Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1934
(1934)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Dr Hajo Uden Meyboom
| |
[pagina 110]
| |
trok blijkbaar zijn hart, en na de driedaagsche reis per scheepsgelegenheid van Assen naar de hoofdstad des lands, waarbij hij door prestidigitateurskunsten zijne medereizigers vermaakte, vinden wij hem terug als student aan het Athenaeum. Blijkens de studentenalmanakken van de jaren 1862-1866 woont hij O.Z. Voorburgwal bij de Molensteeg K 24. Hij genoot het onderwijs van de literatoren H.C.G. Boot, H. Beyerman, P.J. Veth. Toen de eigenlijke theologische studie aanbrak waren zijn leermeesters: de Hervormde W. Moll, de Evangelisch-Luthersche F.J. Domela Nieuwenhuis en A.D. Loman, de Doopsgezinde S. Hoekstra en G. de Hoop Scheffer, de Remonstrant J. Tideman. Aanvankelijk trokken de Orientalia hem het meest. Maar Loman's bezadigde, scherpzinnige kritiekGa naar voetnoot1 dreef hem in de richting van de Oudchristelijke letterkunde, al blijkt ook Moll's invloed, wanneer hij in diens privatissimum voor Vaderlandsche Kerkgeschiedenis eene verhandeling levert over het Interdict, die in den Kalender voor Protestanten van 1864 het licht heeft gezien. Loman, die ‘langzaam maar zeker zijn stellingen ontwikkelde op een wijze die ontzag inboezemde voor den ernst der wetenschap’ wist ‘met angstvallige behoedzaamheid, met fijnen critischen tact, met juist gevoel, in het literarisch puin de herkomst der fragmenten van het oudste Christendom te ontdekken en de kansen te berekenen voor de reconstructie van eenig bouwwerk’. Zoo ziet Meyboom, zelf reeds jarenlang hoogleeraar, zijn ouden leermeester voor zichGa naar voetnoot2, en wij weten nu waarom hij zich tot Loman boven alle anderen aangetrokken heeft gevoeld. Voor een alumnus der Amsterdamsche school, wien de noodige vrijmoedigheid en welbespraaktheid ontbraken, bleek de vereischte onderwerping aan het mes van hem vreemde Leidsche examinatoren een ietwat hachelijke onderneming, zoodat hij bij minder goed onderlegden achterstond. De jaren brachten beterschap en ten slotte mocht hij te Groningen bij gelegenheid van zijn doctoraal examen en zijne promotie (27 Sept. 1866) het praedicaat ‘cum laude’ verwerven. Den Amsterdamschen studietijd heeft hij echter nimmer betreurd, omdat die ook voor later zeer gewenschte relatiën met predikanten van andere kerkgenootschappen medebracht. In Mei 1876 werd hij proponent en onmiddellijk daarop hulpprediker bij Dr van Schermbeek, Loman's zwager, te Elst bij Arnhem. Gedurende dit zestal weken van zijne eerste pastorale werkzaamheid deed hij volgens eigen mededeeling ‘veel beschamende ervaringen’ op. Bij een overvloed van proponenten moest er in die dagen snel achter elkander op beroep worden gepreekt. Te Scherpenzeel was uit een geformeerd twaalftal één candidaat uitgevallen en Meyboom had verzocht om in zijn plaats te mogen treden met het gelukkig gevolg, dat hij daar pastor loci werd op 19 Januari 1868. Achtereenvol- | |
[pagina 111]
| |
gens heeft hij nog de gemeenten van Veendam (27 Oct. 1872-26 Jan. 1879) en Assen (2 Febr. 1879-27 Nov. 1892) gediend, volgens het getuigenis van den bescheiden man ‘telkens met een eigenaardig succes, te danken aan de omstandigheid, dat met den nieuwen predikant ook de nieuwe richting haar intree deed’. Dat er ook wel andere factoren bij in het spel waren, bleek ten overvloede, toen Meyboom ruim veertig jaren na zijn heengaan uit Assen daar ter aarde werd besteld en de roem van zijn trouwen pastoralen arbeid er nog bleek voort te leven. Iemand, die het weten kan, getuigde later dat de twaalf jaren, die de gemeente Assen hem als voorganger heeft gehad ‘tot haar beste in vele opzichten’ zullen hebben behoord. Bezielend kanselredenaar is hij niet geweest bij gemis aan de gave der improvisatie; ook viel het memoriseeren van het geschreven woord hem moeilijk, zoodat hij zijn preeken las. Maar de vorm van het door hem voorgedragene was welverzorgd en de inhoud degelijk, getuigen menig nummer van de Stuiverspreeken en Onze Godsdienstprediking. Hoevele daarvan zouden nu, vijftig, ja zestig jaren later, nog of weer met vrucht gelezen kunnen worden door predikers, die over de ‘moderne vaderen’ meenen heen te zijn, maar hun waarheden nog niet eens blijken te kennen. Mij trof de preek uit zijne eerste gemeente: ‘de Kerk en hare leden’ (1872) naar aanleiding van Philippus en den Moorman; eveneens ‘Schriftgebruik’ (1910), waar hij zich een geharnast bestrijder toont van de dogmatische opvatting, als zou de Bijbel het onfeilbaar woord van God wezen. Menig vrijzinnige van thans, om van anderen te zwijgen, zou van preeken als deze nog heel wat kunnen leeren en - afleeren. Als predikant te Veendam profeteert hij in de ‘Kerk der Toekomst’ (1876): ‘de kerk zal ophouden te zijn wat men noemt een belijdend lichaam, dat een zeker leerstelsel, hoe mager dan ook [men denkt, nu bijna zestig jaren later, onwillekeurig aan de pogingen tot Kerkopbouw!] omhoog heft en zich zelf tot het in acht nemen van zekere vormen, hoe weinig dan ook, verplicht.... Ze zal worden een maatschappij tot bevordering van christelijk leven’. Dat hij levenslang aan deze opvattingen is trouw gebleven bewijst een eenvoudige, maar rake studie over de KerkGa naar voetnoot1, waarin hij zich met de gebroeders Hugenholtz geestverwant betoont, die in de Protestantsche kerken te veel - en bovendien nog te slecht - het Roomsch-Katholieke kerkbegrip imiteerende genootschappen zien en in vrije gemeenten het ideaal vinden van religieus samenleven en samenwerken voor den nieuweren tijd. Het specifiek-kerkelijke zal moeten verdwijnen en de gewone vormen van het maatschappelijk vereenigingsleven in de plaats daarvan komen. Het bezwaart hem, dat wij het looden gevaarte van het aan Rome ontleende kerkbegrip en kerkelijk organisme aan onze voeten meeslepenGa naar voetnoot2. Zoo heeft Meyboom in een tijd, waarin vele Protestanten weer onder de bekoring van Middeleeuwsche ideologieën begonnen te geraken, nuch- | |
[pagina 112]
| |
ter de lijn der kerkontbinding doorgetrokken, die in de Reformatie der 16de eeuw principieël een aanvang genomen heeft. In zijn akademisch proefschrift had hij zich ten doel gesteld de onhoudbaarheid van alle Markus-hypothesen aan te toonen. Een bevoegd beoordeelaar getuigde er van: ‘is het naar den vorm een Fransch, 't is naar den inhoud een Duitsch boek’Ga naar voetnoot1; ‘de aangenaam onderhoudende stijl’, die den lateren Kroniekschrijver van het N.T.T. op meer dan 80-jarigen leeftijd nog kenmerkte, een stijl, die van den lezer geen inspanning eischte, maar slechts genot verschafte, is den lezer geen inspanning eischte, maar hem slechts genot verschafte, is Meyboom's charisma geweest van zijn eerste pennevrucht af. Even oud is zijn scepticisme. Een belangrijk opstel over de methode der Evangeliën-kritiekGa naar voetnoot2 behelst den volzin: ‘de critiek moet ... wat meer sceptisch worden’. Men verwarre niet mogelijkheid en werkelijkheid: ‘er steekt iets kleingeestigs, iets kinderachtigs in de alwetende critiek’. Een geweldige masa catechisanten nam zoowel te Veendam als te Assen veel van zijn tijd in beslag, maar noopte hem tevens tot allerlei bemoeiïngen in het belang van het godsdienstonderwijs: hij gaf handleidingen en leesboekjes uit en poogde op de vergadering van Moderne Theologen van 1877 tot eene nationale organisatie van het catechetisch onderricht te geraken. Slechts door een ordelijke tijdverdeeling - de voormiddagen reserveerde hij voor de studie - kon hij zijn wetenschappelijk werk aanhouden, waarvan verschillende periodieken de vruchten mochten plukken. Te Assen schreef hij zijne monografie over Marcion, die, den tijd van onstaan in aanmerking genomen, ondanks hare beknoptheid bij vergelijking met Harnack's dertig jaren later verschenen boek er nog wezen mag. Loman kon tevreden zijn over dezen leerling. Pas had de leermeester met zijne geruchtmakende rede in de Vrije Gemeente (1882) en zijne Quaestiones Paulinae in het Theologisch Tijdschrift de zgn. symbolishe opvatting van Jezus' levensbeeld en de hypothese van de onechtheid van alle Paulusbrieven aan de orde gesteld, of zijn begaafde leerling toetste deze nieuwe theorieën aan de Oudchristelijke gegevens. Vormde de Openbaring van Johannes misschien een beletsel om Loman bij te vallen? Of de brief aan de Hebreën? Meyboom ontkende het. Ook zijne Marcionstudie stond blijkens eigen mededeeling in nauw verband met de hypothese-Loman. ‘Wat Marcion betreft kan prof. Loman zijn gang gaan’Ga naar voetnoot3. Hoe aarzelend hij ook tegenover de radicale hypothese in het algemeen heeft gestaan, van elke nieuwe nam hij als echte Lomanleerling belangstellend kennis en vond er zijn genoegen in, ze door boeiende artikelen in breederen kring bekend te maken. Wel kwam het hem mogelijk voor, een concreet menschenleven als oorsprong van de Oud- | |
[pagina 113]
| |
christelijke beweging te ontdekken, maar hij erkende tegelijk, ‘dat dit voor het groote geheel in het ruimer wereldverband ternauwernood meer te beteekenen had dan het vallend steentje voor de lawine’Ga naar voetnoot1. Hij heeft nooit meegedaan aan een heroworship, die tot menschvergoding overslaat. In een Kerstpreek van 1883 zegt hij, dat het persoonlijke niet het hoogste verdient te worden aangeslagen. ‘Hoe groot, hoe gezegend, hoe wereldbeheerschend de macht eener persoonlijkheid ook wezen kan, ieder persoon is toch ten slotte weer het kind van zijn volk en van zijn tijd en als zoodanig het gewrocht van omstandigheden, wier macht veel verder reikt dan die van den enkelen, ook van den meest voortreffelijken mensch’Ga naar voetnoot2. Om de ideeën, om blijvende waarheden, niet om eene vluchtige verschijning is het te doen. Sterker dan tegenover W.B. Smith, Van Loon, Bolland e.a. radicalen is zijne skepsis altijd nog tegenover de aftrekmethode der liberale Leben-Jesu-Forschung geweest. Een stortbad van radicale lectuur achtte hij nuttig voor de huidige, ook liberale, critici. Als hij bij gelegenheid een bepaalden criticus te roekeloos vindt, dan beschuldigt hij meteen zichzelven te besluiteloos te zijn. Maar als hij zichzelven op het gebied der Nieuwtestamentische kritiek ‘een grootendeels onbevoegde’ noemt, spreekt hier zijn beminnelijke bescheidenheid, die billijker oordeel doet zeggen, dat Meyboom voor zijn deel bovenal ‘te bescheiden’ is geweest. Behalve voor wetenschappelijken arbeid had hij ook belangstelling voor schoone letteren. Zijne vertaling van Edwin Arnold's ‘Light of Asia’ beleefde een derden druk, terwijl hij ook in de Gids aan dit thema een opstel wijdde. Zijne werkzaamheid als Kroniekschrijver van het Nieuw Theologisch Tijdschrift, waarin hij Van Loenen Martinet opvolgde, begon hij, Okt. 1919, op een leeftijd, die anderen doet besluiten er het bijltje bij neer te leggen en bewees door frissche en pakkende opmerkingen over de gebeurtenissen, verschijnselen en stroomingen van den dag zijne bekwaamheid als journalist. Zijn huiselijk leven heeft hem veel zorg gebaard. Sedert 1875 gehuwd met Elisabeth Clasina Momma, dochter van B.J. Momma en E.J. de Petersen te Amsterdam, een huwelijk, dat te Amersfoort door zijn leermeester W. Moll werd ingezegend, heeft hij van de hem geschonken kinderen slecht één, de oudste dochter, in leven zien blijven. Zij is het geweest, die hem op zijn ouden dag op voorbeeldige wijze heeft verzorgd. Een tweede stierf vijf maanden oud; een derde, geboren met een hartgebrek, was acht jaar lang voorwerp van groote zorg; een vierde stierf op 16-jarigen leeftijd na een vier-jarig lijden aan tuberculose; een zoon, door een fietsongeluk lijder aan vallende ziekte geworden, stierf 31 jaren oud. Na een zevenjarig lijden aan tuberculose ontviel hem in den zomer van 1892 zijn vrouw. Eenige maanden na dit zwaarste verlies van zijn leven volgde zijne benoeming tot hoogleeraar te Groningen. Het benoemingsbesluit belastte hem met het onderwijs in de Encyclopaedie, de Kerkgeschiede- | |
[pagina 114]
| |
nis en de Zedekunde, drie vakken, die geheel nieuw voor hem waren en zooveel studie vereischten, dat alle verdere bezwaren op den achtergrond geraakten. Zijn dochter en zijn toen nog gezonde zoon vertoefden voor hunne opleiding elders; toen heeft zijne zuster Margaretha A.S. hem de eenzaamheid dragelijk gemaakt tot het oogenblik, dat zijn dochter na voltooide studie het bestier zijner huishouding kon overnemen. De terugkeer uit Amerika van zijn kataleptisch geworden zoon werd hem aanleiding om uit de stad naar het landelijke Paterswolde te verhuizen. Ten gevolge van zijn buitenwonen heeft hij te zijner tijd van secretariaat en rectoraat van den academischen Senaat moeten afzien. Als zijn werkzaamheid door den fatalen wettelijken termijn in 1912 afgebroken wordt, zal hij tijdens langgerekte vacatures nog eenige jaren met het geven van colleges en het afnemen van examens, bij wijze van hulpbetoon, kunnen voortgaan. Bij zijn onderwijs volgde hij Loman's voorbeeld: hij dicteerde een schets, die beknopt de te behandelen stof als een leesbaar geheel formuleerde en die door mondelinge uitweidingen, voor excerpt bestemd, werd toegelicht en aangevuld. Op deze wijze legde hij den grond voor zijn boek: ‘het Christendom der tweede eeuw’; desgelijks heeft hij ook voor zijne studenten de negentiende eeuw behandeld om hen in den nieuweren tijd te oriëntieeren. Aan de hand van Moll behandelde hij de historiografie der Kerkgeschiedenis. Meyboom heeft zelf later de door hem gevolgde methode niet geheel kunnen goedkeuren, omdat de studenten, meer dan in Loman's dagen met colleges overstelpt, gedwongen waren vele te verzuimen, wilden zij nog tijd overhouden voor eigen studie. Een gezellig privatissimum voor kennismaking met Oudchristelijke letterkunde, eveneens op Loman's voorgang, leverde meer voldoening op. In zijn Groninger periode vielen ook de internationale congressen voor Vrijzinnig Godsdienstigen, waarvan hij het eerste, te Londen, heeft gemist; het tweede te Amsterdam viel zoo bij hem in de smaak, dat hij ook de volgenden te Genève, Boston, Berlikn, Parijs heeft bezocht. Op al die plaatsen maakte hij kennis met een internationalen kring van geestverwanten. Tijdens zijn emeritaat zette hij de uitgave van Oudchristelijke Geschriften in Nederlandsche vertaling voort, een werk, waaraan hij in 1908 reeds met de uitgave van eene Hollandsche overzetting der Kerkgeschiedenis van Eusebius was begonnen. Aaanvankelijk was de uitgave van deze belangwekkende serie door het Haagsch Genootschap ondernomen, waarvan Meyboom sedert 1906 bestuurder is geweest, (gelijk hij lid was van Teyler's Godgeleerd Genootschap sedert 1920); sinds 1912 zorgde hij zelf daarvoor, gesteund door eene commissie, die ter gelegenheid van het bereiken van zijn 70-jarigen leeftijd zich tot zijne huldiging had gevormd; sinds 1920 gaf de Regeering subsidie. Tot zijne groote voldoening heeft hij de zichzelven hiermede opgelegde taak geheel ten einde gebracht; van de 46 deelen zijn er 41 van zijne rusteloos werkzame hand. | |
[pagina 115]
| |
Behalve al het genoemde werk, - te veel, naar het schijnt, voor één mensch, al bereikt deze dan ook een zeldzaam hoogen leeftijd in het volle bezit zijner lichamelijke en geestelijke vermogens, - heeft Meyboom in Groningen en Drenthe sedert zijn emeritaat nog velerlei sociaal werk verricht. Vergaderingen van het Haagsch Genootschap riepen hem tenminste tweemaal per jaar naar de Residentie; met zijne medeleden van Teyler's Godgeleerd Genootschap vergaderde hij jaarlijks te Amsterdam. In dezen hoogleeraar, ten slotte in dezen oud-hoogleeraar, verloochende zich nooit de tuinierende plattelandsdominee; hoe enthousiast kon hij niet vertellen over de resultaten van zijn tuinbouw! Maar ook de dominee op z'n best vertoonde zich levenslang in zijn bereidheid om te helpen, waar hulp noodig was, in zijn hartelijk medeleven met de menschen. Van zijn opgewekten, geestigen toon geraakte wie met hem sprak onder de bekoring. Eenvoud en waarachtigheid behoorden tot zijn meest sprekende karaktertrekken. Zoo blijft hij niet alleen in de vruchten van zijn rusteloozen wetenschappelijken arbeid voortleven, maar ook in de herinnering van allen, die het voorrecht hebben gehad hem te kennen.
Santpoort G.A. van den Bergh van Eysinga | |
[pagina 116]
| |
GeschriftenTwee tafereelen uit een studentenleven door van der Hummes. Amst. Stud. Alm. 1862: 193-195. Reizen door Hi. Amst. Stud. Alm. 1863: 125-36. Programma certaminis literarii door H. Amst. Stud. Alm. 1864; 112. Een vooroordeel bestreden door A. Amst. Stud. Alm. 1864; 129. Synonyma door J. Amst. Stud. Alm. 1864; 135. De student met een hoed door O. Amst. Stud. Alm. 1864; 136-141. Mijn achterkamer door H. Amst. Stud. Alm. 1865; 71-84. Hoe 't bokske horens krijgt door Hi. Amst. Stud. Alm. 1866; 94-106. Een woord ter nagedachtenis aan Thomas ten Brink Amst. Stud. Alm. 1866: 155-160. Het Interdict. Kerkhist. Jaarboekje 1864: 163-220. (Gedichtjes van Th., uitgegeven door H.U.M., W.M. en A.M.K.). De Marcusthypothese. Acad. Pr. Amst. 1866. Een plan in het Marcus-evangelie, T.T. 1867: 651-690 (critiek op Klostermann's Markusevangelium). De methode der evangeliëncritiek, T.T. 1868: 497-533 (critiek op J.H.A. Michelsen, Ev. v. Mk.; J.H. Scholten, Oudste Evangelie). De weg om tot eenheid te komen. Stuiverspreken 1870, II 3. Mijn besluit om te blijven. Toespraak. Meppel 1871. De verharding van Israel. De nieuwe richting in het leven. Dokkum III 8 v. Proeve eener geschiedenis der Logia-hypthese. T.T. 1872: 303-324; 361-402; 481-513. De kroon der gemeente, afscheidswoord Scherpenzeel. Meppel 1872. De kerk en hare leden. Stuiverspreeken 1872. Magnetisme en Tafeldans. Veendam 1874. De verheerlijking op den berg. Bijbelvriend I 20-30, Pekela. De voetwassching. Bijbelvriend I 178-186. Pekela. De Lucas-quaestie (critiek op W. Stewart en G.J. Vos), T.T. 1874: 521-538. De schepen der mythologie. Vad. Letteroefeningen 1874: 707-745. Het vierde evangelie. Volksbibliotheek, Amst. 1874, no. 4. De kerk der toekomst. (Onze Godsdienstprediking II 21). Tiel 1876. De Schrift van God ingegeven. Bijbelvriend III 179-195. Dokkum. Een nieuwe bijbelvertaling (critiek op Mc Clellan). T.T. 1876: 391-403. Bijbelsche Geschiedenis (Meyboom en van Veen, Handleiding B.) Gron. 1876; 2 de dr. 1884. The Gospels in the second century, by W. Sanday, besproken T.T. 1877: 443-464. Een woord aan de Protestanten van Veendam en Wildervank, Veendam 1877. Algemeene godsdienstgeschiedenis (Meyboom en van Veen Handleiding C.), Gron. 1877. De Handelingen der Apostelen. Volksbibliotheek, Amst. 1877, no. 2. Ons Godsdienstonderwijs, Gron. 1877. Alles ten goede, Toespraak. St. Vr. Gem. Amst. 1878: 169-189. Ter gedachtenis aan mijne vrienden te Veendam. Amst. 1879. De onbekende God. Intreerede. Assen, 1879. Regeling der catechisatiën. Assen, 1879. Het Romeinsch burgerrecht van Paulus. T.T. 1879: 73-101; 239-267, 310-336. De Kalewala. Gids 1879, III 453-487; IV 31-63. Het getuigenis van Paulus te Jeruzalem. T.T. 1880: 395-421, 599-621, 1881: 96-116, 224-247. Een floraliafeest. Onze godsdienstpred. 1880, no. 20. | |
[pagina 117]
| |
Aanbidding in geest en waarheid. Toespraak. Assen 1880. Mensch, kerk en godsdienst. Toespraak. Assen 1881. De toekomst van het gemeenteleven. Referaat Protestantendag Deventer. ‘Beschrijving’ bl. 48-62. Het licht van Azië. Gids 1881, II 450-480. Het licht van Azië afzonderlijk, Amst. 1881; 2de dr. 1895. 3de dr. De oude kerken en de nieuwe tijd. Amst. 1881. Niet bij brood alleen. Stemmen Vr. Gem. Amst. 1882, no. 7-8, bl. 259-274. Jezus en Paulus in de Openbaring. T.T. 1883: 58-80. (Verslag en beschrijving Protestantenbond 1882). De klacht van het berkje. Drentsche Volksalmanak 1882: 1 vv. Het gebedenboek in het Drentsch museum. Drentsche Volksalmanak 1883: 114-142. Rustem en Sohrab. Gids 1883, IV : 45-83 (naar Ferdusi). Kerstpreek. Onze godsdienstpred. 1883, no. 20. (Verslag en Beschrijving Protestantenbond 1883). Jezus en Paulus in den Hebraeërbrief. T.T. 1884: 412-451. Suso's honderd artikelen in Nederland. Arch. Ned. Kerkgesch. 1885: 173-207. (Verslag en Beschrijving Protestantenbond 1884). Sjoelammit (aankondiging van C.G. de Vries v. Heyst ‘het Lied der liederen’). Gids 1884, IV : 403-429. Simeï's vloek. Onze godsdienspred. 1885. De leer der twaalf apostelen. T.T. 1885: 531-542, 596-632. Indische vertellingen naar von Schlegel. Erica 1886: 85-110. Welke houding hebben wij in en buiten de kerk aan te nemen tegenover de orthodoxie? Referaat. Beschrijving 13de Ned. Protestantendag. Zwolle 1885. Ter gelegenheid van ons nationaal feest. Toespraak. Assen, 1887. Wagners Bijbelsche verhalen door dr L.S.P. Meyboom, naor den 16den druk omgewerkt en aangevuld door dr H.U. Meyboom. Gron. 1887. De Predikantsbetrekking. Voordracht. Tiel 1887. Een verlossingsleger. Toespraak. Assen 1887. Marcion en de Marcionieten, Leiden 1888. Te Görbersdorf. Erica 1888: 104-146. Verborgenheid en Wetenschap. Toespraak. Stemmen Vr. Gem. Amst. 1887: 183-198. Het Socialisme. (Uitgeg. door Vereen. tot Verspreiding v. Stichtelijke blaadjes) Amst. 1888. Folklore naar aanl. van dr L. Knappert's acad. pr. Bibl. mod. Th. en Lettk., April 1888: 573-608. W. Seuffert's Ursprung und Bedeutung des Apostolats besproken, T.T. 1888: 213-34. W.H. van de Sande Bakhuyzen's Lukasevangelie besproken. T.T. 1889: 366-406. Een berijmde Jesaja (Jonckbloet, Isaia's zangen). Gids 1889, III: 479-515. De opvoeding en de prostitutie. Handelingen Congres tegen de Prostitutie 1889. Het verzekeringswezen. Volksboekje Mij tot Nut v.h. Algemeen. Amst. 1889. De canon van Marcion, naar aanleiding van Van Manen, van Loon en Bruins. T.T. 1889: 580-617. Rovers' apocalyptische Studiën, aangekondigd Bijblad Hervorming 1890, no. 1. Marcion en Paulus in de Clementijnen. T.T. 1891: 1-46. Bij 's Konings dood. Toespraak. Assen 1890. Aan de Galaten (naar aanleiding van Baljon, Cramer en Völter) T.T. 1891: 241-258. Armenzorg. Volksboekje Mij. tot Nut v.h. Algemeen. Amst. 1891. Najaarsverrichting. Mededeelingen der Rotterdamsche Vereen. tot verbetering van Armenzorg, no. 47. | |
[pagina 118]
| |
Maria Magdalena (naar Edwin Arnold), Erica 1892. Het licht der wereld (naar Edwin Arnold). Gids 1892, II 279-299. Hetzelfde compleet Amst. 1892. Een nieuw boek van prof. Tiele. (Gesch. v.d. godsdienst in de oudheid I 1. Bibl. mod. Th. en Lettk. 1893 : 91-104. Een proeve van historische critiek, aankondiging van Bolland's Johannesevangelie. T.T. 1893: 168-179. Ter herinnering. Tiental preeken. Assen 1892. De bewegelijkheid der theologische encyclopaedie. Inaug. or., Gron. 1892 Het anti-alcoholcongres te 's-Gravenhage. Rapport. Beschrijving Protestantenbond 1893: 24. In droefheid en vreugd. Onze godsdienstpred. 1894, no. 8. Leekedichtjes gecommentariëerd. Bibl. v. Ned. Lettk. no. 6. Gron. 1894. 2de dr. 1896. Verzekerd in eigen gemoed. Onze godsdienstpred. 1894, no. 21. In het begin des jaars. Onze godsdienstpred. 1896, no. 1. Dr van Nes' In dagen van strijd aangekondigd Museum 1896: 130-132. Rapporten Commissie v. maatschappelijke belangen, Protestantenbond 1894-1896. Advies in zake armenzorg, Commissie als boven 1896. W.F. van Bell in memoriam. Gron. Stud. Alm. 1897: 45-55. In menschen een welbehagen, Kerstpreek. Onze godsdienstpred. 1896. A.D. Loman in memoriam. T.T. 345-348. Het Christendom der tweede eeuw. Gron. 1897. Voorrede bij de diss. van Dr S. Baart de la Faille over Tolstoï. Gron. 1897. De ethiek in het Noorden. Aankondiging van Åberg. T.T. 1897: 569-584. C.A. Bernouilli's Wiss. u. kirchl. Methodde aangekondigd. T T. 1898: 77-91. Heerspink's Hofstede de Groot, aangekondigd, Tijdspiegel 1898: 133-136. Levensbericht van Prof. A.D. Loman. Levensberichten Mij. v. Lettk. 1898: 26-72. Dr A.D. Loman's beteekenis voor de vaderlandsche theologie. Gids 1898: 80-117. De spreuken van Sextus. T.T. 1898: 455-488. Satan's val. Paaschpreek. Onze godsdienstpred. 1898. Volharding in den druk. Onze godsdienstpred. 1898. Te Jeruzalem blijven. Onze godsdienstpred. 1899. Historische herinnering. Teekenen des Tijds 1899: 415-429. Paarden achter den wagen. Mededeelingen v.d. Vereen. tot verbetering van Armenzorg. 1899, no. 56. Philanthropie of godsdienst? Onze godsdienstpred. 1900. Eugène de Fay's Clément d'Alexandrie besproken. T.T. 1900: 477-479. Een encyclopaedie der Christelijke theologie. (Bespreking v. Baljon) T.T. 1901: 350-375. Een man van beteekenis. Onze godsdienstpred. 1901, no. 15. De oudste nederzetting op het Drentsche plateau. (Naar Dr Blink). Drentsche Volksalmanak 1902: 23-38. Eutychus. Onze godsdienstpred. 1902. De Clemens-Roman I. Synoptische vertaling. Gron. 1902. Tatisnus en zijne apologie. T.T. 1903: 193-247; 440-442. De Clemens-Roman II. Wetenschappelijke behandeling. Gron. 1903. In memoriam dr J. Reitsma. Gron. Stud. Alm. 1903 : 53-64. Nieuw licht over de Anatolische kerk. Ned Arch. v. Kerkgesch. 1903, II 109-133. De toekomst van het Protestantisme. Referaat. Teekenen des Tijds, 1903: 243-265. Een kerkgeschiedenis der 19de eeuw (J.S. van Veen). T.T. 1904: 91-103; 1904: 503-513. De Ophieten. T.T. 1904: 136-162, 197-225. Een nieuwe druk van Wundt's Ethiek. T.T. 1904: 212-228. | |
[pagina 119]
| |
Het nieuwste over de Clementijnen, naar aanleiding v.H. Waitz. T.T. 1904: 439-454. Magiërs. T.T. 1905: 40-70. Twee pleidooien voor Staats-Hooger-Onderwijs in de Theologie door dr J.A. Bruins en dr. H.U. Meyboom. Gron. 1905. C. Clemen's Paulus, besproken in Museum 1905: 383-385. Een dienstmaagd. Onze godsdienstpred. 1905, no. 3. Lichtenstein's Eusebius, besproken in Museum 1905; 299 v. Jezus de Nazerëer (naar aanleiding van W.J. Benjamin Smith) T.T. 1905: 512-535. Uit Scandinavië (naar aanleiding van Grath en Johansson). T.T.T. 1906: 294-297. W.C. van Manen, biographie. T.T. 1906: 193-252. De Carpocratianen. T.T.T. 1906: 491-520. Het eerste evangelie door Bolland. T.T.T. 1907: 96-98. De groote dingen Gods. Pinksterpreek. (Preekverspreiding N.P.B.), 1 Juni 1906. Loman redivivus (W.B. Smith, der vorchristliche Jezus), T.T. 1907: 1-17. De Stromateis van Clemens Alexandrinus. T.T. 1907: 508-541. Kerk en Staat in Frankrijk. Teekenen des Tijds 1907: 193-212. Gnosis en Evangelie door Bolland, T.T. 1907: 422-424. De evangelische Jozua en het lijden en sterven onzes Heeren J.C. door Bolland, T.T. 1908: 136-139. Verspreide geschriften van Allard Pierson III 1, 2. Museum 1908: 306 v. Eusebius, H.E. I-IV O.C.G. II Leiden, 1908. Eusebius, H.E. V-VII, VIII-X O.C.G. III v. 11, 1908. Onze Vader in de hemelen. Preekverspreiding, Mei 1908. Clemens Alexandrinus en de Wijsbegeerte. T.T. 1908: 334-358. F. Cavallera's Athanasius. Museum. 1908: 447. Clemens Alexandrinus als ketterbestrijder. T.T. 1908: 507-568. D. Völter, Die älteste Predigt aus Rom, besproken T.T. 1908: 569-573. G.A. van den Bergh van Eysinga, 1 Clemens ad Cor, besproken T.T. 1908: 574-579. Inleiding op Bakel's vertaling van het N.T. Nov. 1908. Bréhier, Les idées de Philon besproken Museum 1909: 148. In eeuwigheid dezelfde. Preekverspreiding, Mrt. 1909. ‘Christian science’. Gids 1909, II 393-436. ‘Christian science’. Ter aanvulling en verbetering. Gids 1909, III 499-505. Clemens Alexandrinus en de Heilige Schrift. T.T. 1909: 435-470. Pierson's Verspreide geschriften II 3. Museum 1909: 67 v. K.H.E. de Jong's Mysterienwesen. Museum 1910: 150. Schriftegebruik. Preekverspreiding Mei 1910. De Apologeten II-III. O.C.G. VI-VII. Leiden 1910. De Stoop's Manicheïsme. Museum 1901: 392. Duizend jaren als één dag. Preekverspreiding. Jan. 1911. D. Völter's Polycarp und Ignatius. Museum 1911: 260 v. W.B. Smith, Ecce Deus. T.T. 1912: 36-53. Kirsopp Lake's Paulus. Museum. 1912: 390 v. Clemens Alexandrinus, Leiden 1912. Grapin's Eusèbe. Museum 1912: 198v; 1915: 243v. Van Laak, Modernisten. Protestant, Jan. 1912. M. Vernes' Histoire sociale des religions. Museum 1912: 264 v. Clemens Alexandrinus I-III O.C.G. VIII-X Leiden 1913. De tegenwoordige stand van het Jezusprobleem. T.T. 1913: 391-432. G.A. van den Bergh van Eysinga's Holländische radikale Kritik des N.T. Museum 1913: 440 v. De Kok, Zieleschoonheid. Franciscusbeschouwingen. Museum 1913: 190. J. Pfättisch' Justinus. Museum 1914: 231. Clemens Alexandrinus IV-VIII. O.C.G. XI-XV. Leiden 1914. | |
[pagina 120]
| |
Franziskaner Studien. Museum 1914: 275. De toekomst onzer kerken. (Vrijzinnig godsd. vlugschr. no. 10-11). Rauschen, Florilegium patristicum VI. Museum 1914: 351 v. A. Meyer's Weihnachtsfest. Museum 1914: 388 v. Christian Science in Tijdschrift voor Geneeskunde. Mei 1914. W. Naumann's Jeremiasbrief. Museum 1915: 124 v. W. Bousset's Kyrios Christos. Museum 1915: 181v. Clemens Alexandrinus IX-XII. O.C.G. XVI-XIX Leiden 1915. Geschiedenis der Godgeleerdheid (Gesch. der Wetenschappen) Baarn 1915, bl. 194 vv. Modern godsdienstig en vrijzinnig christelijk. Teekenen des Tijds 1915: 379-404. Geestelijk voedsel en surrogaten. Vrij Christendom I 5. 1915. Boll's Aus der Offenbarung Joh. Museum 1915: 88 v. Van Amsterdam naar Assen vice versa. Drentsche Volksalmanak 1916: 93-108. Bousset's Jüdisch-christlicher Schulbetrieb. Museum 1916: 154-156. Bousset's Jesus der Herr. Nachträge. Museum 1916: 354. De Kerk. T.T. 1916: 267-302. Dorpshuizen. Drentsche Volksalmanak 1917: 64-79. Hippolytus. Philosophumena. I.O.C.G. XXIII Leiden 1916; II O.C.G. XXIV Leiden 1917. Strijd en overwinning. Preekverspreiding 1917, no. 13. Scheiding van Kerk en Staat. T.T. 169-196. Justinus Martyz, Trypho O.C.G. XXV. Leiden 1917. De waarde van de studie der evangeliën voor de opleiding tot predikant. Referaat. Teekenen des Tijds 1919: 1-18. Irenaeus I-V. O.C.G. XXVI-XXX. Leiden 1918-,20. De Jong's Mysterienwesen 2 Museum 1919: 230 v. D. Plooy, Chronologie van Paulus. Museum 1920: 14 v. Kroniek. N.T.T. 1919: 411-422; 1920: 103-116; 187-196; 250-260; 323-333. De Nederlandsche Protestantenbond 1870-1920. Gron. 1921. J.J. Koopmans de servitude antiqua. Museum 1921: 162 v. Baehrens' Origenes' Werke VI. Museum 1922: 32-34. Origenes I-VI. O.C.G. XXXI, XXXIV-XXXVI. Leiden 1921-'26. Justinus Martyr III-IV. O.C.G. XXXVII-XXXIII. Leiden 1922-'23. Bosshardt, Tertullien contre Marcion, Museum 1923: 216-218. Kroniek N.T.T. 1921: 61-71; 144-15; 239-249; 333-344. 1922: 111-122; 194-206; 370-382. 1923: 63-75; 147-158; 234-246; 328-341. 1924: 101-113; 199-212; 293-303; 415-427. 1925: 84-97; 206-214; 298-307; 387-396. 1926: 77-86; 170-179; 259-271; 370-381. 1927: 71-82; 210-221; 302-311; 393-402. 1928: 88-96; 200-209; 290-299; 394-405. 1929: 93-104; 295-304; 398-403. 1930: 94-100. Adamantius. O.C.G. XXXIX. Leiden 1926. Tertulianus I-VI. O.C.G. XL-XLVI. Leiden 1926-'31. Pattist's Ausonius als christen. Museum 1927: 138 v. Fridrichsen's Problème du Miracle. Museum 1927: 248. Koch's Cyprianische Untersuchungen. Museum 1927: 275 v. Slypen - van Everdingen's Lactantius. Museum 1927: 51. G.A. van den Bergh van Eysinga's Littérature chrétienne primitive. Museum 1928: 43. Joachim de Flore, traduction par E. Aegerter. Museum 1929: 77 v. Leclercq's vie chrétienne primitive. Museum 1929: 317. | |
[pagina 121]
| |
Lorentz' Egyptische Kerkordening. Museum 1930: 84. Borleff's Tertullianus. Museum 1930: 140. | |
Courant-artikelenBrieven uit West-Stellingwerf I, II en III. De Negen gemeenten 1872 no. 49, 56 en 66. Akkrum bij Bernh. Behrns. Wat behoort na het in werking treden van de wet op het H.O. de Ned. Herv. Kerk bij te dragen tot de opleiding harer leeraars. De Hervorming 1876 no. 24 en 25. De organisatie van het Godsdientstonderwijs. Uitgesproken den 13 Aug. 1877 op de samenkomst van moderne predikanten, belegd door de Heeren W. Jesse en H.U. Meyboom tot regeling van het middelbar godsdienstonderwijs. De Hervorming van 1877 no. 36-39. Het doel van het godsdienstonderwijs. De Hervorming 1878 no. 22-24. Brieven aan den Redacteur in zake Mosselmans en Slotemaker. De Hervorming 1879 no. 15. en 17. Een referaat over de kerkelijke quaestie, gehouden te Leeuwarden den 23en Juni 1879, op een vergadering van moderne Predikanten, ter beantwoording van de vraag: Welk advies moeten de classicale vergaderingen geven in zake het Synodale minderheidsreglement. De Hervorming 1879 no. 26-28. Rapport betreffende den toestand van het Godsdientstonderwijs en de middelen ter verbetering, uitgebracht in de vergadering van 26 Sept. 1877 der afdeeling Veendam en Wildervank van het Nederl. Protestantenbond. Nieuwe Veendammer Courant 1877 no. 81-83. Wetenschap en Industrie in het jaar 1877. Redevoering, uitgesproken in de vergadering van ‘Industriae Sacrum’, Donderdag den 28 Maart 1878. Nieuwe Veendammer Courant 1878 no. 29-33. Nieuwe veendammer courant 1877 Lezen, no. 46. Een protest, no. 50. Niet radicaal, no. 54. Armverzorging I en II, 58 en 62. Vereenigingswoede, no. 70. Een dubbel Frankrijk, no. 74. Een dubbel Duitschland, no. 78. Tooneel en Kerk I en II, no. 84 en 88. Krantengeschrijf, no. 92. Neutraliteit I, en II en III, no. 96, 100 en 1878 no. 2. Multapatior, no. 6. Na de verkiezingen, no. 21. Een politiek programma, no. 10 en 16b. Het Panslavisme, no. 24. Het Byzantisme, no. 28. Edam, no. 332. Een nieuwe Zee, no. 36. Nieuwe Veendammer Courant 1878 Loterij, no. 40. De preventive hechtenis, no. 44. Een volkspetitionnement, no. 48. Een nieuw leesboek, no. 52. Christelijke deugden, no. 56. Een belangrijk rapport, no. 60. Catheder-Socialisten, no. 64. Een vorstelijk huwelijk, no. 68. De tentoonstelling, no. 72. Anti-dienstvervanging, no. 76. Een bureau voor informatie, no. 89. Landbouwonderwijs, no. 81. Publieke moraliteit, no. 84. Zondagsviering, no. 92. Een duel, no. 96. Ons kerstfeest, no. 103. Nieuwe Veendammer Courant 1879 Edison, no. 4. De Nieuwe Rotterd. Courant, no. 8. Nieuwe Veendammer Courant 1880 Bradlaugh, no. 47. De vrije Universiteit, no. 51. De postspaarbank, no. 55. Zending, no. 59. De brasero van Monsseron, no. 65. Mr de Beaufort over ons onderwijs, no. 71. De Zondagswet I en II, no. 74, 75. Panama, no. 81. Nog een reuzenwerk, no 85. Maatschappelijk evenwicht, no. 89. De orde der vrijmetselaren I en II, no. 93, 94. Ons kerstfeest, no. 103. Graafland 1881 no. 3. Wetenschap en industrie in het jar 1879, redevoering uitgesproken te Assen voor de Vereeniging Volkswelvaart, 17 Nov. 1880. - N. Veend. Cour. 1880, no. 99, 102, 103; 1881 no. 1, 2. | |
[pagina 122]
| |
Nieuwe Veendammer Courant 1881 Armenpolitie (overgen. in de beide Dr. Cour.), no. 8. Brieven aan den redacteur in zake Dr Hartogh Heys van Zouteveen, Prov. Dr. en Asser Cour. 3 en 7 (4 en 8?) Dec. 80 en 14 en 17? Jan. 81. Anti -kwakzalverij, no. 11. Loris Melikoff, no. 19. Een verversbaas I en II, no. 23, 25. Rotterdamsche philanthropie, no. 29. Ons paaschfeest, no. 31. Het Licht, no. 33. De leerstof van het Godsdienstonderwijs, referaat op de Moderne Vergadering van 1881. Hervorming, 1881, Bijblad no. 4. Brief over de kersspelvorming aan den Redacteur der Herv. 81, no. 24. Nieuwe Veendammer Courant 1881 Een meisjeskostschool, no. 58. Een internationaal congres, no. 64. De eed der gemeenteraadsleden, no. 71. Voorheen en thans, no. 77. Knutselonderwijs, no. 83. Engelsche plannen, no. 97. Kerstgedachten, no. 103. Prof. Kern's Buddhisme. Hervorming, no. 1. Prof. Kuenen's Volksgodsd. en Wereldgodsd. Hervorming, no. 30. Mod. Theologie in Zweden. Herv. no. 33, 36, 37, 50, 51. 1883, 25, 35. Twee fantasieën van Saxon, uit het Zweedsch. Herv. 1883, no. 26. Hulde of bespotting (Weldadigheidsfeest te Scheveningen), Feuilleton Nieuw. Rotterd. Cour. 1883, no. 245. De Hypothese Loman in Zweden. Hervorming 1883, no. 44. Kerkelijke vormen, brieven. Hervorming 1884, no. 8 en 15. Dr Carl von Bergen. Hervorming 1884, no. 44. Naar aanleiding van den Duitschen Protestantendag. Hervorming 1885, no. 23, 33. Protest tegen Mej. Aletta H. Jacobs in zake het Nieuw-Malthusianisme. Sociaal weekblad 1887, no. 51. Geven Nieuw Leven 1888. De eed Nieuw Leven 1888. Officieele weelde Nieuw Leven 1891. ‘Godsdienstloos als wij zijn’, aan het adres van Mr A. Kerdijk. Herv. 1889, no. 51. Welke plaats behoort de prediking in te nemen in de werkzaamheid van den predikant? Referaat voor de Mod. Verg. 1890. Bijbl. der Herv. 1890, no. 4. Noorderlicht (Deensche toestanden) Herv. 25 Dec. 90; 28 Febr. 91. Memorie van toelichting bij concept-statuten der Vereeniging ‘Armenzorg’. Prov. Dr. Cour. van 10 Nov. 91. (Verg. Eenige plannen tot verbetering van Armenzorg te Assen, aan de ingezetenen ter overweging aangeboden. Prov. Dr. Cour. van Mei 1891 en daaraan voorafgaande Proclamatie Nov. 1890). Iets over de beginselen en resultaten van het historisch critisch onedrzoek des Nieuwen Verbonds. - Referaat Gron. Predikantenvereeniging 1894. Bijblad der Hervorming 13 Nov. 1894. Een schreeuwend contrast (Fancy-fair). - Nieuwe Gron. Cour. 20 Mrt. 1895. Twee eerherstellingen Nieuwe Gron. Cour. 9 Juni 1895. Een amendement. Kerkel. Cour. 1896; 31 Oct. De radicalen en de evangelische Unie. Herv. 7 Nov. 1897. De beteekenis van de godgeleerde wetenschap voor het godsdienstig leven van onzen tijd. Herv. 1899 no. 28-30 (referaat Leeuwarden). ‘Christelijke liefdadigheid’ (naar aanleiding van een feestrede van Dr G. Brom ter eere van een Vincentius-jubilé te Utrecht) de Protestant, 7 Mrt. 1900. De geuzentijd van J. Reitsma, de Protestant 6 Juni 1900. De Islam en de Jesuiten van Victor Charbonel, en Geschiedenis van het Christendom van P. Bruining, de Protestant 20 Juni 1900. Referaat over Wijsbegeerte van den godsdienst en geschiedenis van de godsdiensten op de Mod. Verg. 1900. Bijbl. van de Herv. 16 Juni 1900. In memoriam J. Reitsma. Herv. 28 Febr. 1902. De wetenschap en het leven. Bijdrage Feestnummer. 54ste Lustrum te Amsterdam 1902. | |
[pagina 123]
| |
Een blinde leidsvrouw (A. de Savornin Lohman) Protestant 1902 no. 51. Welke beteekenis heeft het maatschappelijk milieu voor de ontwikkeling van het godsdienstig-zedelijk leven? Referaat ter Mod. Verg. te Amst. 12 en 13 April 1904. (Bijbl. Herv.). Vota academica van Is. v. Dijk. Herv. 1904. Het geval-Bäahler. Herv. 1905 no. 5. W.C. van Manen in memoriam. Groene Amst. 1905. 22 Juli. Aan zekere leeken. Herv. 24 Nov. 1906. Doopdwang Herv. 16 Aug. 1907. Van het congres te Boston I-III (5, 12 en 19 Oct. 1907. Herv.). ‘Dood en begraven’ (vervolg doopquaestie). Herv. 23 Mei 1908. Clemens eerste brief aan de Corinthiers door dr G.A.v.d. Bergh v. Eysinga. Herv. 29 Aug. 1908. Over vertaling van het N.T. Herv. 19 Dec. 1908. Als 't kindje binnenkomt. Maandbl. Onze Kerk 1909 no. 1. Behoeften der heiligen. Vrijz. godsd. kerkbl. 1909 no. 7, 8. ‘Christian science’ Hervorming 1909 no. 22. Wijze van Chaeronea. Herv. 1911 no. 6 en 7. Openingsrede Moderne Vergadering 1911. Bijbl. Herv. 10 Juni. Het stervend Heidendom (G. Boissier vert. d.H. Bakels). Herv. 20 Jan. 1912. Openingsrede. Protestantendag Leeuwarden 1912. Herv. no. 44. G.A.v.d. Bergh v. Eysinga. Radical views about the N.T. Herv. 1913, no. 2. Parijs 1913 (Congres). Herv. Juli 26 en volgg. Een belijdende Kerk? Weekbl. d. Vrijz. Herv. 18 Dec. 1913. Hervormingsdag. Weekbl. d. Vrijz. Herv. 30 Oct. 1913. J.M. van 't Hoff. Het Modernisme. Herv. 27 Dec. 1913. Een nieuwe ethiek (Heymans). Herv. 2 Mei 1914. Luchtkasteelen. Kerkelijke Courant 1914 no. 31. Het geboorteverhaal van Lucas. Nieuw Leven 1915 no. 52. Debat met G. Hulsman over confessionalisme. Herv. 1920 no. 47, 49. Een boek over Friesche Kerkgeschiedenis (S. Cuperus). Herv. 1920 no. 51. In memoriam H.C. Lohr. Herv. 1922 no. 18. Ernest Renan. Herv. 1923, Febr. Godsdienstig Gemeenschapsleven Prov. Dr. en Asser Cour. 1923, 1 Apr. B.W. Colenbrander, In memoriam. Herv. 1923, 26 Mei. |