| |
| |
| |
Levensberichten
| |
| |
| |
Durk van Blom
(Leeuwarden 19 December 1877-Leiden 29 November 1938)
Durk van Blom
Naast de talrijke levensberichten en herinneringen, die aan Durk van Blom gewijd zijn en die de harmonische eenheid van zijn persoon zoo goed als de veelzijdigheid van zijn werkzaamheden helder belichten, moge dit bericht in hoofdzaak volstaan met een korte beschouwing van de beteekenis, die de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde voor hem en hij voor haar heeft gehad, en slechts een zekere volledigheid nastreven in de opsomming van zijn talrijke geschriften.
Een dergelijke beperking behoeft niet te schaden. Weliswaar heeft Meyers er in zijn aan Van Blom gewijd levensbericht in het Jaarboek van de Koninklijke Akademie op gewezen, en terecht, dat men hem uit zijn geschriften alleen niet kon leeren kennen, maar dat neemt niet weg, dat Van Blom zelf blijk heeft gegeven van zijn overtuiging, dat in zijn publicaties een belangrijk deel van zijn geestelijk wezen tot uitdrukking was gebracht; hij heeft nauwgezet en volledig alles wat hij publiceerde gebundeld en geregistreerd en zijn kinderen daarvan op de hoogte gehouden.
En wat onze Maatschappij betreft, daar had hij klaarblijkelijk zijn hart aan verpand. Liefde op het eerste gezicht is dat niet geweest. Op de jaarvergadering van 1910 werd Van Blom tot lid gekozen; hij was toen sinds een jaar of drie hoogleeraar in het staats-, administratief- en handelsrecht te Delft en twee en dertig jaar oud. Maar het duurt tot 1922 eer zijn naam onder de aanwezigen ter jaarvergadering wordt vermeld en men kan veilig aannemen, dat hij in die twaalf jaren op geen bijeenkomst van de Maatschappij is verschenen. Zelfs zijn verhuizing naar Leiden, in 1915, bracht daarin geen verandering. Waarschijnlijk was hij van meening, dat hij in het milieu van ‘Letterkunde’ niet paste. Later, als hij, in 1928, tot voorzitter van de ‘Leidsche Maatschappij’ gekozen, de jaarvergadering toespreektGa naar voetnoot1, verdeelt hij haar leden in vier groepen. Drie ervan zijn normaal: de taal- en letterkundigen, de geschied- en oudheidkundigen en de beoefenaren der schoone letteren; zij behooren er thuis. De vierde groep echter ontleent haar bestaansrecht enkel aan haar sterke belangstelling in het streven der vereeniging, het zijn de ‘zelfkan- | |
| |
ters’ en Van Blom rangschikt zichzelf bij deze categorie. Terecht? Het wil mij toeschijnen, dat hier overmatige bescheidenheid oordeelt. Zeker, in bepaalde opzichten moet hij zich altijd buitenstaander zijn blijven voelen. Reeds bij eerste kennismaking werd hij ongetwijfeld bekoord door de sfeer van de maandvergaderingen; hij zelf roemt hun trek van knusheid en geen ander paste zoo wel in den geest en de gebruiken, die daar heerschen. Wie kon zich met hem meten in het rooken van de lange pijp? Echter hij zat hier als genietend toehoorder; hij nam deel aan de gedachtenwisseling - altijd met de hem eigen hoofsche redelijkheid - maar hij trad niet op als spreker, nimmer heeft hij in een maandvergadering een voordracht gehouden. Inderdaad was hij in deze bijeenkomsten de belangstellende leek.
Doch zijn betrekking tot de Maatschappij is niet tot de maand- en jaarvergaderingen beperkt gebleven (de jaarvergaderingen, die hij zelf aanduidt als de festijnen op den tweeden Woensdag van Zomermaand). Al in 1924, reeds na twee jaren actief lidmaatschap dus, wordt hij opgenomen in de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde. En hier is hij eerst recht en volkomen in zijn element. Professor Knappert, wien ik iets over de tijdstippen van Van Blom's intrede in de werkzaamheden van de Maatschappij mededeelde, kon zijn ooren niet gelooven. In zijn herinnering had Van Blom altijd deel van deze huiselijke bijeenkomsten uitgemaakt, was hij er als mee samengegroeid.
Talrijk en van rijke veelsoortigheid zijn dan ook de onderwerpen, die hij in de vergaderingen van de Commissie ter sprake heeft gebracht. Natuurlijk vertelde hij er in de eerste plaats over zijn geliefde Waddeneilanden. Alles daar, op die kleine, geïsoleerde woonplekken, had zijn aandacht: het grondbezit, de kerkrekeningen en archieven, de gebouwen en hun inventaris, de politieke en staatsrechtelijke bijzonderheden, de konijnenplaag, de vogels, de daar geboren en getogen menschengeslachten, de kroniekschrijvers, de folklore en costumen, de monumenten en wat verder niet al. Maar ook zijn, al of niet ambtelijke, werkzaamheden, van welken aard die ook mochten zijn, bleken onder zijn handen nog wel eens iets op te leveren aan zijn immer waakzamen zin voor geschiedvorsching. Zoo het administrateurschap van de Weduwen Sociëteit van Leidsche Professoren, een dorre taak van beheer en boekhouding, waar hij echter het levende water uit wist te voorschijn te tooveren in den vorm van wetenswaardigheden over het leen Torenveld (een perceel van genoemde Sociëteit) en over het graf van Wyttenbach (een van haar wel- | |
| |
doeners). Zoo zijn lidmaatschap van de Zuiderzeecommissie. Men beweert niet te veel met te zeggen, dat hij alles om zich heen met de belangstelling van den historicus beschouwde. Op de bijeenkomsten van de Commissie houdt hij verhandelingen - ik noem slechts enkele onderwerpen ter kenschetsing - over ringen aan stadhuizen en andere publieke gebouwen, over het recht van ligplaats te Londen voor Friesche palingschuiten, over zadeldaktorens in de Noordelijke provinciën, over de Van de Velde in de Lakenhal. Allemaal uitingen van interesse voor historische details, die den geboren geschiedvorscher kenmerken.
Van Blom's geheele wetenschappelijke werkzaamheid is eigenlijk door dien hartstocht voor feiten, dien eerbied voor de werkelijkheid bepaald. De grauwe levenlooze theorie, de kleurige holle frase hebben hem nooit geïmponeerd of belang ingeboezemd maar tot kritiek en bestrijding gelokt. Hij schoof zwijgend het loof en de bloesems opzij om door te dringen tot den stam en daarvan de deugdelijkheid te onderzoeken. Eer dan te vreezen, dat men door de boomen het bosch niet zien zou, maakte hij zich bezorgd, dat veel wijsheid, over het bosch verkondigd, de kennis van de boomen ten eenenmale ontbeerde.
Nog twee eigenschappen zou ik met dien historischen kentrek van zijn geest in verband willen brengen: zijn bedachtzaamheid en zijn geduld. Zijn bedachtzaamheid. Wie heeft Van Blom ooit gehaast gezien? Uiterlijk was hij de verpersoonlijkte kalmte, iemand van voorbeeldige zelfbeheersching. Maar zooals hij het gebeuren buiten zich als een aaneensluitende en samenhangende reeks van feiten scherp onderscheidend waarnam en interpreteerde, als een voortgang ononderbroken doch in voortdurende gebondenheid aan het verleden, zoo eischte hij ook in den opbouw van elk wetenschappelijk betoog onderlingen samenhang in al zijn deelen, redelijke eenheid van het geheel, erkenning van den in de werkelijkheid van het verleden liggenden grondslag; de voeten moesten in den grond geplant zijn. Hij was een vijand van utopieën, van wilde, vrij dartelende ideeën, van theorieën zonder reëele historische basis.
Maar ook zijn geduld vindt in dienzelfden trek van zijn wezen zijn verklaring. Hij kon den tijd meten in zijn historische begrenzing, hij kon afstand nemen van de dingen, ze zien in de beperktheid van hun afmetingen en daardoor kon hij de voltrekking van de gebeurtenissen afwachten. Ik meldde reeds, dat het twaalf jaren duurde eer hij er toe overging zich als lid van de Maatschappij van Letterkunde te doen gelden. Nu kan men aanvoeren, dat in dit geval onbekend onbemind maakte en het
| |
| |
geduld in het wachten niet groot behoefde te zijn. Er zijn echter sprekender voorbeelden. Want wat kan men duidelijker taal verlangen van geduld en zelfbeheersching dan dat twee jonge menschen, die den weg naar elkanders hart gevonden hebben, besluiten alle contact op te schorten tot voor hem de proeftijd van de studie ‘in Holland’ volbracht is en dat besluit getrouwelijk en volkomen gestand doen, totdat, na vier jaren, de gewezen student, nu opgeklommen tot ‘Mr.’ en ‘hoofdredacteur van het Vaderland’, den tijd gekomen acht de kluisters van zijn hart te verbreken?
Wil men nog een voorbeeld, uit rijperen leeftijd? Een goed vriend van Van Blom vangt in het Nieuwsblad van Friesland een persoonlijke herinnering aan den overledene aan met de woorden: ‘Meer dan twee derde deel van zijn leven heeft Durk van Blom in Holland doorgebracht en toch is hij steeds een echte Fries en Leeuwarder gebleven’. ‘Een echte Fries en Leeuwarder’? Veel meer dan dat! Voor Van Blom moeten die veertig jaren altijd iets hebben gehad van ballingschap. Zoo innig bleef hij aan zijn geboortestad en -land gehecht, dat hij zich geregeld allerlei Friesche bladen liet toezenden en daaruit de plaatjes bewaarde. In zijn collectie platen nam Friesland een groote plaats in en aan zijn geliefde Leeuwarden was daarbij weer een afzonderlijk album gewijd. Maar ook in dit geval was zijn geduld in staat die ballingschap te dragen in afwachting van het tijdstip, dat zijn maatschappelijke taak zou zijn volbracht. Wel speelden zijn gedachten en plannen gaarne met de mogelijkheid van een terugkeer daarna naar zijn geliefde geboortestad, als ambteloos burger, bevrijd van honderd-en-een sociale plichten en met volop tijd voor studie en onderzoek. Helaas heeft het noodlot niet gewild, dat ditmaal het geduld zijn belooning vond. Van Blom is in Holland, als Leidenaar en in het harnas gestorven.
Zijn liefde voor de Leidsche Maatschappij is hem tot het eind toe bijgebleven. De Maatschappij zal in hem een van haar trouwste leden blijven waardeeren. En van haar kant mag zij op haar credit schrijven, dat zij er toe heeft bijgedragen den historicus Van Blom aan zichzelf te ontdekken en dat zij hem vele uren heeft verschaft, die hij mee tot de rijkste van zijn leven zal hebben gerekend.
J.H. Boeke.
| |
| |
| |
I. Lijst der geschriften
1895 | (ps. Floris) Cicero: Carmen Ciceronicum; Het weeuwtje van Stavoren; Die Feste. |
1896 | (ps. Floris) Nunt. Gymn.: Flavia; Eroos en de bij; Hymnus. |
1896 | Leidsch Dagblad, 19 en 23 December: Ingezonden Stuk met antwoord van W.F. Kaiser. |
1897 | De Natuur, 15 Juli: Het nut der vogels, vertaling en uittreksel. |
1898 | Minerva, 10 November: De Groningsche kwestie. |
1899 | Minerva, 26 Jan., 10 Febr., 2 en 17 Maart, 27 Apr., 12 Mei, 19 Oct.: Prinzipienreiterei; Over corpstoestanden; Incredibilia; Bona fides in het L.S.C.; Centraal bureau voor sociale adviezen; Sociaal dilettantisme; Beschuldiging en bewijs. |
1899 | Saphir, 9 Apr.: Sappho saphiro suo salutem. |
1899 | Almanak L.S.C.: Een eerste Meidag. |
1900 | Minerva, 25 Jan., 5 Apr., 22 Nov.: Het zevende gebod; Gelijkheid en vooruitgang; Praktijk en wetenschap. |
1901 | Alg. Handelsblad, 24 Mei en 2 Juni: Klaarheid in handelspolemiek en handelspolitiek. |
1901 | tot 1907 Vaderland: Kameroverzichten en artikelen. |
1901 | Vrij Ruilverkeer, No. 14: De praktijk van het protectionisme. |
1903 | Economist, 1 en 111: Sociaaldemocratie en handelspolitiek; Marxcritiek. |
1904 | De Prins, 24 Sept.: Prof. mr. W. van der Vlugt. |
1905 | Economist: In zake Marx (in samenwerking met R. Kuyper). |
1907 | Inaugureele oratie Technische Hoogeschool, Delft: Het recht der gemeenschap. |
1908 | Tijdspiegel, 197: De Eerste Kamer. |
1908 | Vaderland, 13 November: Advies uitgebr. op verzoek van de ver. voor vervroegde winkelsluiting te 's-Grav. |
1909 | Sociaal Weekblad, 17 Juli: Kan's Kritik der reinen Vernunft. |
1909 | Tijdschrift Armenzorg, 16 October: Werkloosheid. |
1909 | Tijdspiegel, 105: Van wetenschap tot utopie. |
1909 | Revue Ec. Internationale, III 113: La main-d'oeuvre dans la colonie de Surinam; zie ook Kol. Weekblad 21 en 28 Oct. en De West, 12 Nov. |
1909 | Vaderland, 10 April: Verantwoordelijkheid en vrijheid. |
1909 | De Gids, IV 264: De economist Christiaan Cornelissen. Zie ook: De Gids, 1928, II 135; ibid. 1931, IV 146. |
1910 | Het Volk, 18 Maart: De onontkoombaarheid; zie ook Tijdspiegel 1909, 105. |
1910 | Vrij Ruilverkeer No. 66 en No. 77: De Engelsche verkiezingen; Rapport aan het Internationaal Vrijhandelscongres. |
1910 | Vaderland, Apr. en Mei: Groentijd. |
1910 | Mannen en vrouwen van Bet., Aug.: Mr. N.G. Pierson; Zie ook Biografisch Woordenboek. |
1910 | De Gids, I 278: Roomsche sociologie; III 235: Protestantsche sociologie. |
1911 | Economist, I 441: Quousque tandem (mijnrecht). |
1911 | De Gids, III 80: Het roer om (tariefontwerp Kolkman). |
1911 | Gegevens betr. het St. Joris Gasthuis te Delft. |
1911 | Mij. Ned. Letterk.: Levensbericht van T.G. van der Kulk; zie ook Tijdspiegel, Oct. |
1911 | Economist, 890: Drie kwart minder (mijnrecht). |
1912 | Vrij Ruilverkeer, 126, 127, 128: Verbruik en volkswelvaart. |
1912 | Economist, 441: Staatsmijnen en particulieren. |
1912 | Diz. di legislazione sociale, 90: Lavoro delle donne e dei fanciulli (arbeidswet 1911). |
1912 | Vrij Ruilverkeer, 156: Op avontuur. |
| |
| |
1912 | Schriften des Ver. f. Sozialpol., 147 II: Niederländisch West-Indien. |
1912 | Diz, di legislazione sociale, 277: Contratto collettivo di lavoro. |
1913 | Economist, 1: Een leerboek der protectie. |
1913 | Tijdschr. Ec. Geogr., Jan. en Maart: Hernieuwd aanzoek om een Duitsch-Ned. tolverbond. |
1913 | Weekbl. v.h. Recht 9447: Vonnis over art. 15 Militiewet (als plaatsverv. kan. tonrechter te Delft). |
1913 | De Wereld, 9 Mei: Het protectionisme is verwerpelijk. |
1913 | De Gids, II 537: De pisangs van de West. |
1913 | Vrij Ruilverkeer, 190: De tariefwet en het kanonieke recht; 191: Een gelukkig land. |
1913 | Diz di legislazione sociale, 298: Steenhouwerswet. |
1913 | Weekbl. v.h. Notariaat, 26 Dec. en andere bladen: Overblijfselen van gemeenschappelijk grondbezit. Een verzoek om inlichtingen. |
1914 | Economist, 288: Een belangrijke proef; zie ook ibid. 1917, 366: De collectieve arbeidsovereenkomst in het drukkersbedrijf; ibid. 1919, 639: Collectieve bedrijfsorganisatie; Ec. Stat. Ber. 1920, 157: Pax Romana? |
1914 | Jaarb. Geol. Mijnb. Gen., 66: Overz. der mijnwetg. i.d. Ned. kol. West-Indië. |
1914 | De Gids, III 192: L.W.J.K. Thomson †. |
1914 | De Gids, III 482: Een les van veertig jaar. |
1914 | Economist, 669: Bruto of netto?; zie ook ibid. 1917, 529: Uitvoerrechten voor Indië? |
1914 | Encycl. v. Ned. West-Indië, 286: Europeesche kolonisatie in Suriname. |
1914 | De Gids, IV 560: Oorlogseconomie; zie ook ibid., 1915, I 175, II 514. |
1915 | De Gids, I 276: Tien December. |
1915 | Verslag Ambachtsschool, 13: Rede opening ambachtsschool te Delft. |
1915 | Economist, 491: Prijsverschillen tusschen 1914 en 1915. |
1915 | Bijl. Hand. Gemeenteraad Delft, 12 Oct.: Verslag Slachthuiscommissie. |
1915 | Economist, 847: Boerenerfrecht (met name in Gelderland en Utrecht). |
1916 | De Amsterdammer (Groene), 2 Jan.: Dr. J. Sasse Azn. †. |
1916 | De Gids, I 181: Ondergrondsch Indië. |
1916 | Encycl. v. Ned. West-Indië, 470: Mijnwetgeving. |
1916 | Inaugureele oratie Leiden: De economie als juristenvak. |
1916 | Greven-boek, 14: Bijdr. tot de betrekkel. verschillen in voortbrengingsmoeite. |
1916 | Ingenieur, 38 732: De staatswetenschappen als ingenieursvak. |
1916 | De Gids, IV 150: Memoranda. |
1917 | De Gids, II 124: Van zee tot meer en land. |
1917 | Ec. Stat. Ber., 305: Het zout-wetje. |
1917 | Corresp. blad Broed. Notar., Juli: Praeadvies betr. Ned. Mijnrecht; ibid. Oct.: Rede ter verdediging. |
1918 | Ec. Stat. Ber., 109: Het bruinkoolwetje. |
1918 | Harmen Sytstra boek: It riedling fen it Amelân. |
1918 | Economist, 181: Naar aanl. van het scheuren van grasland. |
1918 | Ver. Dir. Electr. Bedr., 11 Dec.: Electriciteitsvoorziening-beschouwingen. |
1918 | De Gids, IV 459: De revolutionaire massa-actie. |
1918 | Jaarb. Mijnb. Ver. 1919/1920: Uit den ontwikkelingsgang van het mijnrecht. |
1919 | Ned. Administr. Recht, 323 en 325: Mijnwezen, Armwezen, Soc. voorzorg. |
1919 | Ver. voor Staathhk. en Stat.: Praeadvies over het woningvraagstuk. |
1919 | Het Boek der Koningin: De nieuwe maatschappij. |
1919 | It Heitelân, 254: De Eamelsmannen fen Skylge; 318: Eamelsman of Indersman? |
| |
| |
1920 | ibid., 50; Eamelsman = Asega? |
1920 | Tijdschr. v. Rechtsgesch., 234: Een asega in de twintigste eeuw? |
1920 | West-Indische Gids, 345: Kolonisatie met Ned. boeren in Suriname. Zie ook De Standaard 27 Maart. |
1920 | Adres der Leidsche Huurcommissie aan de Tweede Kamer. |
1920 | De Gids, II 97: Socialistische crisis. |
1920 | Ec. Stat. Ber., 389: Landaanwinning. |
1920 | Economist, 344: Huurbijslagen en huurverhoogingen. |
1920 | Economist, 528: Kantteekeningen bij het socialisatierapport. |
1921 | It Heitelân, 561: Ta oantins aon Prof. S.J. Fockema Andreae. |
1921 | West-Indische Gids, 257: Nederlandsche boerenkolonisatie in Suriname. |
1921 | Ec. Stat. Ber., 926: De publiekrechtel. bedrijfsorganis. in de Ver. v. Staath. en Stat. |
1921 | Almanak Leidsch Stud. Corps, 183: In memoriam prof. mr. S.J. Fockema Andreae. |
1922 | Economist, 435: Socialisatie. |
1922 | Jaarboek 1922/'23 Jur. Fac. Leidsche Studenten: Het nieuwe statuut en de econonomie. |
1922 | Ec. Stat. Ber., 899: Het bevolkingsvraagstuk voor Ned. in ‘Staathhk. en Statist.’. |
1923 | Vrij Ruilverkeer, No. 235: Vrijhandel, ook thans! |
1923 | Vrij Ruilverkeer, No. 238: Holland op den tweesprong. |
1923 | Economist, 426: Adam Smith, de wegbereider. |
1923 | De Gids, III 429: Zuiderzeenieuws. |
1923 | Ec. Stat. Ber., 778: Opsporing van delfstoffen. Zie ook ibid. 1924, 127. |
1923 | Ec. Stat. Ber., 977: De jaarvergadering van ‘Staathhk. en Stat.’. Zie ook 1000 en 1061. |
1923 | Rapport der Comm. v. medezeggenschap v.d. Ned. Journalistenkring: Rede bij aanvaarding voorzitterschap. |
1923 | Ingenieur, 991: De economische zijde van het Zuiderzee-vraagstuk. |
1924 | De Gids, I 179: De gave gulden. |
1924 | De Gids, I 308: Een malligheid van zeventien jaar. |
1924 | Het Gemeenebest, Febr.: Bezuiniging. |
1924 | De Gids, I 414: Socialistische zorgen. |
1924 | De Gids, II 138: De ambtenaren en de bezuiniging. |
1924 | Ver. voor Staathhk. en Stat., Verslag verg.: De opleiding i.d. economie a.d. Univ. |
1924 | Economist, 401: Rome en rente; zie ook ibid., 1925, 253. |
1924 | De Gids, III 287: De socialisatie-commissie en het enquêterecht; Zie ook ibid, 448. |
1924 | Ec. Stat. Ber., 1000, 1022: Belastinggrondslagen en kapitaalvorming in ‘Staath. en Stat.’. |
1924 | Almanak L.S.C. 1925: Prof. mr. dr. J. Oppenheim. |
1924 | Sljucht en Rjucht, 610: It kastiel op 't Amelân. |
1925 | Ec. Stat. Ber., 230: Mijnconcessies bij de wet. |
1925 | Ec. Stat. Ber., 378: De gouden standaard 31 Juli 1914-29 April 1925. |
1925 | Gedenkboek R. Schuiling, 43: Dorpscommunisme uit geslachtenbezit? |
1925 | Ec. Stat. Ber., 562: Een Duitsche attentie voor Amsterdam. |
1925 | De Gids, III 132: De Haarlemmermeer. |
1925 | Virtus Conc. Fides, 12 Nov.: De studie ‘Staatswetenschap’. |
1926 | De Gids, I 31: Het internationale vraagstuk III. |
1926 | Ec. Stat. Ber., 124: Winst uit gemeentebedrijven. |
1926 | De Gids, II 129: Inzake overheidsbemoeiing. |
1926 | De Gids, III 441: Overvraagd. |
| |
| |
1927 | De Gids, I 187: De jongste faze onzer handelspolitiek. |
1927 | Bedrijfseconoom, 112: Felicitatie-woord. |
1928 | De Gids, II 81: Van Marx tot De Man; zie ook ibid. 1931, IV 144. |
1928 | Handelingen der Mij. Ned. Letterk., 9: toespraak als voorzitter over agrarische romans. |
1928 | Wet. Meded. Inst. Doctr. Handelswetensch., 104: Sociale politiek. |
1928 | Jaarb. Mijnb. Ver. 1926-1928, 83: Verleden en heden van het begrip ‘Royalty’. |
1929 | De Gids, II 373: Rijk en gemeenten. |
1929 | Ec. Stat. Ber., 536: Eenige opmerkingen over woekerbestrijding. |
1929 | De Gids, III 366: De Amelandsche troebelen onder Marijke-Moai. |
1929 | Economist, 814: Drie eeuwen agrarisch Rusland. |
1930 | Leidsch jaarboekje 1929/30, 60: De Van de Velde in de Lakenhal. |
1930 | De Gids, IV 277: De pachtwet. |
1931 | Vrije Fries, 53: De onzijdigheidsverklaringen van Ameland. |
1931 | De Gids, I 321: ‘Wetenschappelijke onderscheiding’. |
1931 | Econ. Opst. aangeb. a. prof. dr. C.A. Verrijn Stuart: Uit de leer der belastingdelging. |
1931 | Ec. Stat. Ber., 693: Uitgifte van Zuiderzeegronden; zie ook ibid, 908. |
1931 | De Gids, IV 397: De Zuiderzee-werken; zie ook ibid. 1932, I 153 en Handelsblad 8 Febr. '32, Avbl. I. |
1932 | De Gids, I 309: Het Zuiderzee-debat. |
1932 | Festschrift für Carl Grünberg, 63: Über das Band zwischen historischem Materialismus u. Klassenkampflehre. |
1932 | De Gids, II 256: ‘Pro en Contra’. |
1932 | De Gids, II 257: Levend of dood, een orang pendek! |
1932 | De Gids, II 258: De eerste treuzelvrucht. |
1932 | De Gids, III 154: Het rapport-Welter c.s. |
1932 | Ned. Bestuursrecht, 699: Mijnwezen. |
1933 | De Gids, II 117: De Jodenvervolging. |
1933 | De Gids, III 119: IJselmeer-vraagstukken. |
1933 | Leidsch Univ. Blad, 22 Sept.: Universiteit en vakschool. |
1934 | De Gids, I 3: Oera Linda rediviva. |
1934 | Economist, 1: Mr. Hendrik Barend Greven †, zie ook Levensbericht Ned. Mij. v Lett. '34, Jrb Univ. Leiden en Almanak L.S.C. '35. |
1934 | De Gids, I 123: De burgerwachten. |
1934 | Dies-oratie: Economie en samenleving. |
1934 | De Gids, I 270: Moderne spoken. |
1934 | De Gids, III 1: Op zijn elf-en-eenendertigst? |
1934 | Encyclopaedia of the Social Sciences: Pieter Jelles Troelstra. |
1934 | Jaarb. Univ. Leiden, 84: Overdrachtsoratie. |
1934 | De Gids, IV 113: De nieuwe spelling. |
1934 | De Gids, IV 116: Papier of specie. |
1934 | Leidsch Univ. Blad, 16 Nov.: Zij die nog doctor moeten worden. |
1935 | De Gids, I 130: Saar-indruk. |
1935 | De Gids, II 4: Urkerpolder 1936. |
1935 | Economist, 293: Bibliografische opmerking over Zuiderzeegronden in erfpacht. |
1935 | De Gids, III 127: Donker uitzicht. |
1935 | De Gids, III 281: Niet opgeloste crisis. |
1936 | De Gids, II 270: Defensie en staatsrecht. |
1936 | De Gids, II 271: Plaatselijke protectie. |
| |
| |
1936 | De Gids, III 370: Bestemd voor uitvoer. |
1937 | Almanak U.S.L.B.: Prof. mr. H. Krabbe †. |
1937 | De Gids, I 257: Arische paedagogie. |
1937 | De Gids, III 1: Monarchie en socialisme. |
1937 | Tijdschr. Ec. Geogr., 254: De jongste literatuur over Ameland. |
1938 | Jaarb. Kon. Ac. v. Wet. 1937/38, 201: Levensbericht van Gerard Vissering |
1938 | De Gids, II 121: E-wee. |
1938 | De Gids, III 107: De vlieghaven Leiderdorp. |
1938 | De Gids, III 213: De Fryske Akademy. |
| |
II. Boekbesprekingen
Algemeene Economie.
1904 | Rechtsg. Mag. 527: T. de Vries, Revolutie en evolutie in de Staathuishoudkunde. |
1905 | Rechtsg. Mag. 351: T. de Vries, Beginselen der Staathuishoudkunde. |
1910 | Economist, 916; ibid. 1911, 573, 1027; 1912, 488; 1913, 332, 577: C.A. Verrijn Stuart, Verspreide economische geschriften van Mr. N.G. Pierson. |
1911 | De Gids, II 186, Vaderland 8 Mrt.: Van Suchtelen, De waarde als psychisch verschijnsel. |
1912 | De Gids, I 198: Herckenrath, De economische voorwaarden van het maatschappelijk leven. |
1914 | De Gids, III 398: Heringa, Economische beschouwingen over telegrafie en telefonie. |
1914 | De Gids, IV 591: Frijda, De theorie van het geld en het nederlandsche geldwezen. |
1915 | Economist, 354: Brailsford, De oorlog van staal en goud... |
1915 | De Gids, III 386: Verslag der Staatscommissie inzake de voorziening van electrische kracht. |
1917 | De Gids, I 195: Eisfeld, Das niederländische Bankwesen. |
1917 | De Gids, IV 193: Vissering, Het vraagstuk van de geldruimte in Nederland. |
1918 | Rechtsg. Mag. 115: C.A. Verrijn Stuart, De toekomst van het goud. |
1919 | Rechtsg. Mag. 195: F. de Vries, De ontwikkeling der theoretische economie. |
1920 | De Gids, I 182: Harthoorn, Staatscredietorganisatie. |
1920 | Het Museum, 87: Page, Commerce and Industry. |
1920 | De Gids, III 512: De Vooys, Duurte en duurtebestrijding. |
1921 | De Gids, II 521: C.A. Verrijn Stuart, De grondslagen der volkshuishouding. |
1921 | De Gids, III 153: Bölger, Productie en maatschappelijk leven... |
1921 | De Gids, III 322: Van Ginneken en Roels, Zielkundige verwikkelingen. |
1921 | Ec. Stat. Ber. 1088: Nederbragt, Proeve eener theorie der economie naar christelijke belijdenis. |
1922 | De Gids, I 149: Van Malsen, Frédéric Bastiat en zijn Nederlandsche beoordeelaars. |
1922 | De Gids, II 343: N.J. Polak, Eenige grondslagen voor de financiering der onderneming. |
1922 | De Gids, III 157: Smid, Landbouw en Democratie. |
1922 | Economist, 563: W.C. Mees, Overproductie en overkapitalisatie. |
1923 | De Gids, I 521: M.W.F. Treub, Ondernemersraad voor Ned. Indië. |
1924 | Tijdschr. Ec. Geogr. 149: Monod de Froideville, De oeconomische beteekenis der luchtvaart in het moderne snelverkeer. |
1924 | Tijdschr. Ec. Geogr. 152: Het betalingsvermogen van Duitschland. |
1925 | Ec. Stat. Ber. 263: Singer, Staat und Wirtschaft seit dem Waffenstilstand. |
1925 | Ec. Stat. Ber. 410; 1937 Economist, 676; Koenen-Bordewijk, Landhuishoudkunde. |
| |
| |
1926 | Ec. Stat. Ber. 525: Bordewijk, Welvaart, duurte en economisch herstel. |
1927 | De Gids, I 299: Schaff, La question agraire en Russie... |
1927 | Economist, 632: Sobral, Principios de económica (Mexico)... |
1928 | De Gids, I 433: V.d. Tempel, Macht en economische wet. |
1928 | De Gids, II 136: Van Genechten, De ontwikkeling der waardeleer sinds 1870. |
1929 | De Gids, I 450: Irving Fisher, Muntillusie... |
1929 | Rechtsg. Mag. 113: Van Genechten, De wet der verminderende meeropbrengsten. |
1930 | De Gids, I 299: Gestions des entreprises publiques et privées aux Pays-Bas... |
1931 | Economist, 676: Bordewijk, De theorie der belastingen... |
1931 | De Gids, IV 147: Verwey, Hoe moet de algemeene welvaart komen? |
1931 | De Gids, IV 149: Het afbetalingsstelsel... |
1932 | De Gids, III 413: Bordewijk, Les finances aux Pays-Bas à la fin de la guerre (1918-1922). |
1932 | De Gids, III 413, ibid. 1935, 119: Bordewijk, Theor. hist. inleiding en Grondbeginselen economie. |
1932 | De Gids, III 415: F. Schaepman, Bijdragen tot verfrissching van de volkshuishouding. |
1932 | De Gids, III 415: Gunning, Goud, een sprookje voor volwassenen. |
1932 | De Gids, III 419: Verslag Commissie Goederentarieven Ned. Spoorwegen. |
1933 | Economist, 173: Verslag Commissie wettelijke regeling afbetalingsovereenkomst. |
1933 | Naaml. Vennootsch. Mei: Smeets, Inkomen en vermogen en hun beteekenis voor de welvaart. |
1933 | De Gids, IV 130: Muller, Constructieve welvaartspolitiek. mie in verleden en heden. |
1937 | De Gids, IV 129: Wolterbeek, Nationale economie. |
1937 | De Gids, IV 130: Muller, Constructieve welvaartspolitiek. |
1938 | De Gids, II 119: F. Schaepman; Rationalisatie of ordening? |
1938 | De Gids, II 242: Valk, De beheersching der wereldeconomie... |
| |
Economische geschiedenis.
1915 | De Gids, I 434: Van Dillen, Het economisch karakter der middeleeuwsche stad. |
1915 | De Gids, III 560: Nieuwe uitgave van Bontekoe's Journael... |
1917 | De Gids, I 391: Eberstadt, Der Ursprung des Zunftwesens. |
1917 | De Gids, IV 194: M.G. de Boer, Van waagdragersveem tot modern grootbedrijf. |
1918 | De Gids, III 347 en Weltwirtsch. Archiv, Oct. 234: Rotterdams welvaren. |
1918 | De Gids, III 348: Memorieboek van Pakhuismeesteren van de thee... |
1919 | Ec. Stat. Ber. 37: Van Manen, Bedrijfsleven en de strijd tegen de armoede in Nederland. |
1926 | De Gids, II 306: I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de 19de eeuw. |
1927 | De Gids, I 150: V.d. Velde, Het vijftigjarig bestaan van het Noordzee-Kanaal. |
1927 | Tijdsch. v. Rechtsgesch. T. VIII, 110: Sée, Les origines du capitalisme moderne. |
1928 | De Gids, II 138: Westendorp Boerma, Joh. van den Bosch als sociaal hervormer. |
1928 | De Gids, II 421: Gonggrijp, Schets eener economische geschiedenis van Ned. Indië. |
1928 | De Gids, III 425: Hasebroek, Staat und Handel im alten Griechenland. |
1928 | Ec. Stat. Ber. 776: Wisselink, De vestigingsfactoren der katoenindustrie in de Ver. Staten van N. Amerika. |
1930 | De Gids, I 298; ibid. 1935, IV, 358: Van Dillen, Bronnen tot de geschiedenis van bedrijfsleven en gildewezen van Amsterdam. |
| |
| |
| |
Ethnografie en Sociografie.
1914 | De Gids, III 401: De voorziening der bevolking van Amsterdam met versche levensmiddelen. |
1916 | De Gids, IV 384: Uilkema, Het friesche boerenhuis. |
1916 | De Gids, IV 557: Schrijnen, Nederlandsche Volkskunde. |
1918 | De Gids, I 581: Cohen, Ons mooi en nijver Nederland. |
1918 | Zwolle, Tijl: voorbericht bij De Graaf, Uit het archief der Marken van Holten. |
1920 | De Gids, III 509: V.d. Kl. Meyburg. De economische ontwikkeling van een Zuid-Hollandsch dorp. |
1920 | De Gids, III 510: Serton, Rotterdam als haven voor massale goederen. |
1920 | Int. Arch. f. Ethn. B. 25, 77: Koppers, Die ethnologische Wirtschaftsforschung. |
1922 | Economist, 565: Levy, Die englische Wirtschaft. |
1925 | Ec. Stat. Ber. 392: Nemry, Les Pays-Bas après la guerre. |
1925 | Economist, 383: Bousquet, L'évolution sociale aux Pays-Bas (1914-1922). |
1925 | De Gids III, 148: Roegholts, Het stadsgewest... |
1925 | Ec. Stat. Ber. 763, ibid. 1926, 187, 525: Kohlbrugge, Practische sociologie. |
1926 | Economist, 619: Levenbach, Arbeid in Amerika. De sociale beweging in de V.S. |
1927 | De Gids, I 294: Wumkes, Bodders yn de fryske striid. |
1928 | De Gids, III 423: Lübbing, Friesische Sagen von Texel bis Sylt. |
1928 | De Gids, III 424: ibid. 1929, 433: Heuvel, Achterhoek. |
1930 | Ec. Stat. Ber. 130: Het toekomstig landschap der Zuiderzeepolders. |
1931 | De Gids, IV 149: Steinmetz, Inleiding tot de Sociologie, en Endt, Sociologie. |
1931 | De Gids, IV 150: vier boeken in het friesch of over Friesland. |
1932 | De Gids, III 417: M. de Jong, Friesche cultuurproblemen. |
1933 | Economist, 450: De Vooys, De trek van de plattelandsbevolking in Nederland. |
1933 | Mensch en Maatsch. 540: Kuin, Het eiland Marken. |
1935 | De Gids, IV 356: Boot, De Twentsche katoennijverheid 1830-1873. |
1935 | De Gids, IV 357: Anson en De Booy, De visscherman en zijn werk. |
1936 | Economist, 73: V.d. Zee, De friesche boerencoöperaties in haar maatschappelijk verband... |
1937 | De Gids, III 244 en Economist, 755: Brouwer, Ameland een soc. geogr. studie. |
1937 | De Gids, III 371: De Vries e.a., Groot-Nederlandsch Boerenboek... |
1937 | De Gids, III 371: Frysk jierboek 1937. |
1937 | Texelsche Crt. 2 Oct.: Kamp, Zuiderzeeland. |
| |
Statistiek.
1910 | De Gids, IV 361; ibid. 1914, I 203; 1916, III 386; 1918, I 392: C.A. Verrijn Stuart, Inleiding tot de beoefening der Statistiek. |
1913 | Grünberg's Archiv, B. IV, H. 1, 149: Centr. Bur. Stat. no. 175, Bijdragen tot de Statistiek van Nederland. |
1918 | De Gids, I 392: Gedenkboek 25 j. Centr. Comm. Statistiek, en Stat. Mededeelingen van Amsterdam no. 50. |
1924 | De Gids, III 143: Escher, De methodes der grafische voorstelling. |
| |
Vrijhandel.
1910 | De Gids, IV 362: Stoop v. Strijen, Opmerkingen over Verbruik en Volkswelvaart. |
1913 | Weltwirtsch. Archiv, B. II, H. 1, 262: The Burden of Protection. |
1927 | Economist, 478: Beaujon, Handel en Handelspolitiek. |
1928 | Ec. Stat. Ber. 735: Vleeschhouwer, Prof. dr. P.A. Diepenhorst over handelspolitiek. |
1931 | Economist, 682: George, Protectie of Vrijhandel? |
| |
| |
| |
Socialisme.
1911 | De Gids, III 194, 620; ibid. 1912, I 196, 576, IV 569: Quack, De Socialisten. |
1912 | Grünberg's Archiv, II 487: V.d. Tempel, De Nederlandsche vakbeweging en haar toekomst. Ibid. 489: Van Ravesteyn, De stand der sociaal-democratie in verschillende landen. |
1912 | De Gids, II 574: De Vooys, De noodzakelijkheid der arbeidersbeweging. |
1914 | Grünberg's Archiv, VI H. 3, 498: Wibaut, De nieuwste ontwikkeling van het kapitalisme. |
1915 | Grünberg's Archiv, VI, H. 2, 314; ibid. 1919, VIII 429; 1921, IX 413: Schriften niederländischer Sozialisten über den Krieg. |
1917 | De Gids, I 570: Steinmetz, De vrouwenbeweging en vrouwenarbeid. |
1920 | De Gids, III 511: V.d. Helm, Socialisatie of Individualisatie? |
1921 | Ec. Stat. Ber. 519: Mautner, Der Bolschewismus... |
1921 | Economist, 419: R. Kuyper, Van burgerlijke staathuishoudkunde tot proletarische maatschappijleer. |
1921 | De Gids, III 323: V.d. Tempel, Kapitaal en Volksinkomen. |
1922 | De Gids, II 341: Henr. R. Holst, Uit Sowjet-Rusland, Beelden en Beschouwingen. |
1922 | De Gids, III 333: Sternheim, Het socialisme in zijn nieuwste schakeeringen. |
1923 | De Gids, I 522: H. Polak, De Vakvereeniging. |
1923 | Ec. Stat. Ber. 487: V.d. Tempel, Problemen der Socialisatie. |
1924 | De Gids, II 278: Horreüs de Haas, Godsdienst en socialisme. |
1924 | De Stroom, 27 Sept.: Skelton-Van Embden, Socialisme. |
1925 | Groene 21 Mrt.: Sidney-Webb, Het verval der kapitalistische beschaving. |
1925 | De Gids, II 138: Cl. Meijer, Bevrijding. |
1927 | Tijdschr. Ec. Geogr. 290: Rapport Staatscommissie voor Socialisatie. |
1928 | De Gids, I 435: 1931 Economist, 827: IJzerman, Het moderne kapitalisme. |
1928 | De Gids, III 424: De Gruyter, Levend Geloof. |
1928 | Economist, 795: Ten years of Soviet Power in Figures, 1917-1927. |
1931 | De Gids, II 266: Van V. Trip, Mientje Watsinga in den heilstaat. |
1932 | De Gids, III 417: Vliegen, Oorsprong, geschiedenis...... der socialistische beweging. |
1933 | Economist, 78: Henr. R. Holst, Kapitaal en Arbeid in Nederland. |
1933 | De Gids, II 248: Banning, Marx... en verder. |
1936 | De Gids, I 138: Vele boeken het socialisme rakend. |
1937 | De Gids, II 317: Rüter, De spoorwegstakingen van 1903... |
| |
Sociale wetgeving en vraagstukken.
1911 | De Gids, II 187: W.J. Meijers, De rechtstoestand van gemeenteambtenaren en -werklieden. |
1911 | De Gids, III 193: Smissaert, Overheid en Volkswelvaart. |
1914 | De Gids, I 402: Tien jaren praktijk der Ongevallenwet 1901. |
1917 | De Gids, I 197: Wentinck, De Bouwverordening en het woningvraagstuk. |
1919 | Ec. Stat. Ber. 626: I.B. Cohen, De Landarbeiderswet en hare toepassing. |
1920 | De Gids, I 179: Wegerif, Bouw van middenstandswoningen. |
1921 | De Gids, III 152: Hintzen, Armwezen en Sociale voorzorg. |
1921 | De Gids, IV 184: Barnich, Essai de politique positive. |
1922 | Ec. Stat.Ber. 317: Veraart, Beginselen der economische bedrijfsorganisatie. |
1922 | Economist, 568: voordrachtenreeks over Bedrijfsorganisatie. |
1923 | De Gids, I 343: Scelle, Le droit ouvrier. |
1925 | De Gids, I 464: De Vereeniging van Ned. Werkgevers bij haar 25-j. bestaan, Gedenkboek 1899-1924. |
| |
| |
1925 | Tijdschr. Ec. Geogr. 156: Sevenster, De nood van dezen tijd en het middel tot verbetering. |
1926 | Economist, 304: Keppler en Wibaut, De gemeente en de volkshuisvesting. |
1927 | Economist, 89: Austin en Lloyd; Het geheim van een hoogen loonstandaard. |
1927 | De Gids, I 300: Levenbach, Arbeidsrecht als deel van het recht... |
1928 | Economist, 231; 1932 De Gids, III 416: Van Meurs, Medezeggenschap bij de overheidsbedrijven... |
1929 | Economist, 455: V.d. Waerden, Over rationalisatie en werkeloosheid. |
1930 | De Gids, I 303: Jos. Jitta, De praktijk van de arbeidsgeschillenwet. |
1930 | De Gids, IV 137: V.d. Waerden, Verbindendverklaring van collectieve arbeidsovereenkomsten. |
1931 | De Gids, IV 148: Jos. Jitta en Bisschop Boele, Sociale wetgeving. |
1932 | De Gids, III 418: Hacke, De sociaal-economische beteekenis der arbeidswet. |
1933 | De Gids, II 247: Werkloosheid; werktijd 40 uur? |
1933 | De Gids, II 249: Schlingemann, Het voorkomen en beslechten van arbeidsgeschillen. |
1937 | De Gids, IV 131: Van Schilfgaarde, Arbeid. |
1937 | Economist, 754: Levenbach, Maatschappelijke verhoudingen, de achtergrond van sociale politiek en maatschappelijk werk. |
| |
Staats- en administratief recht, politiek.
1908 | Tijdspiegel, 197: Elout, De Eerste Kamer. |
1909 | Rechtsg. Mag. 199: J. Cort v.d. Linden, Referendum en Volksinitiatief in Zwitserland. |
1912 | Rechtsg. Mag. 330: R.H. de V.v. Steenwijk, Stemplicht. |
1913 | N. Rott. Crt. 4 Febr. en 10 Sept.: J. Oppenheim, Het Nederlandsche Gemeenterecht. |
1913 | De Gids, II 552: Kleintjes, Verband en verschil tusschen rijks- en koloniaal staatsrecht. |
1915 | De Gids, III 191: Kiewiet de Jonge, Bouwschappen... |
1916 | De Gids, IV 559: Emonds, Gemeentebedrijven en Concessies in Nederland. |
1919 | De Gids, II 373: R. Kuyper, Leiddraad voor de studie der staatsinrichting... |
1926 | Ec. Stat. Ber. 418: Folmer e.a., Het Departement van Handel, Nijverheid en Arbeid onder minister Aalberse. |
1927 | Economist, 474: Wibaut, Gemeentebeheer. |
1928 | Ec. Stat.Ber. 196: Leppink, De Gemeentefinanciën. |
1930 | Naaml. Vennootschp. Febr.: Van Konijnenburg, Het beheer onzer waterschappen... |
1937 | De Gids, IV 128: Jos. Jitta, De corporatieve staatsgedachte in Nederland. |
| |
Mijnrecht en Mijnwezen:
1913 | Rechtsg. Mag. 466: Boekhold, Mijnrecht. |
1918 | De Gids, I 393: Onze koloniale mijnbouw, I, II en III. |
1928 | De Gids, I 434: Gedenkboek Billiton 1852-1927. |
| |
Varia.
1907 | Rechtsg. Mag. 134: Ferguson, De wetten der maatschappelijke ontwikkeling. |
1907 | Rechtsg. Mag. 321: Bertens, Hugo de Groot en zijn rechtsphilosophie. |
1909 | Rechtsg. Mag. 183: ibid. 1914, 400: Del Vecchio, Il concetto del diritto. |
1911 | Rechtsg. Mag. 625: Gerretson, Prolegomena der Sociologie. |
1912 | De Gids, II 575: Vauthier, Essais de philosophie sociale. |
1912 | Rechtsg. Mag. 581: Jung, Das Problem des natürlichen Rechts. |
| |
| |
1913 | De Gids, I 393: Joly, Questions de sociologie. La Hollande sociale. |
1913 | Rechtsg. Mag. 498: Kuhlmann, Der Gesetzesbegriff beim H. Thomas...... |
1916 | De Gids, III 387: Isr. de Haan, Rechtskundige Significa... |
1918 | De Gids, III 350: Fabius, Zes maanden in Albanië. |
1919 | De Gids, IV 350: R. Mees, De moraal in het handelsleven. |
1919 | De Gids, IV 352: R. Steiner, De kern van het sociale vraagstuk... |
1920 | De Gids, I 180: Leopold, De spiegel van het verleden... |
1924 | De Gids, II 422: Plemp v. Duiveland, Journalistiek in Nederland. |
1925 | De Gids, II 440: Prak, De psychotechniek der beroepskeuze, en Stroomberg, De beteekenis der psychotechniek voor het bedrijf. |
1926 | Ec. Stat. Ber. 187: Feiler, Amerika-Europa... |
1930 | De Gids, I 297: Zuid-Limburgsche problemen... |
1930 | De Gids, I 302: Knappert, Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden in de 18e eeuw. |
1930 | De Gids, III 424: Andréadès, Philippe Snowden... |
1935 | De Gids, IV 335: De Kom, Wij slaven van Suriname. |
1937 | De Gids, IV 127: Priester, Das deutsche Wirtschaftswunder. |
|
-
voetnoot1
- De toespraak zelf behandelde de boerenromans en de schaarschte hieraan in de Nederlandsche literatuur.
|