| |
| |
| |
| |
Kanunnik Amaat Joos
(Hamme (O.Vl.) 3 Mei 1855 - Gent 15 Augustus 1937)
Voor vele studeerenden van Nederlandsche taal- en letterkunde van de jonge generatie beteekent de naam van den aan de liefde van het Vlaamsche volk op 82-jarigen leeftijd ontrukten Amaat Joos niet veel méér dan deze van den compilator van een vrij bekend Vlaamsch dialectwoordenboek: ‘Waasch Idioticon’! Sommige folkloristen zullen zich ook herinneren dat hij ‘Raadsels’ en ‘Vertelsels van het Vlaamsche volk’ uitgaf.
Hoeveel geleerdheid en scherpzinnigheid er al moge schuilen in dergelijk werk, de natuurlijke onverschilligheid der menschen, ook van sommige geleerde menschen voor materiaalverzameling, gaat er achteloos aan voorbij. Wanneer ze dan toch eens, als 't past bi appetite, het woordenboek of de sprookjesverzameling raadplegen en, na gebruik, voldaan toeklappen, strekt hun dankbaarheid zich zelden uit tot de herdenking van den man, die veelal met opoffering van tijd, gezondheid en geld, den volksschat zijner heimat woord voor woord, vertelling voor vertelling, getrouw heeft opgeteekend, samengelezen, geschift en te boek gesteld tot nut van 't algemeen.
Er zijn betere verzamelingen van sprookjes dan de ‘Vertelsels van het Vlaamsche volk’ van Amaat Joos verschenen, o.a. de ‘Vlaamsche Vertelsels’ van Pol de Mont en Alfons de Cock, toch zouden we de verzameling van Joos noode missen, er is zeker geen betere verzameling van ‘Vlaamsche Raadsels’ verschenen dan de zijne. En wat zijn dialectwoordenboek betreft, er zijn meer goede Vlaamsche dialectwoordenboeken in de tweede helft van de 19de eeuw van de pers gekomen, o.a. het thans zoo zeldzaam geworden ‘Westvlaamsch Idioticon’ van Kanunnik De Bo, maar van het ‘Waasch Idioticon’ van Amaat Joos mag toch onbevooroordeeld getuigd worden dat het naast De Bo's pionierswerk het beste en het betrouwbaarste van zijn soort is. Het zal nog met vrucht worden geraadpleegd wanneer veel ander verdienstelijk philologisch en letterkundig werk van denzelfden tijd sedert lang zal verouderd en vergeten zijn. En eveneens zal dit het geval zijn met Amaat Joos' verzamelwerk op het gebied van de volksvertellingen en van de raadsels. Op veel ander gebied had hij nochtans, de veelbegaafde, lauweren kunnen plukken, maar, hoe hij ook met zijn uitzonderlijke gaven van onderwijsman heeft gewoekerd, op wetenschappelijk terrein heeft hij zich vrij- | |
| |
willig beperkt tot de studie van de volkstaal en van de volksoverleveringen van zijn kleine vaderland: het Land van Waas.
Als verpersoonlijking van het 19de-eeuwsche Oostvlaandersche Waasland zal zijn nagedachtenis dan ook voortleven in de kringen van zijn streekgenooten, van de Koninklijke Vlaamsche Akademie, van zijn talrijke oud-leerlingen en vrienden, van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, waarvan hij sedert 1908 lid was.
Overloopen we hier bij wijze van herdenking zijn curriculum vitae! Het zal ons toelaten enkele aspecten van zijn actieve, stoere, doch niettemin innemende, in-goede persoonlijkheid beter te leeren kennen.
Amaat Joos werd te Hamme, een half-landelijke, half-nijverheidsgemeente boven Dendermonde, in Vlaanderen berucht om haar vroegere ellendige huisarbeiderstoestanden, op 3 Mei 1855 geboren uit een kroostrijk gezin. Zijn vader was timmerman en in de kategorie der werklieden van dien tijd een ambachtsman met een ruimen kijk op de toekomstmogelijkheden van zijn talrijke kinderen: hij liet ze studeeren. Weelde zal er nochtans in zijn huis niet geweest zijn, maar ook geen eigenlijke armoede, daar zijn vrouw hem, als zoovele Vlaamsche huismoeders, dapper bijstond. Amaat werd naar de lagere school van Hamme gestuurd, waar hij spoedig uitblonk. Toen hij de school als primus verliet, werd hij naar het Klein Seminarie van St.-Niklaas ter voorbereidende studie van een mogelijk priesterschap gezonden. Daar wachtte hem zijn eerste groote ontgoocheling, die hem, als andere Vlamingen van zijn generatie, o.a. Albrecht Rodenbach, tot bewusten Vlaming zou maken. De onderwijstaal van het Klein Seminarie was uitsluitend Fransch en hij, de volksjongen uit Hamme, kende zoo goed als geen Fransch. Die hinderpaal kwam hij door zijn vlug verstand weliswaar gauw te boven, maar de overweging van dien abnormalen, onrechtvaardigen toestand, waarin zijns gelijken van door-en-door Vlaamsche afkomst werden geplaatst, deed zijn Vlaamsche gevoelens ontluiken.
Het jongstudentenleven, de nawerkende Romantische literatuur, maakte dat hij ‘flamingant’ werd, een schrijver en een dichter. Als Guido Gezelle voelde hij een roeping priester-dichter van zijn volk te worden, want hij dichtte en wou priester worden. Na het Klein Seminarie toog hij als uitstekend student naar het Groot Seminarie, en als diaken werd hij evenals Gezelle leeraar. Hij werd leeraar benoemd aan 't Kollege te Ronse in 1879. Hij bleef er evenwel niet lang, want weldra riep de toenmalige bestuurder van de Bisschoppelijke Normaalschool, de E.H.
| |
| |
De Sitter, den veelbelovenden jongeling, dien hij had leeren waardeeren, naar St.-Niklaas terug om er in de Normaalschool les te geven. In 1881 werd hij tot priester gewijd. Het is uit deze eerste periode, in het vuur van zijn jeugd, dat zijn meeste letterkundig werk dagteekent, zijn ideaal is een volksschrijver en volksdichter te zijn van zijn gouw, het Land van Waas.
‘De Vinger Gods’ (zie Lijst der geschriften) is van 1876, hij is 21 jaar oud, ‘Een Kransken uit de vroege Lente’ (liederen) van 1877, ‘De zingende Knaap’ (liederen) van 1879 en ‘Drie verhalen uit het werkmansleven’ van 1881.
Weldra zou blijken dat hij niet alleen literator is, maar een opmerker van volk en taal, in 't bijzonder een plichtbewust man, een leeraar, die zich ten volle geeft aan zijn heerlijke opvoederstaak. In stilte werkte hij toen reeds na zijn waarlijk niet lichte beroepsplichten aan een woordenboek, dat eens het ‘Waasch Idioticon’ zou worden. Dat rustelooze, zware werken bezorgde hem toen reeds bij de studentenjeugd den lang niet oneervollen bijnaam, ontleend aan het ‘hard labeur’ met de lange scherpe spade van den naamloozen grondwerker van het Land van Waas: ‘de Spitter’, waarover nog later. Als leeraar schreef hij een werkje, dat voor hem als een werkplan is van zijn heele verdere bedrijvigheid als onderwijsman, taalgeleerde en folklorist: ‘Spraakkunst en Volkstaal’, verschenen in 1884. Reeds hadden van hem op folkloristisch gebied ‘Vlaamsche Volksspreuken’ (1880) het licht gezien, weldra gevolgd door ‘Schatten uit de volkstaal’ (1887) en ‘Raadsels van het Vlaamsche Volk’ (1888). Als paedagoog verwierf hij inmiddels naam met ‘Eenige wenken voor het onderwijs van de Vlaamsche en Fransche taal’ (1885), nadat hij in het tijdschrift Het Katholiek Onderwijs zijn ‘Opgaande taal- en letterkundige Lessen’ (later in boekvorm verschenen, in 1888) en hoofdstukken van zijn ‘Nederlandsche Spraakkunst voor middelbaar en normaal onderwijs’ (eerst in 1910 als handboek gedrukt) reeds zijn sporen als didacticus had verdiend.
In 1891 kwam een keerpunt in zijn bedrijvig schoolleven. Als plaatsvervanger van zijn beschermer, Kan. De Sitter, als diocesaan Hoofdopziener naar Gent geroepen, werd Amaat Joos als bestuurder der Normaalschool aangesteld.
Gedurende vijf-en-twintig jaar (tot 1915) heeft hij dan op voorbeeldige wijze ‘zijn’ Normaalschool bestuurd, haar tot bloei gebracht en tevens zijn taak van geleerde met noeste vlijt voortgezet. Volkstaal en
| |
| |
Volkskunde zijn de twee ‘akkers’, die hij met voorliefde gedurende zijn ‘otia’ omspit. De ‘Vertelsels van het Vlaamsche Volk’, 4 deelen, zijn van 1889-'90-'91-'92, het ‘Waasch Idioticon’ van 1900. Ondertusschen heeft hij zijn ‘Vlaamsche Zanten’ gesticht, in 1899, die echter vroegtijdig, in 1901, ophouden te verschijnen. De reden: gebrek aan geld. Maar het voorbeeld van het ‘Maandschrift over gebruiken, geschiedenis en taalkunde, uitgegeven door de Wasche (sic) Zanters’ is niet tevergeefs geweest. Het leeft voort, eenigszins uitgebreid en naar de tegenwoordige omstandigheden verruimd, in ‘Oostvlaamsche Zanten’ (sedert 1926).
Het jaar 1905 is dan weer voor Amaat Joos van bijzondere beteekenis. In dat jaar werd hij niet alleen tot werkend lid benoemd van de Koninklijke Vlaamsche Akademie (briefwisselend lid sedert 1901) en tot eerekanunnik verheven van de diocesale hoofdkerk St.-Baafs te Gent, maar werd hij, nog in de volle kracht des levens, geestdriftig gevierd om de vijf-en-twintig jaar, dat hij als leeraar en bestuurder fungeerde van de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas. Te dier gelegenheid werd een uitvoerig ‘Verslag van het Jubelfeest van den Zeereerwaarden Heer Kanunnik Amaat Joos’ uitgegeven, dat ons den mensch, den paedagoog en den geleerde in zijn vollen omvang doet kennen.
‘Zijt en blijft mannen van geloof, mannen van werk, mannen van opoffering!’ luidde het besluit van zijn herhaaldelijk toegejuicht dankwoord tot allen, leerlingen, oud-leerlingen, collega's en vereerders, die hem in 't zonnetje en in de bloemen hadden gezet. En het ‘Feestlied’ (woorden van E.H. Scheiris, muziek van A.D. Hooghe) is een toepasselijk en doorschijnend loflied op den taaien arbeid van den ‘Waaschen Spitter’:
O Spitter, die vóór dag en dauw
Daar op de stikken staat,
En, kromgebogen, op uw rug
Gij spant uw spieren, kop omlaag
En spit, en voelt bij elken steek
| |
| |
Het dondert, en ge 'n roert u niet,
Het regent, en gij graaft,
Het zonnelaait, uw drupplen zweet,
Zij vallen waar gij slaaft.
Gij spuwt in d'handen, en vooruit!
Gepijnd, gewrocht, gewroet,
Wat God bewaart is wel bewaard!
Gij recht den kop: al veedlend trekt
De speelman langs de baan,
En speelt en zingt, de muts op zij,
Gij groet, en laat hem gaan.
Mijn werk, mijn werk! Zoo zingt de zang
Die door uw ziele schalt,
Mijn werk! bij iedre schuppe gronds
God vordere U! Nog is de tijd
God schonk u kracht, God gaf u werk,
God moge uw vuisten vromen!
De ‘Spitter’ Amaat Joos bleef nog tien jaar aan het werk in zijn geliefde Normaalschool. God had inderdaad zijn vuisten ‘gevroomd’, maar toen de tijd van rusten kwam werd het oorlog. De oorlog van 1914 verraste hem als bestuurder van de Koninklijke Vlaamsche Akademie. Als een kapitein aan het roer bleef hij zulks tot aan het bittere einde der voor een loyaal Vlaming zoo uiterst pijnlijke oorlogsjaren. Door den Bisschop op de meest eervolle wijze ontlast van het bestuurderschap van de Normaalschool, werd hij anderzijds den 29sten October 1915 tot geestelijk bestuurder der Zusters Jozefienen aangesteld. De Zusters Jozefienen, een bekende, oude orde van ziekenverpleegsters, te Gent ‘spinessen’, spinsters, of ‘grijze zusters’ genoemd, baten in deze stad een belangrijk Ziekenhuis ‘den Briel’ uit.
| |
| |
Voor deze Zusters schreef Amaat Joos zijn ‘Brief aan een Sollicitante’ en de ‘Gemakkelijke Meditaties voor Zusters-Ziekendiensters’ (1928). Hier ook wou hij, zooals vroeger in de Normaalschool, richting geven, geestelijk ontwikkelen, opvoeden, vormen.
Ideaal en werkelijkheid vereenigden zich in zijn geest tot de daad en het voorbeeld. Amaat Joos was wel een man van zijn volk van Oostvlaanderen en van het Land van Waas: een realist en een wilsmensch! Hardnekkig en praktisch, vol ijver voor hun werk, vol opoffering en liefde voor hun volk, hebben tallooze Waaslanders zich ontpopt tot belijders en opvoeders, tot volksschrijvers en volksredenaars. Amaat Joos behoorde tot dit ras van ‘praktische idealisten!’
Deze taalgeleerde, zelf volksman, ging bij voorkeur om met de volksmenschen: hij sprak ze toe, hij hoorde ze uit, hij schreef voor hen. Tot het einde toe was hij, met zijn hooge gestalte, de typische ‘professor’, de ‘orator didacticus’, die gaarne ‘doceert’ en aantoont hoe men ‘al smedende smid wordt’.
Zijn ‘Academische lezingen’ konden ook genoten worden door het volk, ze werden dan ook ten behoeve van het groot publiek herdrukt. Is het niet kenschetsend voor zijn karakter dat deze ‘Academicus’ op hoogen leeftijd nog een bundel aphorismen: ‘Levenswijsheid en Menschenkennis’ (1927) in het licht zond om zijn volk voor te lichten?
We lezen er in op het trefwoord: ‘Vlaamsche Beweging’:
‘De taal is een boek voor het volk geschreven. De eerste bladen van dat boek leerden we spellen door onze ouders, die ze hadden leeren lezen van onze voorouders.
De taal is een afdruk van 's volks hart en geest.
De strijd voor de moedertaal is bij ieder volk een strijd om zelfbehoud.
Mijn taal is van mijn persoon niet te scheiden, en die haar veracht, veracht mij zelf.
De moedertaal is de eenige ladder waarlangs het volk tot volle ontwikkeling komen kan.’
Op ‘Volk’:
‘Den arm van een volk en niet zijn hart overwinnen is een dure neerlaag.’
Op ‘Voorbeeld’:
‘Wie door zijn werken preekt, doet het beste sermoen. Daden brengen daden voort. En voorbeelden zijn daden, maar woorden zijn 't niet.’
Deze enkele uitingen van ‘levenswijsheid en menschenkennis’, die
| |
| |
gemakkelijk te vermenigvuldigen zouden zijn, teekenen beter dan vele woorden den ‘wijzen’ mensch Amaat Joos ten voeten uit.
Hij heeft zich ter ruste begeven toen zijn vermoeide hand niet langer de rustelooze pen voeren kon. De ‘Spitter’ kon niet meer, de spieren wilden niet meer mêe, maar tot het laatste bleef zijn geest die helderheid en rechtlijnigheid bewaren, die we in zijn levenswerk zoo zeer bewonderen. Op een Zondag, 15 Augustus 1937, in volle vacantie, verliet hij ons, op bescheiden wijze zooals hij in stilte gewerkt en geleefd had. Hij werd bijgezet in de krypte van Kanunniken van St. Baafs te Mariakerke-bij-Gent. Zijn naam zal verbonden blijven aan zijn werk als opvoeder, als taalgeleerde en als folklorist, dat een werk is geweest van opofferende liefde voor zijn volk en voor zijn gouw: het ‘soete Waesland’!
Gent
P. de Keyser
| |
Lijst der geschriften
1876 | De Vinger Gods, verhaal, Mechelen, Van Moer. |
1877 | Een Kransken uit de vroege Lente, 45 liederen, Mechelen, Van Moer. |
1877 | Een Studentenreisken in de Kempen, reisverhaal, Mechelen, Van Moer. |
1879 | Een Moedig Kind, verhaal, Mechelen, Van Moer. |
1879 | De Zingende Knaap, 65 schoolliederen, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. |
1880 | Vlaamsche Volksspreuken, verzameling, Mechelen, Van Moer. |
1881 | Drie verhalen uit het werkmansleven, Gent, Stepman. |
1884 | Spraakkunst en Volkstaal, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. (18862). |
1886 | Vlaamsche Spraakkunst ten gebruike van het Middelbaar en Normaal Onderwijs, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. (18902, 19023). |
1886 | Eenige wenken voor het onderwijs van de Vlaamsche en Fransche taal in de gestichten van middelbaren graad, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. |
1886 | Kleine Spraakkunst voor de Lagere School, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. |
1887 | Schatten uit de Volkstaal, verzameling van volksspreuken, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. |
1887 | Korte Spraakleer van Jacob van Maerlant volgens ‘Spiegel Historiael’, Brugge, I. de Haene-Wante. |
1888 | Opgaande taal- en letterkundige lessen, op stukken van ‘Nederlandsche Bloemlezing’ door Bols en Muyldermans, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. |
1888 | Raadsels van het Vlaamsche Volk, gerangschikt, vergeleken en verklaard, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. (1931 2, 2 dln., Brussel, N.V. Standaard Boekhandel). |
1888 | Korte Spraakkunst van Anna Bijns volgens ‘Refereinen’, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. |
1889-90 | Taal- en Letterkundige Mengelingen, 2 dln., Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co. |
1889-90 | Vertelsels van het Vlaamsche Volk naverhaald, Brugge, I. De Haene-Wante, Gent, S. Leliaert, A. Siffer & Co., 1 dl. |
1890-92 | Vertelsels van het Vlaamsche Volk, Thielt, Pollet-Dooms, 4 dln. (19262, 4 dln., Brussel, N.V. Standaard-Boekhandel). |
| |
| |
1899-1901 | Vlaamsche Zanten, Maandschrift over gebruiken, geschiedenis en taalkunde, uitgegeven door de Wasche Zanters, St. Niklaas, E. van Haver-Martens. |
1900 | Waasch Idioticon, Gent, A. Siffer. |
1902 | Het Licht in de Beeldspraak, Verslagen en Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie (165). |
1903 | Het Onderwijs der Moedertaal in de Normaalschool, Versl. en Meded. (301). |
1905 | Taal- en Zielkunde, paedagogische verhandeling, Gent, A. Siffer. |
1905 | Verslag van het jubelfeest van den Zeereerwaarden Heer Kanunnik Amaat Joos, bestuurder der Bisschoppelijke Normaalschool van St.-Niklaas, St.-Niklaas, Strybol-Vercruyssen. |
1905 | Dichtzin van het volk, met uittreksels van het Waasch Idioticon, Versl. en Meded. (162, 211). |
1906 | Vervormen en misvormen, Versl. en Meded. (301). |
1907 | De Verbeelding in de eerste letterkundige oefeningen, verhandeling, Gent, A. Siffer. |
1907 | Het dicteeren en opnemen van leergangen, Versl. en Meded. (307). |
1907 | Diamandi, Versl. en Meded. (307). |
1907 | Levensschets van Alfons Janssens, Jaarboek der Koninkl. Vl. Academie, 1907 (145). |
1908 | Hoe men dichters genieten kan, Versl. en Meded. (165, 302). |
1908 | Om een rede van buiten te leeren, Versl. en Meded. (302). |
1909 | Over den muzikalen zinstoon, Versl. en Meded. (307). |
1909 | Over den dynamischen klemtoon, Versl. en Meded. (307). |
1910 | Beknopte Nederlandsche Spraakkunst voor middelbaar en normaal onderwijs (4e gansch omgewerkte uitgave van de Vlaamsche Spraakkunst), Gent, A. Siffer, St.-Niklaas, Strybol-Vercruyssen. |
1910 | Hoe men slapende woorden wekt, Versl. en Meded. (302). |
1910 | De innerlijke taal, Versl. en Meded. (307). |
1911 | Bemint de Armen, Een reeks lezingen voor liefdadigheidsgenootschappen. St. Niklaas, Edom. |
1912 | Beredeneerde methode voor de lessen in de Fransche taal, Gent, A. Siffer. |
1912 | De algemeene zelfstandige naamwoorden, Versl. en Meded. (718). |
1913 | Hoe moeten de Vlamingen, als ze Fransch spreken, hun eigen Vlaamsche familienamen en plaatsnamen uitspreken? Versl. en Meded. (25). |
1914 | Veel menschen vragen van de lagere school: 1o minder dan zij geven moet, en 2o veel meer dan ze geven kan, Brugge, J. Houdmont-Carbonez. |
1914 | Toespraak bij het afsterven van Dr J. Franck, buitenlandsch eerelid, Versl. en Meded. (26). |
1914 | Verslag over Oude Kerkgebruiken, door den heer Huyghebaert ter uitgave aangeboden, Versl. en Meded. (194). |
1914 | Het opvoedend vermogen van de moedertaal en van een vreemde taal vergeleken, Versl. en Meded. (567-568 en 574-580) en in Bijblad der Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch No. 9). |
1919 | Toespraak op de eerste vergadering na den oorlog, Versl. en Meded. (6). |
1919 | Hulde aan Pater Van de Ven, stichter van het Van de Ven-Heremans-Fonds, ter gelegenheid van zijn afsterven, Versl. en Meded. (82). |
1919 | Toespraak bij het overlijden van Prof. Dr Julius Mac Leod, werkend lid, Versl. en Meded. (83). |
1919 | Toespraak bij het ontslag nemen van den heer H.J. Bols als werkend lid, Versl. en Meded. (131). |
1919 | Verslag over De inrichting van het lager onderwijs in België, door Jef Mennekens ter uitgave aangeboden, Versl. en Meded. (267; 1920, 318). |
1919 | De oorlog in de school en de familie, Versl. en Meded. (354). |
| |
| |
1920 | Bibliotheken in de lagere school, Versl. en Meded. (253). |
1920 | Motie betreffende de vereenvoudiging der schrijftaal, Versl. en Meded. (786). |
1921 | Onze Folklore in de school: De Volksraadsels, Versl. en Meded. (468). |
1922 | De volksvergelijkingen in de School, Versl. en Meded. (39). |
1922 | Het verbeteren van letterkundige opstellen, Versl. en Meded. (809). |
1923 | Het Stafrijm bij Gezelle, Versl. en Meded. (218). |
1923 | Het Gevoel in de Spraakkunst, Versl. en Meded. (251). |
1924 | Guido Gezelle, zanger der zonne, Versl. en Meded. (592). |
1924 | -er of meer? -st of meest? Versl. en Meded. (729). |
1925 | Eenige wenken over de woorden en uitdrukkingen in de gevoelstaal, Versl. en Meded. (448). |
1926 | Volkstaal en Gevoelstaal, Versl. en Meded. (863). |
1926 | Brief aan een Sollicitante, Gent, Herfststraat, 17. |
1927 | Levenswijsheid en Menschenkennis, Antwerpen-Brussel-Leuven, N.V. Standaard-Boekhandel. |
1928 | Gemakkelijke Meditaties voor Zusters-Ziekendiensters, Gent, J. vander Schelden. |
1928 | Al smedende wordt men smid, Versl. en Meded. (66-71). |
1928 | De associatie door gelijkenis, Versl. en Meded. (398 en 429-441). |
1928 | Bij vier gevoelszinnen van Gezelle, Versl. en Meded. (463 en 482-493). |
1928 | Verslag prijsantwoord: Ziekte en bezwering van ziekte, Versl. en Meded. (525-526). |
1928 | Academische Lezingen, I Voor het Geheugen, II Over Folklore, III Over Gevoelstaal (Verhandelingen voor Middelb. en Normaal Onderwijs) Hoogstraten, Jos. Haseldonckx. |
1929 | Over het programma van de Rijks Lagere Normaalscholen, Versl. en Meded. (496 en 499-510). |
1929 | Academische Lezingen, IV Over sommige woorden (Verhandelingen voor Middelb. en Normaal Onderwijs) Hoogstraten, Jos. Haseldonckx. |
1930 | Over de benoeming van onderwijzers met het oog op het taalonderricht, Versl. en Meded. (215 en 221-224). |
1930 | Over onze Spreekwoorden, Versl. en Meded. (484, 595, lezing niet verschenen). |
1930 | Voordrachten VI De Christen Moeder VI 1. De uiterlijke willekeurige bewegingen; 2. Wetenschappelijke Voordrachten voor het Volk; 3. Een Erfdeel van Moeder (Verhandelingen voor Middelb. en Normaal Onderwijs) Hoogstraten, Jos. Haseldonckx. |
1932 | Over Spreekwoorden, Versl. en Meded. (22-45). |
1933 | Van het Lager naar het Hooger Onderwijs, Versl. en Meded. (6 en 9-15). |
1933 | Het Klassikaal Onderwijs, Versl. en Meded. (476 en 479-484). |
1934 | Iets over de betrekkelijke voornaamwoorden, Versl. en Meded. (606 en 615-620). |
1935 | Over de gevoelsuitingen, Versl. en Meded. (213, lezing niet verschenen). |
1937 | Verslag over prijsvraag onderwijs: Men vraagt een studie over de didaktiek der moedertaal in Vlaamsch België sedert het begin van de 19e eeuw, Versl. en Meded. (52-53). |
1937 | Medewerking aan Het Belfort, Dietsche Warande en Belfort. De Familiekring, Het Sint Cassianusblad, Het Katholiek Onderwijs, tijdschriften; aan Onze Stad, Het Land van Waas, het Vlaamsch Heelal, weekbladen. |
1937 | Referenties in het Jaarboek der Koninkl. Vlaamsche Academie, 1914, blz. 226; in het Gedenkboek van de feestviering van het 25-jarig bestaan der Academie, 1886-1911, Gent, 1911; in I. De Vreese en J. Van Straelen, Register van de Bijdragen, Lezingen, Verslagen, enz. verschenen in de Jaarboeken en de Verslagen en Mededeelingen, 1887-1926, Gent, Volksdrukkerij, 1927; Gedenkboek der |
| |
| |
| Academie 1886-1936, blz. 271-287; schriftelijke en mondelinge mededeelingen van E.H. Kan. J. Jacobs, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie, E.H. Kan. Serrarens en E.H. Kan. Quintelier, Diocesaan Hoofdopziener; Lijkrede van den Zeer Eerw. Kanunnik Amaat Joos door Kan. J. Jacobs in Versl. en Meded. (September 1937), Kan. J. Jacobs zal een studie wijden aan Kan. Amaat Joos in het Jaarboek 1938 van de Koninklijke Vlaamsche Academie onder den titel: Kan. Amaat Joos herdacht! |
P.d.K.
|
|