| |
| |
| |
Levensbericht van Cornelis Willem van der Hoogt
geb. te Kampen, 27 October 1857; overl. te 's Gravenhage, 18 Juni 1928.
Cornelis Willem van der Hoogt, werd als jongste van vijf broers te Kampen geboren in een godsdienstig, degelijk gezin. De oudste broer dreef met zijn vader de zaken, waarvoor deze laatste steeds op reis was, en de jongste zoon Cornelis werd bestemd om den oudsten broer in Kampen ter zijde te staan. Zijn eenige zuster, de jongste der kinderen, huwde met den predikant G.H. Zahn.
Na het doorloopen der Christelijke Lagere School kwam Van der Hoogt reeds spoedig in de practijk des levens, waarvoor hij zich tot verdere ontwikkeling bekwaamde op de avondlessen der zg. Fransche School. Daar werd de grondslag gelegd voor die vaardigheid in het spreken en schrijven van de moderne talen, die hem in zijn latere leven zoo uitnemend te stade zou komen. Blijvenden invloed op het gemoedsleven van Cornelis van der Hoogt oefende zijn moeder, die behoorde tot de familie Eykman, waarvan eene tak op het gebied der exacte wetenschappen, de andere op theologisch gebied met eere bekend is. Zij was een energieke persoonlijkheid, wier practische vroomheid en helder oordeel haar tot een voortreffelijke opvoedster en tot de blijvende raadsvrouw der kinderen maakte, en wier raad in practische aangelegenheden ook buiten den eigenlijken kring van het gezin herhaaldelijk werd ingewonnen en op prijs gesteld. Beide ouders waren voorbeelden van opbouwend geestelijk leven in huis en in zaken, in Kerk en Staat. Daar heeft de jonge Van der Hoogt het practisch voorbeeld ontvangen van die stille hulpvaardigheid, die hem zijn gansche leven door, ondanks alle teleurstelling in menschen, heeft gekenmerkt. Het was een hulpvaardigheid die in eenvoudige godsvrucht was gegrond. In het ouderlijk huis heerschte de stille, sterke vroomheid van de ‘Afscheiding’ en al heeft de zoon zich later aan de Hervormde Volkskerk gegeven, en al is hij niet blind geweest voor de bezwaren van het separatisme en van kleinen kring, de oprechte eenvoudige vroomheid des harten, die hij in het ouderlijk huis gevonden heeft, kenmerkte ook zijn eigen geestesleven en bleef zijn levenspractijk
| |
| |
beheerschen. In zijn jongelingsjaren naar Amsterdam vertrokken, ontving hij wel het catechetisch onderwijs van Ds. Gispen, maar werd later onder Dr. Abraham Kuyper als lid der Hervormde Gemeente aangenomen en bevestigd. Ondanks de hartelijke verhouding die er toen ontstaan en later gebleven is met Dr. Kuyper, bleef hij zelfstandig en volgde hij dezen nòch in zijn politiek nòch in de doleantie. In Amsterdam openbaarde zich zijn godsdienstige kerkelijke belangstelling o.a. door zijne medewerking, ook nog als oud-lid, aan de Jongelingsvereeniging op de Keizersgracht. In 1887 benoemd tot Diaken der Hervormde Gemeente te Amsterdam heeft hij dit ambt aanvaard en tot aan zijn vertrek uit Amsterdam in 1891, vervuld. Vele jaren later, nà zijn langdurig verblijf in de Vereenigde Staten, sloot hij zich aan bij de Episcopal Church in 's Gravenhage, waar hij als Kerkmeester fungeerde tot den dag van zijn dood.
Ten einde zelfstandig zaken te drijven, werd hij reeds op 19-jarigen leeftijd meerderjarig verklaard. Begonnen op de Leidsche Gracht, vestigde hij zijn kantoor later in de bovenverdieping van de villa op het doodloopend stukje Leidsche Gracht, waarvan de benedenverdieping zijn woonhuis werd. Daar begonnen zijn relaties met de Zuid-Afrikaansche Republieken, hij ontving er o.a. de Transvaalsche driemanschappen, en daar logeerden ook langen tijd bij hem S.J. Du Toit en diens zoon. Het was in die dagen dat Paul Kruger sprak in de kerk van zijn broer, Ds. M.J. van der Hoogt, toen predikant te Zaandam. In zijn zaken brachten deze relaties met Zuid-Afrika hem geen winst: de thans met Zuid-Afrika ondernomen zaken, bleken zeer hachelijke ondernemingen en het belangrijke fortuin, tot dusver verzameld, ging daarmede geheel te loor. Het is wel een bewijs voor een hoogstaand karakter, dat deze zware tegenslag geen invloed had op zijn sympathiën voor de Zuid-Afrikaansche Zusterrepublieken, voor welker belangen hij weinige jaren later zou opkomen en waarvoor hij ook toen weder belangrijke offers bracht. Na zijn vertrek naar Hilversum stelde hij zich aan het hoofd van een emigratie-beweging naar de Vereenigde Staten. Ook daarin bleken de rooskleurige voorstellingen (hem door derden verschaft) bedrieglijk en toen hij zelf naar de Vereenigde Staten vertrokken was, moest hij daar zijn leven opnieuw beginnen en zijn maatschappelijke positie van den grond af weder opbouwen. Ondanks groote moeilijkheden in de eerste jaren heeft hij dat met succes en, wat meer zegt, met eere gedaan. Hij werd Amerikaansch burger, een goed zoon van zijn nieuwe Vaderland, terwijl toch zijn geboorteland zijn oudste liefde had en bleef behouden. Het is in deze eigenaardige verbinding dat de charme lag over Van der Hoogt's persoonlijkheid, zooals zij in breedere kringen ten onzent bekend was. Als een rasechte Hollander kon hij mopperen over de exorbitante belastingen, maar hij was ten allen tijde bereid om, waar hij kon den Hollandschen stam en oud Vader- | |
| |
landsche tradities te steunen. Zijn verblijf in Amerika had hem, zoover zulks bij hem nog noodig was, genezen van den beperkten blik waaraan burgers van een klein land vaak laboreeren, maar had hem niet blind gemaakt voor de groote tradities en karaktereigenschappen van den Nederlandschen stam. Deze ingeboren liefde voor de oud-Vaderlandsche tradities en stamgemeenschap leidde hem bij de bemoeiingen en offers, die hij zich getroostte voor de immigratie van Hollanders naar Amerika en inzonderheid bij de verdediging van de zaak der Boeren tijdens den Boeren-oorlog.
Naast, en mede door, zijn handelsbetrekkingen in Amerika kwam Van der Hoogt in aanraking met regeeringskringen en regeeringspersonen in de Vereenigde Staten. Sinds 1897 was hij Secretary of the State Bureau of Immigrations van den Staat Maryland en heeft in die qualiteit, ondanks vele teleurstellingen, veel goeds tot stand gebracht voor de vestiging van Hollanders uit Michigan en uit Nederland. Hij was persoonlijk bevriend met President Roosevelt, wiens candidatuur hij krachtig bevorderde en wiens portret met eigen handteekening een eereplaats had in zijn werkkamer. Toen in 1898 Dr. Kuyper de Vereenigde Staten bezocht, vervulde Van der Hoogt de eervolle opdracht hem officieel te ontvangen en in de Staten te geleiden. Tijdens dat verblijf werd door Dr. Kuyper, met volmacht van de groep Nederland van het Algemeen Nederlandsche Verbond een Amerikaansche afdeeling van dat Verbond opgericht, waaraan Van der Hoogt als medebestuurslid zijn krachtigen steun gaf. Later, toen hij in Philadelphia, Pa., woonde, richtte hij de Hollandsche Club aldaar op, waarvan hij jarenlang Voorzitter was.
Maar het meest trad hij op den voorgrond tijdens den Boerenoorlog als verdediger van het goede recht der Zuid-Afrikaansche Republieken. Tijdens het begin van het conflict tusschen Groot-Brittanië en Transvaal schreef hij zijn brochure: ‘A century of injustice’. Zij heeft de publieke opinie in Amerika, tot dusverre beheerscht door onjuiste en tendentieuse persberichten van Britsche zijde, ten gunste van de Boerenrepublieken doen omslaan. Het boekje was in korten tijd uitverkocht en een tweede oplaag, sterk uitgebreid met tal van officieele bescheiden verscheen bij Harper and Brothers, onder den titel: The Story of the Boers, published by authority of the South-African Republics. Op persoonlijk verzoek van Paul Kruger vertegenwoordigde hij te Washington de Zuid-Afrikaansche Republieken tijdens den Boerenoorlog en bracht hij het verzoek tot bemiddeling aan den President der Vereenigde Staten over. Engeland wees deze, gelijk alle, bemiddeling af, maar men heeft in Zuid-Afrika niet vergeten, wat Van der Hoogt voor zijn Stamverwanten heeft gedaan.
Het was stellig inzonderheid om zijn bemoeienissen tijdens den Boerenoorlog en om de publicatie van zijn Story of the Boers, en daarnaast om het aandeel dat hij had in de oprichting van de Amerikaansche afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Ver- | |
| |
bond, dat de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde hem in hare vergadering van 13 Juni 1900 tot lid benoemde, een benoeming, die hij steeds op hoogen prijs heeft gesteld. Zijn eigen literaire sympathiën lagen vóór de ‘tachtigers’, maar dat hij ook de ontwikkeling der moderne letterkunde wist te waardeeren en te bevorderen, bleek toen hij den prijs van Letterkunde, gedurende enkele jaren door een particulier beschikbaar gesteld, continueerde en maatregelen trof dien blijvend te verzekeren: een daad van literaire belangstelling, waarvan alleen de engste kring van betrokkenen kennis droeg. Zelf schreef hij een zorgvuldigen, gemakkelijken stijl zoowel in zijn Hollandsche als in zijn Engelsche correspondentie en rapporten.
Hij huwde in 1914 met Miss Lucy B. Marks, een Amerikaansche, met wie hij in gelukkigen echt het voorrecht had jarenlang verbonden te blijven. Een oorontsteking van Mrs. Van dor Hoogt, gevolgd door steeds hinderlijker wordende doofheid, bracht hem in aanraking met de American Acousticon and Dictograph Company, en deed hem belangstellen in alles wat gedaan kon worden om hardhoorenden hun gemis te vergoeden. In 1920 vestigde Van der Hoogt zich te 's Gravenhage en kon zich, nu hij niet langer ‘in zaken’ was, geheel geven aan allerlei arbeid, die zijn sympathie had. Als President-Commissaris van de American Acousticon and Dictograph Company in Holland heeft hij tal van onbemiddelde hardhoorenden hulp bewezen en het volgende briefje, gepubliceerd in het ‘In memoriam’ door ‘Ons Blad, een orgaan voor slecht-hoorenden’ aan zijn gedachtenis gewijd, is inderdaad karakteristiek voor den stillen weldadigheidszin, die den overledene kenmerkte. Het briefje is afkomstig van een eenvoudig werkman in de Betuwe, en was gericht tot den heer V.E. Ketgin, directeur der Acousticon Company:
‘Geachte Mijnheer, Ik las het treurige bericht van het overlijden van uw ouden vriend, den Weled. Heer Van der Hoogt, en ik betuig U mijn hartelijke deelname met dat verlies. Hoe edelmoedig heeft hij mij, als totaal vreemde, vroeger geholpen met het aanschaffen van mijn gehoortoestel. Voorwaar met hem is een man heen gegaan, die met het lot van de minder bedeelden begaan was ...’.
Sindsdien heeft Van der Hoogt gewoond op zijn rustige huizinge ‘Zuiderbosch’ op het Bezuidenhout, dicht in de buurt van de Amerikaansche Legatie, waaraan hij, schoon niet officieel daaraan verbonden, talrijke gewichtige diensten bewees, inzonderheid in het belang van de goede betrekkingen tusschen Nederland en de Vereenigde Staten. Datzelfde doel stond hem ook voor oogen als Bestuurslid van het ‘Pilgrim Fathers Genootschap te Leiden’, waarvan hij een der oprichters was. Toen hij, in den zomer van 1920 uit Amerika kwam, stond de driehonderjarige herdenking van het vertrek der Pilgrim Fathers naar New England voor de deur: aanstonds heeft hij met hart en ziel aan die herdenking
| |
| |
medegewerkt, en gelijk alles wat den band tusschen Nederland en Amerika kon versterken, had ook deze gedachtenisviering zijn volle sympathie en steun. In dit geval te gereeder, omdat deze Pilgrim Herdenking een geestelijken en godsdienstigen ondergrond had, waaraan hij zich verwant gevoelde.
Op den voorgrond stelde hij zich nooit: slechts de ingewijden wisten hoeveel hij voor anderen deed en hoeveel allerlei belangrijke arbeid aan hem te danken had. Zóó hebben wij hem hier te lande leeren kennen, maar het volgend getuigenis van een der vooraanstaande mannen in Amerika, bewijst hoe hij ook daar gewaardeerd werd:
‘My first impression of Mr. Van der Hoogt led me to believe that he was a man of a very different type of the ordinary business man. I at once conceived a high regard for his courtly bearing and his attitude toward this matter (Het is nl. een geval waarin Van der Hoogt moeite deed bezwaren voor iemand uit den weg te ruimen). This chance acquaintance ripened into a somewhat intimate friendship. He had a high appreciation of art and belles lettres. His conversation was not usually in regard to business matters but was pitched on a much higher scale. I shall always remember Mr. Van der Hoogt as a man of rare culture, with a high code of ethics and devoted to the best interests of his country combined with a love of the United States’.
Dit is inderdaad een karakteristiek waarmede onze ervaring volledig overeenstemt. Slechts zouden wij er aan willen toevoegen, dat zijn vriendschap en hulpvaardigheid niet slechts hoog geplaatsten gold, maar dat hij bv. bij zijn jaarlijksch bezoek aan Kampen nooit zou vergeten de oude dienstbode zijner ouders te bezoeken. Hij wist de hand van den werkman even hartelijk te drukken als die van den gezant. Dit was het gevolg niet slechts van den democratischen invloed van Amerika, maar het was de ware adel van zijn hart, dat zich in alle standen vrienden maakte en vriendschap gaf.
Den 18den Juni 1928 werd hij plotseling opgeroepen. Onverwacht kwam de roepstem hem niet: hij wist dat ze komen kon, en was er op bereid. Hij had het eenvoudige kinderlijke geloof, zooals hij dat van zijn moeder gezien had, bewaard. Zijn heengaan was een onherstelbaar verlies voor zijn weduwe, die alleen achterbleef en met wie hij door een trouwe, soms over-bezorgde liefde verbonden was, maar ook voor die tallooze vrienden en instellingen dien hij met raad en daad ter zijde stond.
Aan zijn groeve stonden op 22 Juni 1928 niet alleen de hooggeplaatsten, maar ook de eenvoudigen. Zijn nagedachtenis blijft in eere als de nagedachtenis van een nobel, hoogstaand karakter, een goedhartig, werkzaam man, een vriend van Nederland en van Amerika, een eenvoudig Christen.
D. Plooij.
|
|