gebied. Zooals dit in een uitvoerig artikel, door den redacteur van het Maandblad, ons medelid Mr. Th. R. Valck Lucassen, aan zijne nagedachtenis gewijd, is herdacht, was het hoogtepunt van het onvermoeid werk van onzen secretaris, zijn voorzitterschap der tentoonstellingscommissie, die in Met 1933 in het Huis der Gemeente te 's-Gravenhage plaats vond, de algemeene aandacht trok en groote waardeering vond. Daarvoor heeft hij zich in alle opzichten geweerd, als geen ander en het welslagen van deze grootsch opgezette herdenking van het 50-jarig bestaan van het Genootschap, is hem eene groote voldoening geweest en heeft als loon voor zooveel zorg en toewijding, met opoffering van alle persoonlijke belangen, ook voor hemzelf het hoogtepunt van zijn wetenschappelijk leven gevormd.
Uit de lijst van zijne, in verhouding tot zijne uitgebreide kennis niet zeer talrijke geschriften, moet ik de aandacht vestigen op de prachtuitgave van zijne familiegeschiedenis, met den heer W. Wijnaendts van Resandt samengesteld en een voorbeeld door tekst en opluistering beide, van hetgeen een boek op dit gebied kan en moet zijn voor heden en toekomst. Drie jaar daarna (in 1929) gaf hij ons iets dergelijks te genieten omtrent de uitgestorvene familie Thomassen à Thuessink, waaruit hij in vrouwelijke lijn stamde. In 1931-'32 volgde eene doorwrochte studie over de familie van Karnebeek, een monument van hetgeen taaie volharding, speurzin en kennis vermogen, zelfs in streken, waar alle normale bronnen den onderzoeker ontbreken door eeuwenlang oorlogsgeweld, verwoesting en brand.
Voor hen, die hem niet beter kenden, had van der Hoop een vrij gesloten karakter. Door zijne moeder in streng-gereformeerde beginselen groot gebracht, miste hij reeds op de lagere school omgang met kinderen uit zijn stand en omgeving. Tot en met het leven aan de Universiteit was dat ook later zijn deel. Zijnen stiefvader en leermeester achtte hij zeer hoog, doch deelde diens starre calvinistische opvatting geenszins. Daarvoor was zijn blik te ruim, zijne algemeene ontwikkeling te groot. Trouw is hij aan de kerk, waarin hij was opgevoed, gebleven; nimmer heeft hij met haar gebroken en toch heeft hij levendig beseft, dat juist in onzen tijd de jeugd vooral, niet van de kerk moet worden vervreemd en heeft zijne kinderen vrijgelaten, den predikant hunner keuze te volgen. Zijne diep-religieuse natuur stond hoog boven kleinzielige haarklooverijen en een N.H. predikant heeft aan zijn graf het juiste woord getroffen.
Toen ik eenige jaren in het hoofdbestuur onzer Maatschappij mocht zetelen, heb ik getracht van der Hoop te winnen voor eene spreekbeurt op eene maandvergadering. Te vaak worden wij daar vergast op wel bijster belangrijke onderwerpen, doch die toch wel in een onnaspeurlijk verband met het doel dier instelling staan, terwijl ik het gevoel niet van mij kan afzetten, dat geschiedenis, vaderlandsch èn algemeen, nog maar weinig geteld wordt. Hij wilde wel; van der Hoop wilde altijd, als hij een ander genoegen kon doen, maar ik wist, hoezeer zijn program overladen was en durfde niet aandringen. Toch ben ik overtuigd, dat wat hij in onze vergadering zou verteld hebben,