Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1931
(1931)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Levensbericht van H.M. Werner
| |
[pagina 31]
| |
durende al deze jaren in het Geldersche woonachtig was. Daarna volgt een intermezzo, waarin hij als adjudant bij het depôt van den staf van het eerste regiment huzaren te Amersfoort geplaatst was tot in 1886, in welk jaar ook de bevordering tot ritmeester geschieddeGa naar voetnoot1. Dan volgt wederom overplaatsing naar Zutphen bij het tweede eskadron van het 1ste regiment, totdat Werner in 1889 non-actief werd, met verleening van den majoorsrang. Ook daarna blijft het Geldersche Werner's woonstreek. Zoo was hij gedurende verschillende jaren gevestigd op een van de door hem zelf beschreven huizen, de Rees bij BrummenGa naar voetnoot2. Gedurende het eerste Zutphensche verblijf beginnen de bijdragen aan tijdschriften te vloeien; in 1881 vinden wij de eerste verhandelingen in den Gelderschen Volksalmanak geplaatst, weldra door talrijke andere gevolgd. Bijna alle jaargangen van dit tijdschrift bevatten bijdragen van Werner's hand; hij heeft het ten slotte als het ware helpen begraven door de bewerking van de registers op de laatste deelen in 1904. Daarnaast schreef hij in den Huisvriend (sedert 1883), den Nederlandschen Leeuw (sedert 1890), het Jaarboek van den Nederlandschen Adel (sedert 1893), het Huis Oud en Nieuw, Eigen Haard enz. Daar de meeste dezer verhandelingen zijn opgenomen in het werk ‘Geldersche Kasteelen’Ga naar voetnoot3, is het wenschelijk deze uitgave in de eerste plaats te bespreken. Zij werd ondernomen door de Zutphensche Firma A.E.C. van Someren. De sprekende teekening van den Heer P.M. van Walchren, voorstellend een ridder in volle wapenrusting met de Geldersche banier in de rechterhand, op den achtergrond het ‘Voorgeborchte’ van den Doornenburg is zeker bij ieder bekend. Craandijk schreef een voorrede bij het werk. Niet alle Geldersche kasteelen zijn behandeld; die van het vroegere Overkwartier, verspreid over Brabant, Limburg en Opper-Gelder, zijn niet opgenomen, daar de grenzen van de tegenwoordige provincie zijn gevolgd. De opmerking is gemaakt, dat de naam ‘kasteelen’ onjuist is, daar ook landhuizen, havezaten enz. behandeld zijn. Toch wijst het overgroote gedeelte der gebouwen op eertijds versterkte woonplaatsen; op de talrijke afbeeldingen uit verschillende tijdperken, aan het werk toegevoegd, herkent men den kasteelvorm van de meeste gemakkelijk. Een ander bezwaar, dat niet zoo gemakkelijk te weerleggen valt, is dat niet de geschiedenis der kasteelen, maar die van hun bewoners overheerscht. Aan alle verhandelingen zijn genealogische uiteenzettingen toegevoegd, die de geslachten, welke de huizen | |
[pagina 32]
| |
achtereenvolgens bewoond hebben behandelen, in overeenstemming met den ondertitel van het werk: historische, oudheidkundige en genealogische studiën. Ondergaat het huis weinig lotgevallen, dan verneemt men alleen die van de eigenaars. En wanneer deze geen personen van beteekenis zijn, dan hoort men alleen, wie achtereenvolgens het kasteel bewoond hebben. Daartegenover staat, dat Werner figuren van invloed zooveel mogelijk naar voren brengt. Zij zijn het ook, die dikwijls het meest ondernemen voor de versterking der burchten en voor de verfraaiing van de omgeving. In tijden van beroering en van opbloei is van menschen en woningen het meest te vertellen. Zoo is er van het Koninklijk Paleis en Domein het Loo, met de behandeling waarvan het eerste deel opent, veel te berichten, dat de geschiedenis der Republiek en van het Koninklijk Huis der Nederlanden ten nauwste raakt. De verbouwing tijdens Koning-Stadhouder Willem III door Carot en de inrichting van den sierlijken Le Nôtre-tuin met zijn talrijke beelden en waterwerken vinden een uitvoerige beschrijving, evenals de verfraaiingen door de latere Vorsten uit het Huis van Oranje-Nassau. Op Rosendaal, langen tijd de voornaamste residentie der Geldersche hertogen, vinden wij Reinoud I en Willem van Gulik op dergelijke wijze in de weer met verfraaiing van gebouw en omgeving. Ook hier treffen wij in later tijd Willem III als geregeld bezoeker tijdens de jacht aan. Bekend is de aanleg van het park in Le Nôtre-stijl door Johan van Arnhem in denzelfden tijd. Verschillende kasteelen spelen een belangrijke rol in de twisten tusschen de partijen van den adel in de 14e tot de 16e eeuw. Aan Karel van Gelder's tijd herinneren vooral de Cannenburch bij Vaassen, de woonplaats van diens gevreesden veldheer Maarten van Rossum en het kasteel Hackfort in de Graafschap, waar de rumoerige Berend van Hackfort gehuisvest was, die den hertog als drost van het kwartier van Zutphen diende en die ook in het Overijselsche en in Oostfriesland zijn belangen te verdedigen had. Het spreekt van zelf, dat gebouwen als Loevestein, met zijn rijke historie, het slot Berg, woonplaats van prins Willem's zwager Willem van den Berg, later eigendom van de prinsen van Hohenzollern-Sigmaringen, niet zonder bespreking werden voorbijgegaan. Zeker was het de moeite waard, om de herinnering aan huizen, die geheel gesloopt zijn en waarvan alleen nog legendarische verhalen bij de bevolking in omloop zijn, te verlevendigen. Dit geldt o.a. voor de Roode Toren bij Heteren, de Mussenberg bij Nijmegen, de Marsch tegenover Zutphen, eertijds in het bezit van den bekenden Patriot Robert Jasper van der Capellen en het slot Ulft. De brand van het kasteel Wijchen in 1906 wijst op de noodzakelijkheid, om het bestaande in woord en beeld vast te leggen. Wanneer de aandacht van het publiek tijdig gevestigd wordt op bouwwerken, die zonder voldoende zorg tot ruïnes dreigen te vervallen, kan een geheele ondergang moge- | |
[pagina 33]
| |
lijk nog voorkomen worden. Werner's studie over de Doorwerth heeft zeker niet rechtstreeks het behoud van dit kasteel bewerkt, maar kan bijgedragen hebben tot het leiden van de publieke opinie in de goede richting. Men zou ook wenschen, dat wat hij en vele anderen geschreven hebben over de ruïne Doornenburg eindelijk eens tot de restauratie van deze eenige, echt middeleeuwsche burcht moge leiden. Het is voldoende een beeld van Werner's werk gegeven te hebben. Uit de toegevoegde lijst van geschriften blijkt, dat zijn belangstelling zich ook buiten de Geldersche kasteelen uitstrekte. Men vindt uit zijn Amersfoortschen tijd studiën over de restauratie van de Koppelpoort. Hij ijverde daar ook voor het tot stand komen van het museum Flehite. Te Zutphen interesseerde hij zich voor de herstelling van de bekende Berkelpoort. De kerken van Arnhem en Zutphen trokken zijn aandacht met het oog op de methoden van restauratie, die men er op dacht toe te passen. Maar voor alles blijft Werner toch de schrijver der kasteelen. Naast hem hebben vele andere op dit gebied gearbeid. Zijn werk is verbeterd en uitgebreid. Maar Werner heeft de verdienste, dat hij de verspreide Geldersche kasteelen in één verband heeft samengevat waardoor duidelijk wordt, wat parallel loopt in de geschiedenis van deze burchten en in die van hun bewoners.
Arnhem. S.P. Haak. | |
[pagina 34]
| |
Lijst der geschriften.Boeken. Geldersche Kasteelen, Historische, Oudheidkundige en Genealogische Studiën dl. I 1906, dl. II 1908, Zutphen. Wandelingen door oud-Zutphen, Amsterdam 1911. De Geldersche Volks-Almanak 1835-1884; Historisch Overzicht door H.M. Werner; registers op de 50 eerste deelen door Mr J.W. Staats Evers en H.M. Werner, Arnhem 1884. Register 1895-1904 door H.M. Werner, Arnhem 1904.
In Tijdschriften en Couranten. Zijne Excellentie de luitenant-generaal J.G. Wilbrenninck, Geld. Volks-Alm. 1881, 10; 1882, 191; 1904, 244. De Geldersche Toren, Geld. Volks-Alm. 1881, 37; 1882, 192; 1883, 219; 1904, 245; Geld. Kasteelen I. De Cannenburch, Geld. Volks-Alm. 1881, 105; 1882, 198; 1904, 246; Geld. Kasteelen I. De Parck te Elst, met zegelafbeeld. en geslachtsregisters. Geld. Volks-Alm. 1882, 3; 1883, 217, 219; 1885, 164; 1894, 92; 1904, 249. Het Kasteel Ruurlo, Geld. Volks-Alm. 1882, 121; 1883, 218; 1904, 249. Het geslacht Tengnagell, Geld. Volks-Alm. 1883, 25; 1885, 165; 1904, 249. Een woord ter nagedachtenis van David Hendrik Baron Chassé geb. te Tiel den 18 Maart 1765, met portr. Geld. Volks-Alm. 1883, 90. 's Heerenberg en omstreken, Huisvriend, 1883, 203. De Roode Toren, met 4 afbeeld. Geld. Volks-Alm. 1884, 3; 1885, 160, 165; 1887, 200; 1904, 252; Geld. Kasteelen I. Bijdrage tot de genealogie van het geslacht Mom, met wapen in kleuren, Herald. Bibl. 1883, N. Reeks V, 91; toevoegsel in Navorscher 1884, 256, 307, 530. Mr W.A., rijksvrijheer van Spaen, heer van Hardenstein, later baron van Spaen la Lecq, met portr. Geld. Volks-Alm. 1885, 18; 1886, 201; 1904, 253. De Koppelpoort te Amersfoort. Huisvr. 1885, 108; 1887, 11. Loevestein, Historische Schetsen, Huisvr. 1885, 164, 217, 252, 282; Geld. Kasteelen I. Spaensweert, Geld. Volks-Alm. 1886, 3; 1887, 36; 1904, 253; Geld. Kasteelen I. Soldaatmaken, andere verklaring, Geld. Volks-Alm. 1886, 157. Emilia van Nassau en het kasteel te Wijchen, Huisvr. 1886, 96. Het kasteel van Wijchen, met afbeeld. en plattegronden, Het Huis Oud en Nieuw 1909. 13. Het kasteel van Wijchen, Geld. Kast. II. Arnhem en Omstreken, Huisvr. 1886, 217; Geld. Kast. II. De Doorwerth, Huisvr. 1886, 403. Geld. Kast. II. 's Konings paleizen en buitenverblijven, o.a. Het Loo en Oranje Nassau's-oord, Huisvr. 1887, 71. Rozendaal, Huisvr. 1887, 124, 129, 132. Geld. Kast. II. Beekhuizen, Huisvr. 1887, 412, 456. Het wapen vóór de Koppelpoort te Amersfoort, Ned. Heraut 1887, 37. De Mussenberg, Geld. Volks-Alm. 1888, 17. Geld. Kast. II. Aan Arnhem; gedicht, met geschiedk. toelichtingen, Geld. Volks-Alm. 1888, 59. | |
[pagina 35]
| |
De Kemnade, Geld. Volks-Alm. 1889, 22; Geld. Kast. I. Het nieuwe rechtsgebouw en huis van bewaring te Zutphen. Nieuwe Zutph. Cour. 1889, 9 Oct. L.A.F.H. baron van Heeckeren, overl. te Zutphen den 13 Dec. 1889, Nieuwe Zutph. Cour. 1889, 28 Dec. De Doorwerth; gedicht met hist. aanteekening en afbeeld. Geld. Volks-Alm. 1890, 31. Mr Gerard van Hasselt, zijn geslacht en zijn buitenverblijf Daalhuizen te Velp, met portr. (abusievelijk dat van Lod. XVI) en afbeeld. Geld. Volks-Alm. 1890, 41; 1891, 201; 1904, 254. Het voorstel tot verlaging der Berkelbogen te Zutphen, Nieuwe Zutph. Cour. 1890, 15 Maart. Restauratie der St Walburgskerk te Zutphen, Nieuwe Zutph. Cour. 1890, 8 Maart; Maandbl. Ned. Leeuw, 8ste jaarg. 1890, 12. Een en ander over de grafzerken in de Groote of St. Walburgskerk te Zutphen. Geld. Volks-Alm. 1891, 21; 1894, 192. Het kasteel Vorden, Geld. Volks-Alm. 1892, 15; 1894, 193; 1904, 254; Geld. Kast. I. Genealogie van het geslacht van Lynden (van de XVIde generatie), Jaarb. Ned. Adel 1893, 389, 529. Der Ursprung der Lynden, Navorscher 1896, 646. Iets over de Lathmer, Geld. Volks-Alm. 1894, 90. De havezathe de Rees, met 3 afbeeld. Geld. Volks-Alm. 1895, 67; 1904, 255. De Rees en de Engelenburg, Geld. Kast. II. Gedenksteenen in de kerk der Hervormde gemeente te Brummen, Navorscher 1896, 420. Zutphen. Een stukje stadsgeschiedenis. Met afbeeld. der Berkelbogenen ruïne en der ruïne van de oude Nieuwstadspoort, beide in 1890, Geld. Volks-Alm. 1897, 79. Mr Alexander Ver Huell. In piam memoriam, Geld. Volks-Alm. 1898, VIII. Berend van Hackfort, zijn stamslot en geslacht. Met 2 afbeeld. van het kasteel in het begin der 19de eeuw en in 1898. Geld. Volks-Alm. 1898, 53; 1899, 85; 1904, 260. Verwolde (bij Lochem) met 2 afbeeld. Geld. Volks- Alm. 1900, 39; 1904, 230; Geld. Kast. II. De Nyenbeek, Geld. Volks-Alm. 1901, 65; 1902, 85; 1904, 261. Geld. Kast. II. Het slot Ulft, Huisvr. 1902, 141, Geld. Kast. II. Rosande, Geld. Volks-Alm. 1904, 169; Geld. Kast. II. De St Walburgskerk te Zutphen, met afbeeld. Het Huis Oud en Nieuw 1910, 97. Een wandeling door oud-Zutphen in 1910, met afbeeld. Het Huis Oud en Nieuw 1911, 35, 67. 67. De spits van den St Walburgstoren, Zutph. Cour. 1911, 10 en 12 Aug. Het kasteel Keppel, met afbeeld. Het Huis Oud en Nieuw, 1912, 201. De Eusebiuskerk te Arnhem, met afbeeld. Huis Oud en Nieuw 1914, 1, Arnh. Dagbl. 1914, 17-25 April. Het kasteel Waardenburg, met afbeeld. Het Huis Oud en Nieuw 1914, 305. Landschapsteekenaars uit de 18de eeuw, met afbeeld. Op de Hoogte 1919, 507. Het kasteel Gellicum, met 2 afbeeld. Gelre XXVII (1924), 109. |