| |
| |
| |
| |
Levensbericht van Wilhelmus Petrus van Stockum jr.
1848-1927.
W.P. van Stockum Jr. overleden te 's Gravenhage den 14den October 1927, werd aldaar geboren den 17den Januari 1848 als zoon van Wilhelmus Petrus van Stockum en Maria de Langen. Zijn vader was de oprichter van den bekenden Haagschen boekhandel en uitgeverszaak, die, in 1833 begonnen, na het uittreden van den stichter in 1878 eerst door W.P. van Stockum Jr. alleen werd gedreven (hij was in 1863 in de zaak gekomen en werd in 1874 deelgenoot, waardoor de firma den naam kreeg van W.P. van Stockum en Zoon), en sedert 1882 te zamen met zijn broeder C.M. van Stockum. De zaak werd belangrijk uitgebreid en tot grooter bloei gebracht, waarbij de leiding van het antiquariaat en de veilingen bij den overledene berustte. Beroemd waren indertijd de deftige, echt Haagsche kijkdagen, die hij in Pulchri hield. Als uitgever heeft van Stockum vooral zijn naam gevestigd met het standaardwerk Amsterdam in de zeventiende eeuw, welks verluchting hij geheel alleen heeft verzorgd. Niet minder dan 1300 schilderijen, teekeningen, kaarten, en gravures werden door hem voor dit werk bijeengebracht, waartoe hij overal heen reisde en vele prentenkabinetten in het buitenland bezocht.
Op 31 December 1905 trad van Stockum uit de firma, die toen gesplitst werd in een modernen boekhandel en uitgeverij, gedreven door de heeren C.M. van Stockum en W.A. Petri, terwijl het antiquariaat in handen kwam van den heer J.B.J. Kerling. Op 1 Januari 1921 trok ook de heer C.M. van Stockum zich uit de zaken terug. Sedert is de boekhandel een naamlooze vennootschap met den heer Petri als directeur.
Van Stockum bleef te 's Gravenhage wonen, in zijn fraaie huis vol boeken en kunstvoorwerpen, zich wijdend aan letterkundige, historische, en bibliografische studies. Elk jaar maakte hij een reis: vaak naar Italië; maar ook in Spanje, Frankrijk, en de meeste andere landen van Europa heeft hij de merkwaardigheden en kunstschatten bezichtigd. In zijn huis hadden
| |
| |
zich gaandeweg de herinneringen aan die reizen opgestapeld, die hij in den vorm van platen, boeken, kunstvoorwerpen van die reizen mede had gebracht.
Van Stockums belangstelling in zijn vak beperkte zich niet tot zijn eigen zaak. Hij werd in 1877 lid van de Vereeniging tot bevordering van de belangen des boekhandels, waarin hij een belangrijke rol heeft gespeeld als reorganisator en als krachtig strijder tegen misbruiken in den boekhandel, vooral tegen het eigenmachtig verminderen der prijzen, soms reeds kort na de uitgave. Hij had zitting in verschillende commissies, o.a. in de commissie voor het Bestelhuis. Van 1905-07 en 1909-11 was hij voorzitter der vereeniging, en sedert 1912 een der weinige eereleden en honorair lid (sedert 1923 voorzitter) der commissie voor de Bouwstoffen tot de geschiedenis van den Boekhandel. Als lid dezer commissie, die zijn bijzondere belangstelling had, bezorgde hij zijn standaardwerk De Boekhandel te Amsterdam in de zeventiende eeuw. Ook in de interne aangelegenheden der vereeniging heeft hij veel goed werk verricht: aan zijn initiatief zijn o.m. te danken een belangrijke uitbreiding der bibliotheek, een goede inrichting van het archief, een register op de notulen. Bij testamentaire beschikking stond hij aan de vereeniging toe, uit zijn boekenschat te nemen wat men dienstig zou achten.
In 1908 werd hij benoemd tot vertegenwoordiger van Nederland op de den 14den October van dat jaar te openen conferentie tot herziening van de op 9 September 1886 te Bern gesloten conventie tot bescherming van werken van letteren en kunst, van welke conferentie hij voorzitter werd. In 1909 had hij als voorzitter der regelingscommissie van het zevende Internationale Uitgeverscongres, dat in 1910 te Amsterdam onder zijn voorzitterschap gehouden werd, een belangrijk aandeel in de voorbereiding daarvan. Met onvermoeiden ijver en energie gaf hij al zijn tijd aan die veelomvattende werkzaamheden, totdat zijn krachten hem begaven, zoodat hij genoodzaakt was de leiding van het congres zelve grootendeels aan anderen over te laten.
Bij K.B. van 20 April 1914 werd hij benoemd tot lid der Nederlandsche commissie voor de Tentoonstelling van het Boek en de grafische vakken te Leipzig.
Als lid van de Internationale Commissie van het Internationaal Uitgevers-Congres heeft hij na den oorlog, samen met vertegenwoordigers van andere onzijdige landen, al het mogelijke gedaan om de goede betrekkingen in den boekhandel te herstellen.
Voor den Nederlandschen Uitgeversbond had hij zitting in het Bureau Permanent te Bern, als hoedanig hij gestreden heeft voor het behoud van het Bureau, welks bestaan in de oorlogsjaren meer dan eens werd bedreigd.
Ook als lid der 's Gravenhaagsche Boekhandelaars-vereeniging (sedert 1874; voorzitter van 1905-08 en 1909-12, sedert 1914 eerelid) heeft hij veel goed en nuttig werk verricht. Ook hier
| |
| |
heeft hij met kracht gestreden tegen misbruiken in den boekhandel; voor een goede vakopleiding heeft hij met anderen den stoot gegeven.
Nadat hij zich uit de zaken had teruggetrokken wijdde hij een groot deel van zijn tijd aan het Frederik-Muller-Fonds, waarvan hij sedert 1907 secretaris was. Hetgeen hij voor deze instelling gedaan heeft, vertelt Dr. C.P. Burger Jr. in zijn opstel De algemeene Nederlandsche Bibliographie en het Frederik-Muller-Fonds, in Het Boek, 1928, bl. 127 vlgg.
Hij was ridder in de Orde van Oranje-Nassau en in de Kroonorde van België.
Van Stockum was een eenzelvig man, die eenzaam door het leven toog en opging in zijn werk. Doch zoo men zijn vertrouwen had weten te winnen en hij zich met iemand op zijn gemak voelde, bleek hoe veel hij van gezelligheid hield en welk een aangenaam man hij in den omgang kon zijn. Zij die het voorrecht hadden tot zijn vriendenkring te behooren kunnen getuigen welk een trouw vriend hij was en hoe hij zich hechtte aan wie hij zijn vertrouwen had gegeven.
Twee menschen zijn er in zijn leven geweest, aan wie hij tot het laatst toe met innige liefde en dankbaarheid heeft teruggedacht: zijn vader, aan wien hij zijn positie en letterkundige relaties te danken had, en zijn negentien jaar ouderen zwager Johannes Margadant. Zijn vader, die niet alleen belang in boeken stelde om hun handelswaarde, maar ook om hun inhoud, had een kring van schrijvers om zich heen verzameld, waaruit in 1834 het letterlievend genootschap ‘Oefening kweekt kennis’ voortkwam. Bij van Stockum aan huis, toen nog in de Gortstraat, werd het opgericht. Aanvankelijk was het voornaamste doel ‘de onderlinge mededeeling van eigen lettervruchten’; lang heeft het genootschap dit karakter behouden: S.J. van den Bergh en van Zeggelen waren er in het eerste tijdperk de voornaamste dichters van. Maar ook sprekers van buiten dezen kring werden uitgenoodigd, zoodat in den loop der jaren vrijwel alle Nederlanders van naam, die gewoon waren letterkundige voordrachten te houden, daar zijn opgetreden. Reeds vroeg werd de jonge van Stockum er door zijn vader gebracht. Voordrachten heeft hij nooit gehouden; maar haast geen enkele bijeenkomst heeft hij verzuimd, en aan het nabroodje, het bekende ‘Servetje’, waar het bestuur en de werkende leden met den spreker aanzitten, ontbrak hij ook zelden. Omtrent de personen, met wie van Stockum zoodoende in aanraking kwam, zal hier niet worden uitgeweid. Ze staan genoemd in ‘Het Servetje’ van Gerard Keller en in het boekje van C.G. Kaakebeen, in 1924 bij gelegenheid van Oefenings negentigjarig bestaan verschenen. Met groote dankbaarheid heeft hij steeds getuigd, hoeveel hij aan het genootschap te danken heeft gehad. Later, toen hij een der weinige overlevenden van de oude generatie was geworden, en
| |
| |
vooral toen hij in 1915 tot voorzitter was gekozen, werd de zorg voor het genootschap voor hem een heilige plicht. Het was alsof van Stockum, die ongehuwd was gebleven, daar zijn vaderlijke teederheid besteedde. Geen moeite en opoffering was hem te groot als het de belangen der vereeniging gold. En toen in de latere jaren het ledental bedenkelijk slonk, wilde hij van geen inkrimping weten: was er een goed plan, dan moest het uitgevoerd worden. Een begrooting werd nooit gemaakt. Begon men te rekenen, dan weerklonk zijn stereotyp ‘dat komt in orde’, begeleid van het bekende kuchje. ‘Oefening is mijn tweede leven’, placht hij te zeggen. Inderdaad was hij daar een ander mensch. Daar kon hij de stugheid, waar anders zijn optreden niet vrij van was, geheel afleggen, hij kon er lachen en gekscheren zooals zij, die hem in andere betrekkingen kenden, zich niet konden voorstellen. Kenmerkend voor zijn karakter is het volgende voorval. Eens was er hevige ruzie ontstaan tusschen hem, den voorzitter, en een bestuurslid. Het was over een kleinigheid begonnen; maar er waren brieven gewisseld, hoe langer hoe boozer, eindelijk was de breuk onherstelbaar. Er werd een vergadering belegd, maar geen toenadering was mogelijk, allen zaten met het geval verlegen. Opeens zeide van Stockum: ‘Hm, het heeft nu lang genoeg geduurd. Gaat liever allen met mij in de stad soupeeren’. Meteen trad hij op zijn veel jongeren tegenstander toe, gaf hem de hand, en, zijn verwonderden blik begrijpend zei hij: ‘ja, jij moet ook mee; drink maar een glaasje, dat zal je goed doen’. De avond verliep verder zeer genoeglijk. Van de zaak is nooit meer met een enkel woord gerept, en bedoeld bestuurslid verklaarde zich door zooveel grootmoedigheid overwonnen, zeggende: ‘Laat van Stockum nu nog eens probeeren mij boos te maken! 't Zal hem niet lukken’.
Wat zijn zwager Johannes Margadant betreft: het is zeker in van Stockums geest als hier aan dezen voortreflijken man een enkel woord wordt gewijd in de annalen eener Maatschappij, waarvan hij jaren lang lid is geweest, tot op zijn ouden dag, toen hij ontslag nam, ‘om zijn levensbeschrijver last te besparen’, gelijk hij placht zeggen. Van Stockum herdacht hem bij alle plechtige gelegenheden als den man aan wien hij het meeste te danken had gehad, als een vaderlijk vriend. J. Margadant behoort tot de menschen, die geen spoor hebben achtergelaten (ofschoon hij in de Haagsche Stemmen en elders menige keurige verhandeling geschreven heeft), maar die voor allen, die hem gekend hebben, een heerlijke herinnering is. Hij was een goed kenner van letteren en geschiedenis, ook van Italië, waar hij eenige malen geweest was, een keer samen met van Stockum; maar niet alleen wist hij ontzaglijk veel, doch hij kon er ook alleraangenaamst over praten. Hij behoort mede tot de oude garde van Oefening, waar hij vooral beroemd was om de keurige
| |
| |
en geestige wijze, waarop hij, tijdens zijn voorzitterschap, aan het Servetje de sprekers placht te complimenteeren. Maar ook een gewoon gesprek met hem was een groot genot, onverschillig of het over ernstige dan wel over alledaagsche dingen liep. Een ernstig gesprek wist hij met anecdoten en aardige zetten op te vroolijken, een luchtig gesprek door allerlei mededeelingen en beschouwingen belangwekkend te maken. Als staaltje van zijn goede humeur moge het volgende gelden. Op zijn tachtigste jaar was hij van de trappen gevallen, en sedert wilde het loopen niet meer goed. Een jongmensch trachtte hem wat op te beuren: ‘Kom, kom, iederen dag maar wat oefenen, zal wel weer in orde komen’. Antwoord: ‘Ja, ja, wacht maar, als jij tachtig jaar bent, dan spreken we mekaar nader’.
Voor dit levensbericht is dankbaar gebruik gemaakt van mededeelingen, welwillend verstrekt door de heeren C.M. van Stockum, Dr. A.G.C. de Vries, en W.J. Boucher.
S.W.F. Margadant.
| |
| |
| |
Bibliografie van W.P. van Stockum Jr.
1907. | La librairie néerlandaise et la contrefaçon au XIXe siècle. Discours prononcé à l'ouverture de la XCe assemblée générale annuelle du Cercle de la librairie néerlandaise à Amst. le 3 juillet 1907 par le président M.W.P. van Stockum Jr. (traduction). Amst. 1909. 8o. |
1908. | Aperçu de l'organisation de la librairie néerlandaise, par W.P. van Stockum, Jr. Amst. 1908. 8o. (VIe Congrès international des éditeurs. Madrid, 1908).
- Kort overzicht der organisatie van den Nederl. Boekhandel (door W.P. van Stockum Jr.), Amst. 1908. 8o. (vert. van het voorgaande). |
1910. | Discours prononcé à la séance d'ouverture du Congrès international des éditeurs, à Amst. le 18 juillet 1910, par le président M.W.P.v. Stockum Jr. Z.p. 8o. |
1910. | La librairie, l'imprimerie et la presse en Hollande à travers quatre siècles. Documents pour servir à l'histoire de leurs relations internationales. Recueillis et annotés par W.P. van Stockum Jr. Publié à l'occasion de la 7e session du Congrès intern. des éditeurs à Amsterdam. La Haye, 1910, m. 218 afb. fol. |
1911. | De Berner Conventie en het adres van C.A. Adriaansen c.s. aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (uitgeg. door W.P.v. Stockum Jr.), 's Grav. 1911. 8o. |
1913. | Engelsche redevoering, uitgesproken bij de onthulling van een gedenksteen, door The Albany Institute and Historical and Art Society, in September 1913 geplaatst in het gebouw der Lands-Drukkerij (de plaats waar weleer het huis van den eersten Americaanschen gezant stond). In druk verschenen, doch niet in den handel. Zie ‘Het Nederlandsche Zeewezen’, 1914, bl. 75. |
1914. | The first newspapers of England printed in Holland, 1620-1621. A faithful reproduction made from the originals, acquired in 1913, by the Br. Museum, London, and published on the occasion of the intern. exhibition of graphic art, Leipzig, 1914, by W.P. van Stockum Jr., honorary member of the Dutch Booksellers Association, the Hague, 1914, m. 18 repr. fol. |
1914. | De Boekhandel te Amsterdam voornamelijk in de 17e eeuw. Biographische en geschiedkundige aanteekeningen verzameld door M.M. Kleerkooper, aangevuld en uitgeg. door W.P. van Stockum Jr. 's Grav. 1914-16. 2 dln. 8o. (Bijdragen tot de geschiedenis van den Nederl. boekhandel uitgeg. door de Vereen. t. bev. v.d. bel. d. Boekhandels, dl. 10). |
| |
| |
1917. | Verboden boeken. - Wat is een pamflet? door W.P. van Stockum, Jr. (Het Boek, Jg. VI, 1917). |
1918. | Correspondence passed from 1916-1918 between the Dutch and Britisch members of the Board of the International Publishers Congress. Printed for private circulation, the Hague 1918, gr. 8o. (Brieven gewisseld tusschen W.P.v. Stockum Jr. en Geoffrey S. Williams over het aanhouden van de Ned. mails in volle zee, op last van de Br. Regeering, aan boord van Holl. schepen en het weghalen daaruit van Duitsche boeken en tijdschriften aan Nederlanders toebehoorende). |
|
|