer verschenen). |
1915 | Een brief van Rudolph de Mepsche: Groningsche volksalmanak voor het jaar 1915, blz 108. |
1915 | Middeleeuwsche raadgevingen: Vrije arbeid. Maandblad voor kunst, wetenschap en handel, I, no. 12 (Oct. 1915) blz 293; II, no. 3 (Jan. 1916), blz 380.
(Van de voorgenomen uitgave met prof. de Vreese van het in dit artikel besproken handschriftje is nimmer iets gekomen). |
1916 | Stille kracht: Eigen haard (1916), blz 851. (Naar aanleiding van: Het spook van Resau, 's-Gravenhage 1889). |
1917 | Register van persoonsnamen in het Gedenkboek Academia Groningana, 1614-1914 (Groningen 1917). |
1918 | Beschrijving van een uitstapje naar Gaasterland, in het jaar 1842, door een 16-jarigen Groningschen gymnasiast (met aanteekeningen): Vrije arbeid, IV, no. 6 (April), blz 132. |
| |
| |
1919 | Beschrijving van een reis naar Utrecht door een Groninger in het jaar 1774. I-V (met aanteekeningen): Vrije arbeid, V (1919), blz 188, 224, 273, VI (1920), blz 113, 145. (Niet voortgezet. In 1921 compleet te Groningen verschenen; niet in den handel). |
1919 | De benoeming van Dr. De Vreese: Het Nieuws van den dag, van 14 Aug., Ochtendblad, 1e blad, blz 4. |
1923 | Van een volkslied: Vrije arbeid, IX (1923), blz 167. |
1923 | Een vergeten boek. I, II: Vrije arbeid, IX (1923), b1z 188; X (1924), blz 9. |
1925 | Natuurrampen geen straf des hemels: Provinciale Groninger Courant van 2 Sept., 2e blad, blz 3. |
1926 | Een pseudoniem en een drukfout: Het Boek, XV (1926), blz 216. |
1926 | Oude herinneringen: I-VII: Democratie en vrije arbeid (Weekblad, voortzetting van het Maandblad Vrije arbeid), 3 April 1926-21 Dec. 1929. |
1926 | Aphorismen: Democratie en vrije arbeid, 9 Oct. |
1927 | English as she is spoke: Democratie en vrije arbeid, 6 Aug. |
1928 | Bijdrage huldiging prof. Heeres: Democratie en vrije arbeid, 2 Juni. |
1928 | Taalgevoel (onder pseudoniem E.H.): Democratie en vrije arbeid, 27 Oct. |
1935 | Multatuli: Nieuwe Rotterdamsche Courant, Ochtendblad van Zondag 12 Juni. |
|
|