Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1938
(1938)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mgr Prof. Dr Jos. Schrijnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwden zijn tallooze Romaansche vrienden hem om zijn uiterlijke verschijning, zijn stoere en forsche gestalte, zijn frisschen blos en klare blauwe oogen als het type van den Germaan, ze plachten te zeggen, dat ze hem geestelijk als een der hunnen beschouwden. Dit dualisme, of deze bij hem zoo gelukkige kruising van twee typen heeft ook op zijn levenswerk een stempel gedrukt. Eenerzijds was Schrijnen detailwerker, die met eindeloos geduld detailkwesties op het gebied der Indo-europeesche taalwetenschap onderzocht, die volgens rigoureuze methode een uitgebreid feitenmateriaal verwerkte, om dan weloverwogen en voorzichtig zijn conclusies te trekken: die dan later weer - want een eens gesteld probleem liet hem niet meer los - door nieuw gevonden feiten versterkt, of ook aangevuld of gewijzigd werden. Anderzijds was hij bezield syntheticus, die algemeene gedachten in een zeldzaam frisch, in zijn vroegere periode nog eenigszins barok, maar later tot een harmonische evenwichtigheid uitgegroeid proza wist uit te drukken. Doorzettingsvermogen en koel overleg naast gemak in den omgang maakten hem ook tot een geboren organisator. Maar dit alles werd gedragen door een fel idealisme, dat heel zijn leven tot het allerlaatste toe domineerde. Dit idealisme uitte zich in de wijze, waarop hij zijn wetenschap beoefende, waarop hij haar aanhing met alles wat in hem was. Want de wetenschap te beoefenen met al de krachten en talenten, die hem gegeven waren, beschouwde hij als de hoogste, hem door God opgelegde taak. Daarnaast voelde hij het ook als plicht, een zelfde idealisme op anderen over te brengen, in de eerste plaats op de hem toevertrouwde studenten. Hij beschouwde het als een apostolaat, de jongeren voor de wetenschap te winnen, en zijn grootste zorg was, dat het opkomende geslacht, te zeer op het praktische gericht, zijn roeping tegenover de wetenschap niet ten volle zou vervullen. Toch was Schrijnen geenszins wat men een kamergeleerde pleegt te noemen. Daarvoor was zijn geest te bewegelijk, zijn energie te groot, zijn natuur te actief. Zoo ontplooide hij naast zijn werkzaamheid als geleerde een sterke organisatorische activiteit: eenerzijds in de internationale organisatie van de linguistische en de volkskundige wetenschap en de wereldfederatie der Katholieke Universiteiten, anderzijds op het gebied van het Nederlandsche onderwijs. Op beiderlei terrein, zoowel op dat der wetenschap als op organisatorisch gebied, was het hem gegeven, veel te bereiken. Want al is verdriet en teleurstelling hem - mede door een met de jaren groeiende over- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groote gevoeligheid - niet bespaard gebleven, zijn leven is een voortdurende opgang geweest. Slechts weinigen is het gegeven zoo veel te bereiken, maar ook weinigen geven zoo al hun krachten en heel hun persoonlijkheid aan het eens gestelde doel. Op wetenschappelijk terrein is Schrijnens werkzaamheid zeer veelzijdig geweest. Begonnen als classicus, lag zijn proefschrift op het gebied der Indogermanistiek. En terwijl hij in deze richting doorwerkte, bracht de liefde voor zijn gewest en zijn land hem daarnaast tot de beoefening der volkskunde. Maar hierdoor kwam hij als van zelf op het terrein der kultuurhistorie. En deze kultuurhistorische studiën hebben zijn verder wetenschappelijk werk in sterke mate beïnvloed. In de eerste plaats deden ze hun invloed gelden op zijn opvattingen als linguist, zoodat hij zich een beslist voorstander der sociale taalkunde verklaarde. Anderzijds leidden zij er toe, dat Schrijnen de methoden der moderne kultuurhistorie ook ging toepassen op de studie der Christelijke oudheid. Bij de bestudeering der verschillende faktoren der Oudchristelijke kultuur stiet hij op het probleem der taal, en zoo rijpte in hem langzamerhand de theorie der Oudchristelijke groeptaal. Door het samengaan van volkskundige en taalkundige belangstelling kwam hij verder als van zelf tot de beoefening der dialektologie en taalgeografie. Maar met zijn steeds levendige combinatiegave ging hij de methoden der moderne taal- geografie toepassen op de bestudeering der Italische dialekten. Zoo ontstonden zijn merkwaardige artikelen over de Italische dialektgeografie. Aldus vormt Schrijnens wetenschappelijke werkzaamheid, die op het eerste gezicht eenigszins disparaat lijkt, een veelzijdige eenheid, die voor heel zijn persoonlijkheid kenteekenend is. Ik kan hier op dit veelzijdige wetenschappelijke opus bezwaarlijk dieper ingaan. Slechts enkele belangrijke werken wil ik althans terloops aanduiden. Zooals ik reeds zeide, wendde Schrijnen zich eenerzijds met groote toewijding tot het detailonderzoek: hiertoe behooren zijn talrijke studiën over de praeformantentheorie, verder die over bepaalde syntaktische problemen, alsook enkele semantische studiën. Anderzijds trachtte hij te systematiseeren en tot algemeene inzichten te geraken. Op dit gebied liggen o.a. zijn latere studies over de onderlinge verhouding der Indo-europeesche dialekten, alsmede die over de typologie van het Grieksch en Latijn. Maar ook bracht hij systematiseering met didaktische bedoelingen. En hierbij denk ik in de eerste plaats aan zijn bekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handleiding bij de Studie der Indogermaansche taalwetenschap, die, in het Duitsch vertaald, een zeer ruime internationale verspreiding gevonden heeft. Bij zijn studie van het Latijn der primaeve Christenen groeide, zooals ik boven reeds even aanduidde, de theorie van de Oudchristelijke groeptaal, die reeds in wezen in zijn Uit het Leven der Oude Kerk aanwezig is, die hij echter eerst in zijn latere jaren tot een weloverwogen en welgedocumenteerd systeem heeft uitgewerkt. Zijn Charakteristik des altchristlichen Latein trok algemeen de aandacht, en de daarin vervatte theorie vindt steeds meer ingang. Schrijnens volkskundige studiën vonden hun synthese in zijn twee deelen Nederlandsche volkskunde, waarvan in 1930-1933 een tweede druk verscheen. Dit werk is het eerste, dat een systematisch samenvattend beeld geeft van het Nederlandsche volksleven, en als zoodanig zal het zijn waarde behouden. Schrijnens wetenschappelijke verdiensten vonden in ruimste kringen erkenning niet alleen in eigen land, waar hij tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen benoemd werd, maar ook in het buitenland in den vorm van het hem aangeboden lidmaatschap van verschillende akademies. De wereld der internationale wetenschap eerde hem op grootsche wijze, door hem op zijn zestigsten verjaardag een lijvig Donum Natalicium met tallooze bijdragen op het gebied der taalwetenschap en der volkskunde aan te bieden. En ter zelfder tijd eerde het hoogste kerkelijk gezag hem, door hem tot Huisprelaat van Z.H. den Paus te benoemen. Maar naast de beoefening der wetenschap ging Schrijnen heel bizonder het onderwijs ter harte. Reeds als jong leeraar aan het Bisschoppelijk College te Roermond streefde hij er naar, samen met zijn, aan hetzelfde college eerst als leeraar, later als directeur verbonden broeder, den lateren bisschop van Roermond, deze school tot een in alle opzichten aan de wettelijke voorschriften beantwoordend ‘erkend’ onderwijsinstituut te maken. En mede aan het bezielende en bezielde werk van de gebroeders Schrijnen is het te danken, dat deze onderwijsinrichting in korten tijd op een zeer hoog peil gebracht werd. Later, als hoogleeraar te Utrecht en Nijmegen, heeft Schrijnen in de vorming van de toekomstige docenten in de klassieke letteren een zeer belangrijk aandeel gehad. Hij toch leidde zijn leerlingen niet alleen op tot welgeoriënteerde linguisten, maar hij leerde hun ook, hoe zij die linguistische wetenschap bij hun later onder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijs konden aanwenden. Daarbij maande hij steeds tot voorzichtigheid en beperking, maar vocht met kracht tegen de tallooze verouderde taalkundige opvattingen, die nog steeds in de schoolgrammatica's opgeld doen. In zijn brochure De vergelijkende klassieke taalwetenschap in het gymnasiaal onderwijs gaf hij reeds in 1915 een uiteenzetting, hoe hij zich de rol der vergelijkende taalwetenschap in het gymnasiaal onderwijs dacht. Naast het Voorbereidend Hooger Onderwijs had ook het Hooger Onderwijs zijn warme belangstelling. Zoo had hij een actief aandeel aan de totstandkoming van het Akademisch Statuut. Langzamerhand rijpte bij hem het plan, tot de stichting van een eigen Katholieke Universiteit. Voor deze gedachte, die aanvankelijk, ook in eigen kring, op sterken tegenstand stiet, heeft hij gestreden en gewerkt met het hem eigen doorzettingsvermogen en zijn bizondere activiteit. En ook hier is, als zoo dikwijls, zijn streven uiteindelijk met succes bekroond. En het oogenblik, dat hij als eerste Rector Magnificus, in tegenwoordigheid van de vertegenwoordigers der binnen- en buitenlandsche wetenschap, ten overstaan van het hoogste kerkelijk en wereldlijk gezag, ter gelegenheid van de plechtige opening van de R.K. Universiteit, zijn fiere rede Eigen Kultuur uitsprak, is het hoogtepunt van zijn leven als Katholiek geleerde geweest. Maar deze, sindsdien klassiek geworden, rede is ook het treffendst bewijs van Schrijnens ruimheid van geest, van zijn verdraagzaamheid en diep doorleefd vaderlanderschap: hij, die den stoot tot de stichting eener Katholieke Universiteit gegeven had, legde hier voor altijd haar programma vast, toen hij tot de rectores magnifici en andere afgevaardigden der zusteruniversiteiten in Nederland het zelfbewuste woord sprak: ‘Deze universiteit zal worden een nationale Nederlandsche universiteit. Zij is een vredeswerk, en wil niet scheiden, maar vereenigen, niet afbreken, maar aanvullen’ (Eigen Kultuur, blz. 28 v.). Deze woorden, op dit plechtig oogenblik gesproken, zijn karakteristiek voor heel Schrijnens levenshouding als Katholiek geleerde en als vaderlander. Heel zijn leven stond in het teeken van zijn geloof, maar nooit heeft hij zich in ongezond partikularisme afgezonderd, steeds was hij in eigen land en ver daarbuiten in den vollen zin des woords een waardig zoon van Nederland. Een van zijn allerlaatste opstellen, eerst na zijn dood verschenen, eindigt met dezen, als een testament klinkenden heilwensch: ‘Houd koers, mijn Nederland, blijf vroom en veilig varen met God!’ (Eigen Volk X, 1938, blz. 8). Geestelijken of lichamelijken neergang heeft Schrijnen niet gekend. Tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het laatste toe heeft hij gewerkt. Op zijn ziekbed, dat zijn sterfbed zou worden, verbeterde hij nog de proeven van het laatste proefschrift, dat onder zijn leiding voltooid werd. En alsof het een dieper beteekenis had, was de laatste promovendus, tevens de eerste, die een volkskundig proefschrift voltooide onder de leiding van hem, die zijn Nederlandsche Volkskunde opdroeg aan de bevolking van Groot Nederland, een zoon van Zuid Afrika. Zoo werkte hij totdat, onverwacht voor zijn omgeving, maar door hemzelf voorvoeld en moedig aanvaard, het einde kwam. Rond zijn afsterven lag de heroïek van den in het harnas gevallen strijder. Maar zij, die hem in die laatste dagen mochten bijstaan, zagen de veel dieper heroïek der Christelijke berusting, die ten slotte God ook het offer van het leven weet te brengen.
Christine Mohrmann | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der geschriftenGa naar eind1
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|