| |
| |
| |
| |
J.R. Klein-Peaux
Geervliet 19 Januari 1864 - Oosterbeek 30 Juni 1933
Johanna Reinhardina Peaux werd geboren den negentienden Januari 1864 te Simonshaven (gemeente Geervliet) als dochter van Pieter Peaux, predikant te Simonshaven en Biert, en Louisa Cornelia Gerarda Peaux-Prince.
Haar eerste levensjaren bracht zij door in die streek van frisch groene weiden, blinkende slooten en kanalen, waar ruimte van luchten is over het wijde landschap, waar zwartbont wee graast en de paarden, in vluggen draf ranke wagens trekken over de dijken, zoodat het witte stof stuift langs wielen en disselboom en vonken spatten uit het kiezelgrint.
Een vruchtbare kleistreek, waarvan de pastorietuin met zijn appelen pereboomen, bessen- en frambozenstruiken, aardbeien en malsche groenten getuigen. In dien tijd bloeide in het voorjaar, op menig veld nog het koolzaad in vroolijke, gele zonneplekken en vond men, hier en daar ook de blauwe vlasbloem.
Johanna was te jong toen zij deze gewesten verliet om er iets meer dan een vage herinnering aan te hebben behouden en eerst veel later, na jaren, bij een kort bezoek aan Simonshaven en Zuidland, openbaarde zich aan haar de volle schoonheid van dit rijke en vruchtbare land.
Want de natuur had haar groote liefde van jongsaf en toen zij in 1869 met haar ouders naar Brabant verhuisde, waar haar vader als predikant van Etten en Hoeven was beroepen, onderging zij de eigenaardige bekoring van het Brabantsche landschap.
Hier niet de rijkdom van een vetten grond, maar de pracht van de heide in paarsen bloei, de kronkelende zandwegen, met hun diepe karresporen, de boekweit- en roggevelden, het kreupelhout op de bermen van de binnenwegen dat bij een zaakkundige bewerking schelklinkende fluitjes oplevert; hier óók maar dan meer in de laagte, waar de bodem drassig is, de taaie groene biezen, die zich zoo goed leenen tot het vlechten van op suikerbrooden gelijkende mutsen en platte matjes. De boerderijen die een witgekalkt kruis hebben op den muur boven het kelderraam; stokrozen en dahlias bloeien in den vóórtuin, al naar het jaargetijde afwisselend met violetten en oranje lelies en zwevend boven de welput op het erf, hangt aan een langen hefboom, de houten wateremmer, die zoo donker afsteekt tegen de lucht.
De mastboschjes op de hei waarin een ruischen is als van zeegerucht. De Canada's ranke populieren zoo eigen aan het Brabantsche land- | |
| |
schap. De beukenhagen langs tuinen en erven waaruit de schooljeugd in het voorjaar meikevers schudt, die molenaars heeten, hoe heeft dit alles haar liefde gehad en is het altijd in haar herinnering gebleven. Welk een genot waren voor deze blijde kinderziel de Paaschdagen wanneer er met gekleurde eieren werd gebold op het bleekveld van den pastorietuin en hoe lichtte de triomf in haar oogen als het ei, dat in gespannen verwachting heel hoog was opgegooid, toch nog onbeschadigd tusschen de grashalmen terecht kwam. Het werd een wedstrijd wiens ei het langst zou duren en dan kwam ten slotte het opeten, koud was het en hard, zonder zout er bij, maar wat smaakte het in de buitenlucht oneindig veel lekkerder dan ooit binnenshuis een zachtgekookt ei aan de ontbijttafel.
Tot de zomergenoegens behoorde in de eerste plaats een rijtoer naar het Liesbosch dat zich uitstrekte langs den Bredaschen straatweg, Kroondomein was en, voor kinderen, een onafzienbaar woud. Breedgespreide varens groeiden er onder de boomen en in de greppels lagen de beukeblaren van het vorig jaar hoog opgetast, de voeten verzonken er in en deden een aanhoudend geritsel opgaan onder het loopen. Hoe werd daar gespeeld onder de oude beuken! Zulk een dag was een heerlijkheid van het begin tot het einde: eerst de toebereidselen thuis, het zien inpakken van de proviand in groote, groene trommels, dan het voorrijden van de vigilante of de barouchette al naar gelang het eene of het andere rijtuig te verkrijgen was en dan de vroolijke uittocht uit het dorp en de rit over de Bredasche baan tot aan den ingang van het bosch waar het grijze hek stond met een gekroonde F. op de stijlen; het gaf toegang tot een mullen zandweg, die langs een rei van witte paaltjes naar de boschwachterswoning voerde. Hier verhief zich, dicht bij het huis, de hooge schommel en verderop waren overal in het omlijstende groen halvemaanvormige zitjes uitgespaard. Hier werden de trommels en doozen ontpakt en ging het rooversspel of het boompjeverwisselen onder de hooge beuken vroolijk zijn gang. Hoe pleizierig was het allemaal, hoe plezant, ook, tegen den avond, de terugrit: het zien inspannen van het paard, dat zoo groot en gewichtig kwam aanstappen met in elke beweging de belofte: ‘ik breng je weer thuis’. Dan eerst het zware trekken stapvoets door het diepe wagenspoor en verderop het rijden over den steenweg in matigen draf. Het was dan al schemerig en hoe groot en vreemd zag alles er uit langs de baan waar toch de bekende huizen stonden.
Menig trekje en tafereeltje in wat zij later schreef vindt zijn oorsprong en wortelt in dezen gelukkigen kindertijd, een reden om er iets langer bij stil te staan.
Op de dorpen had Johanna huisonderwijs genoten, maar haar eigenlijke schooljaren bracht zij in Haarlem door waarheen haar ouders verhuisden en dáár waren het vooral de duinen die haar lief werden. Wat al vroolijke herinneringen heeft zij behouden aan Het Kolkje, Kraantje lek, met den hoogen Blinkert, Het Schapenduin en Het Bloemendaalsche bosch, aan roeien langs de singels, over het
| |
| |
Spaarne en op de Leidsche vaart en aan het schaatsenrijden over diezelfde wateren in den winter.
Na afloop van den schooltijd bereidde zij zich voor tot het middelbaar examen in de Engelsche taal en letterkunde en bracht zij eenigen tijd in Engeland, Londen, door waar haar een nieuwe wereld openging. In de uren die niet aan de studie gewijd waren, hield zij er van Londen te doorkruisen met de underground, in omnibus, cab of handsome, de vervoermiddelen die er toen waren en waarmede zij stad en omgeving grondig leerde kennen. Ook knoopte zij in Londen vriendschapsbanden aan die gedurende een heel leven zijn blijven bestaan.
Bij haar terugkeer waren haar ouders naar Wijk aan Zee en Duin verhuisd en al was de overgang groot, zij heeft zich in die rustige omgeving terstond thuis gevoeld en van den aanvang af er de charme van ondergaan. Hoe prachtig was de zee bij avond en hoe heerlijk overdag het baden in de golven, hoe mooi het toen nog eenzame strand met zijn stoffeering van meeuwen en sterntjes.
In de onmiddellijke nabijheid van de pastorie waren begroeide binnenduinen, lanen en boschjes en op de buitenplaats Westerhout heerlijk beschutte plekjes om er heele middagen door te brengen en en er onder de boomen, waar het in het voorjaar schemerig blauw was van wilde hyacinten, te lezen en te studeeren.
Zij behaalde de acte Middelbaar A en B in de Engelsche taal en letterkunde en was daarna eenigen tijd leerares aan de Middelbare school voor meisjes te Leeuwarden. Later trok de ziekenverpleging haar meer aan en was zij een poos als verpleegster werkzaam aan een der Ziekeninrichtingen te Rotterdam.
Vandaar weer in Wijk aan Zee en Duin terug gekeerd, wijdde zij zich vooral aan letterkundigen arbeid en schreef studies over Engelsche dichters. Deze artikelen over Robert Browning; Dante Gabriel Rossetti; Swinburne's Chastelard; uit den tijd der Oxfordsche Beweging, waren geteekend: A.-J. Peaux, omdat haar zuster de er in voorkomende verzen vertaalde.
In dezen tijd verschenen ook haar schetsen en feuilletons in het Zondagsblad van het Nieuws van den Dag onder het pseudoniem de Meerulaer, eenige van deze werden door den schilder Wenckebach geïllustreerd. Met dit pseudoniem de Meerulaer onderteekende zij ook de schetsen en verhalen, die zij in het tijdschrift Eigen Haard schreef. In Mannen van Beteekenis in onze dagen verschenen haar studies over Robert Browning en Walt Whitman, die geteekend waren: J. Peaux.
Dodo, de geschiedenis van een hond, schreef zij naar aanleiding van een prijsvraag en behaalde er den 2en Prijs mee; haar liefde voor en begrip van het dier kwamen in dit geschrift wel zeer sterk uit; het verscheen later in boekvorm en was geteekend: Johanna R. Peaux (de Meerulaer).
In 1896 verhuisde zij met haar ouders naar Gulpen in Limburg en
| |
| |
trad daar in 1897 in het huwelijk met Mr. J. Klein en vertrok in December van dat jaar naar Indië.
Hier deed zij de stof op voor haar Indische schetsen en verhalen, die mede in Eigen Haard en andere tijdschriften, waaronder ook Indische verschenen.
In 1900 keerden zij en haar echtgenoot naar Europa terug en woonden aanvankelijk te Gulpen (L.), daarna te Amsterdam, Schoonhoven, Gouda en, in den tijd gedurende welken haar echtgenoot kantonrechter te Leiden was, eerst te Oegstgeest en later te Leiderdorp. Haar laatste levensjaren brachten zij en haar echtgenoot in Oosterbeek door.
In de omgeving van Leiden, Oegstgeest en Leiderdorp, had Johanna de kleurenpracht van de bollenvelden uit den Haarlemschen tijd terug gevonden en in Katwijk en Noordwijk de zee en de duinen, die haar toch altijd vertrouwder bleven dan het Limburgsche en het Geldersche landschap haar ooit geworden zijn. Zij schreef in deze jaren de studies, die in het avondblad van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, dat gewijd was aan de letterkunde, door Johan de Meester werden opgenomen. Deze artikelen waren geteekend: Johanna R. Peaux.
Al blijkt uit enkele, ook van haar onuitgegeven geschriften, haar voorliefde voor het duinlandschap, hoe heeft zij toch mede in de omgeving van Oosterbeek de natuur gewaardeerd: de statige boschlanen, de glooiende akkers, het ruime riviergezicht, de heide en de wodanseiken, het sprak alles tot haar zijn eigen taal van schoonheid, die zij verstond.
Zij overleed te Oosterbeek den 30sten Juni 1933 en wie haar verloren vinden in een uitgebreide verhandeling over ‘das Heilige’, die zij voltooide, gelijk op zoo menige bladzijde, die zij schreef, haar geest weer. De gedachten, die zij in haar geschrift over Rudolf Otto's boek ontwikkelde, zijn teekenend voor haar levensopvatting.
Augusta Peaux.
| |
| |
| |
Geschriften
1889 | Van vijf jonge meisjes (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag).
In de week van St. Nicolaas (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag).
Dames op het Leesmuseum (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag).
Robert Browning A.-J. Peaux (De Tijdspiegel).
Dante Gabriel Rossetti A.-J. Peuax (De Tijdspiegel, October, blz. 151). |
1890 | Ons feest van St. Nicolaas (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag).
Op Tennyson's eiland in Mei (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 1 Juni).
Hollandsch IJsvermaak. |
1891 | Iets over Engelsche sensatie romans (Nederland). |
1892 | Walt Whitman door J. Peaux (Mannen van beteekenis in onze dagen, aflevering 7).
Uit den tijd der Oxfordsche beweging door A.-J. Peaux (Nederland). |
1893 | Fragmenten uit Swinburne's Chastelard door A. en J. Peaux (De Tijdspiegel).
De Commensaal van Mie en Marijn (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag).
Jetske's St. Nicolaasviering. |
1894 | Kleine Tjerk (Het Vaderland, 2 December).
Tante's eigen huis (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 25 Maart). |
1895 | Mannie's Meidagen (Londensche schets, Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 2 Juni).
Van een deftige bruiloft. (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag).
Wimmie's eerste Kerkgang (Eigen Haard, 22 Juni). |
1896 | Lobbetje (Eigen Haard, 7 November, blz. 12).
Van de zee en van de fjorden (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 11 October). |
1897 | Het Wonder van Wielerwalen (Eigen Haard, 19 Juni).
Dodo de geschiedenis van een hond door Johanna R. Peaux (L.J. Veen, Amsterdam, zonder jaartal). |
1898 | Viva (Eigen Haard, 22 Oct. tot 3 Dec.).
Van een mailreis (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 29 Mei). |
1899 | ‘De drie Werelden’ Limburgsch schetsje (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 18 Juni). |
1900 | Een Oudejaarsavond geschiedenis (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag).
Van het wilde Katjong (Het Nieuws van den Dag, April).
Tineke (Eigen Haard, 6 October tot begin Nov.).
Sols gaat uit (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 6 Mei). |
1901 | Van de groote Maneuvels, Limburgsch schetsje (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag). |
1902 | Pa Kerto een vertelling uit Java's Oosthoek door de Merulaer.
Van twee prinsen (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 2 Maart).
Om een Duif (Eigen Haard, 11 Oct. tot 25 Oct.). |
1903 | Een gemaakte Pcrkara (Indische Gids, Maart aflevering).
Carlien I (Eigen Haard, 10 Oct. tot 14 Nov., 5 Nos.). |
1904 | Endin (Eigen Haard, 17 Sept. tot 8 Oct.).
Langs de Winkels (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 4 December).
Hollandsche Kijkjes (Eigen Haard, 3 December). |
| |
| |
1906 | Om Marijn's Hoeven, Kiekjes van het platte land (Eigen Haard, 11 Aug. tot 1 Sept.).
Zijn eerste partij (Zondagsblad van het Nieuws van den Dag, 22 April). |
1909 | Eigendom (Eigen Haard, 4 Dec. tot 18 Dec.). |
1910 | De brandstapel, Antonio Beltramelli, vertaald door mevrouw J.R. Klein-Peaux, ‘Europa’ Maandschrift voor Nederlandsche en vreemde letteren, April aflevering). |
1912 | In den Verhuistijd (Eigen Haard, 9 November). |
1924 | Vertellingen uit de Romagna door Johanna R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant; Avondblad A., gewijd aan de Letterkunde, 9 Aug. blz. 2.
Gravin Cathleen door Johanna Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant).
Deirdre, door Johanna R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A, 26 Januari, blz. 4). |
1925 | Een boek voor den dag der moeders. Johanna R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A., 23 Mei blz. 2.
Sarojini Naidù I. Joh. R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A., 17 Januari, blz. 1).
Sarojini Naidù II. Joh. R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A., 24 Januari, blz, 1). |
1926 | Memorial Verses. Tijdzangen van Sarojini Naidù, door Johanna R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A., 11 September, blz. 4).
De fontein der Schildpadden, Reisherinnering Johanna R. Peaux (Democratie en Vrije Arbeid Vereenigd. ‘Vrije Arbeid’, 2 Januari, zonder aangeving van blz.).
Een bergverhaal van H. Federer door Johanna R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A., 10 April, blz. 3).
Herinneringen van Tagore door Johanna R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A., 26 Juni, blz. 4). |
1927 | Tagore's Fruit-Gathering, door Johanna R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A., 19 Maart, blz. 2).
Over Grazia Deledda, door Johanna R. Peaux (Nieuwe Rotterdamsche Courant, Avondblad A., 14 Mei blz. 5). |
|
|