Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1934
(1934)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mr Hendrik Barend Greven
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn onverzwakte en immer critische belangstelling zich kunnen overtuigen. Zijn correspondeerend- lidmaatschap van de British Economic Association en zijn lidmaatschap (1911) van de Conférence convoquée par la division d'économie politique et d'histoire der Carnegiestichting dateerden nog van vóór dien tijd, doch in zijn emeritaatsjaren valt (1923 tot 1928) zijn redacteurschap voor Nederland van de door de Carnegie Endowment uitgegeven Economic and social history of the world war, een functie van medewerkers zoeken en van omzichtig leiding geven, die hem nog ten volle was toevertrouwd. Huiselijk geluk is ruim zijn deel geweest, schoon huiselijk verdriet hem niet bespaard is gebleven: het verlies van een haast volwassen dochter, het overlijden van zijn vrouw, Catharina Spieringshoek, toen de eenige hem overgeblevene dochter reeds was gehuwd (met dr A. Rutgers van der Loeff) zouden den levensavond van den eenzaam gelatene, die het buiten de huis- en de studeerkamer nimmer heeft gezocht en die den uitlaat miste, over eigen rampspoed gemakkelijk te spreken, wellicht geheel hebben versomberd, waren er niet, gelukkig, sterke tegenkrachten geweest: vóór alles de haast onmiddellijke buurschap in Den Haag, waarheen de Greven's eenige jaren na het neerleggen van het professoraat waren verhuisd, van het gezin-van der Loeff (met den kleinzoon), maar in de tweede plaats zijn ongebroken liefde voor natuur en kunst, waaraan jaarlijksche reizen voedsel en bevrediging gaven tot op een leeftijd, waarop anderen aan onverzeld reizen al lang niet meer durven denken. Greven's beteekenis als man van wetenschap leest men uit zijn bibliografie, die volgt op dit levensbericht en, dank zij de hulp van mevrouw Van der Loeff, niet ver van volledig zal zijn, toch niet dan onvolledig af. In deze geschriftenlijst springen enkele lijnen uit, die voor deze kennis onmisbaar zijn: bevolkingsvraagstuk, sociale verzekeringen, woningproblemen, maar niettemin ongenoegzaam blijven. De grondige veel-weter, die hij geweest is, spreekt hieruit niet. Tot schrijven kwam deze man van fijne eruditie, die toch zoo goed de kunst van stellen en samenstellen machtig was, haast even moeilijk als tot ander timmeren aan den weg; de ingewijden, die wisten hoeveel hij in zijn mars had, hebben het altoos bejammerd, dat zooveel daarin verborgen is gebleven. Zijn vriend Van der Vlugt heeft mij wel verteld: als ik meende, iets diep te hebben doordacht, en dan met Greven erover sprak, dan bleek mij dikwijls, dat deze nog dieper had gegraven. En uit den mond van N.G. Pierson (aan wiens Staathuishoudkunde Greven een magistraal Gids-artikel heeft gewijd) kon men wel hooren, dat hij, bleef eenig onderwerp hem duister, bij voorkeur bij Greven zijn licht ging opsteken. Dit licht echter brandde binnenskamers en zelfs daar drong zijn helderheid niet tot allen door; eerstejaars-studenten - en tot dezulken sprak de professor Greven, krachtens de toen bestaande en nog nu in hoofdzaak ongewijzigde onderwijs-regeling voornamelijk - zijn voor het meerendeel niet in staat, de innerlijke waarde van colleges, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als Greven gaf en die uiterlijke aantrekkelijkheid dierven, ten volle te begrijpen en te waardeeren; van de oudere studenten evenwel en met name onder hen, die ‘staatswetenschap’ deden, het met het nieuwe academisch statuut vervallen doctoraal examen, hebben velen wel gevoeld, hoe breed en diep doorploegd zijn veld van kennis was. En dit had dan toch ook wel weer zijn terugslag op de waardeering door de jongeren; zoo herinner ik mij uit mijn studententijd een goed bezocht college over socialisme en sociale politiek, door Greven op aanstichting van enkele ouderejaars voor studenten van alle faculteiten gegeven. Voor dergelijke verzoeken, voor hulp en voorlichting in het algemeen, stond hij altijd open. Het lag in dezelfde lijn als bijvoorbeeld het beschikbaar stellen en dienstbaar maken van zijn parate kennis voor daadwerkelijke pogingen tot verbetering van de volkshuisvesting. Dat dit een dier onderwerpen was, die hem bizonder lagen, blijkt wel uit zijn bibliografie; ook hier evenwel is de titellijst alleen onvoldoende en het is een uitnemende gedachte geweest van den groningschen hoogleeraar mr van der Pot, die als wethouder van Leiden Greven juist op dit terrein had ontmoet en leeren waardeeren, om in den bundel opstellen, waarmede binnen- en buitenlanders bij het beeindigen van zijn professoraat hem hebben geëerd en verkwiktGa naar voetnoot1, in een bijdrage tot de geschiedenis der volkshuisvesting een stuk leidsche historie te geven, waaraan Greven's naam op het nauwst is verbonden en dit niet het minst door het schrander bedachte en hier nog altijd bij de bouwvereeniging ‘Eigen haard’ toegepaste stelsel, dat voor de leden der vereeniging de voordeelen van het wonen in een eigen huis weet te bereiken, met vermijding van de nadeelen, die de praktijk in en buiten Nederland aan het licht had gebracht en die hierin bestaan, dat de eigenaar der woning in zijn trekvrijheid wordt belemmerd en de woning zelve voorwerp van huisjesmelkerij dreigt te worden. Een zijner oudste geschriften, dat uit 1874 over doel en grondslag der moraal, herinnert nog aan Greven's aanvankelijke studie in andere vakken dan recht en economie, al is het reeds uit deze tweede en sedert niet meer verlaten periode. Het herinnert ook even aan het feit, waaraan Greven op zijn colleges nooit naliet, indachtig te maken bij bespreking van het nog steeds niet geheel verstomd verwijt aan de klassieke economisten, als zouden zij het eigenbelang niet enkel als uitgangspunt van hun verklaringen, doch tevens als richtsnoer voor de door hen aanbevolen politiek hebben genomen, het feit namelijk, dat Adam Smith vóór zijn ‘Wealth of Nations’ zijn ‘Theory of moral sentiments’ heeft geschreven. Het doet hieraan denken bijvoorbeeld door dit zinnetje (van bl. 24), ‘dat het medelijden en het sociaal gevoel alleen in staat zijn, den mensch bij zijne handelingen op haar invloed op het geluk van anderen te doen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
letten’. Greven's handelingen zijn te allen tijde behalve door zijn scherp verstand door sociaal medegevoel beheerscht geweest en anderer geluk was steeds zijn doelwit. Zoolang het Leidsche Volkshuis zal bestaan en Greven's woningbouwvereenigingen zullen gedijen, zal in de stad, waar hij een halve eeuw gewoond en zonder eenig uiterlijk vertoon gewerkt heeft, zijn geest voortleven, ook al draagt er geen enkele straat zijn naam. De mij opgelegde beknoptheid verbiedt mij, dieper in den inhoud zijner geschriften of in enkele daarvan te delven. Zij en hij behooren tot wat in het Nederland der economisten de generatie van Pierson heet, dat geslacht 'twelk naar zijn methoden van onderzoek het nauwst verwant was aan de klassieke school, maar tevens met zijn daden-in-geschrifte zoo menig verwijt, tot de aanhangers van deze groep onderzoekers wel gericht, heeft ontzenuwd: waren figuren als Pierson en Greven predikers van platvloersche zelfzucht?; minachtten zij het inductief onderzoek van historie-beoefening en statistiek? Met welk een ingenomenheid kondigde niet Greven de studie van Schüller, grondige afrekening met dat slag verwijten tegen de klassieken, aan! Greven heeft voorzien en voorbereid; in de nederlandsche woningwetgeving en in onze sociale verzekeringsinstellingen is van de door hem bepleite en geleidelijk in de richting van verplichte verzekering gegroeide denkbeelden (in en omstreeks 1881 ijverde hij nog, samen met Van Marken, Heldt en Boers, voor vrijwillige ouderdomsverzekering) veel terug te vinden. Dit moet hem voldoening hebben geschonken, tegenwicht tegen het leed, dat hem, vrijhandelaar in hart en nieren, de ontwikkeling der internationale handelspolitiek na den oorlog heeft berokkend. Hij was een breed man, wat uitkwam ook in zijn critiek op critiek van anderen, als die hem benepen leek. Men leze er zijn aankondiging van Richter's geschrift over het socialisme op na en beseffe de beteekenis ervan in het jaar 1892! Het belangrijkste deel van zijn kostbare boekerij is overeenkomstig zijn wensch door zijn dochter aan de juridische leeszaal der Leidsche Universiteit en haar bibliotheek ten geschenke gegeven. Leiden, de academie-stad en de woonstad gelijkelijk, heeft hij blijvend aan zich verplicht.
Leiden D. van Blom | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschriften
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|