Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1922
(1922)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levensbericht van Cornelis Willem Bruinvis
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
indruk ouwelijk, lichtelijk geelgetint gelaat. Maar door de brilleglazen glunderden een paar heldere oogen, wier glans en tinteling in staat was dien eersten indruk van ouwelijkheid te doen vervagen. Jong werd het rimpelig vel niet, noch het grijzende haar, maar zeventig jaren zou, wie Bruinvis daar ontmoette, hem niet gegeven hebben. Zeker niet bij een gesprek, dat allicht op de ontmoeting volgde, want hij sprak graag met menschen, althans zoo zij zijn belangstelling deelden. Dan draaide hij zich op zijn ronden kruk een halven slag om en, de handen tusschen zijn knieen op de zitting steunend, praatte of luisterde hij in volkomen aandacht. Lang zou hij echter nooit blijven zitten, want tien tegen een keerde het gesprek zich tot een of ander Alkmaarsch onderwerp en dan werd uit archief, of bibliotheek, of prentverzameling ter staving of verduidelijking het materiaal gehaald. Dit voerde wel eens op zijpaden! Zoo'n archiefstuk, en zoo'n prent vooral herinnerden ook aan andere dingen en in het voortreffelijk geheugen van Bruinvis doken bij de aanschouwing meermalen zaken op, die hij niet wilde verzuimen even te vermelden. Wij zijn wel eens begonnen met een simpel vraagstuk uit de stadshistorie, en, na het omhalen van een tafel vol ‘materiaal’, terechtgekomen bij het vaststellen van de betrouwbaarheid van een of andere afbeelding, om dan tenslotte samen de straat op te stappen tot een inspectio in loco. En de oude heer met hoogen hoed en lange, oud-modische jas was daarbij niet minder vlug dan zijn bijna vijftig jaar jongere tochtgenoot, dien hij inwijden wilde in al de geheimen van oud-Alkmaars historie en leven. Zelden was een leermeester met meer ijver bezield, zelden werd onderwijs in zulk een materie levendiger gegeven, meer ook in contact met het leven en niet uitsluitend uit perkament en papier. Moeilijke kwesties als de waterrijke omgeving met zijn sluizen, overtoomen, afwateringen, te over opleverde, werden, na een bestudeering der kaarten, niet vaak voor afgedaan gehouden, voordat een wandeling in staat gesteld had ook de werkelijkheid nog eens op te nemen. Zoo zou hij zijn taak tegenover hem, die bestemd was zijn werk over te nemen, niet hebben opgevat, indien hem zijn aanleg niet tot onderzoeken, critiseeren, schiften dreef met onweerstaanbare kracht. Hij was oprecht bezield met de begeerte om de waarheid te kennen en rustte nooit, voordat hij deze had vastgesteld of voor zichzelf tot de zekerheid was gekomen, dat alle middelen daartoe waren uitgeput. Niet alleen, natuurlijk, gold dat voor vraagstukken van stadsgeschiedenis, maar voor alle die op zijn weg kwamen. Hij had daardoor in godsdienstige en politieke dingen een zeer vrij oordeel, liet zich door schoonen schijn niet verblinden. En zoo ten uiterste verdraagzaam als hij was, zoo mild en welwillend tegenover elke andere ernstig beleden meening, zoo afkeerig stond hij tegenover alles wat niet echt was. Om bijbedoelingen tentoongespreide vroomheid kon hij al evenmin | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitstaan als zeker soort ostentatief ongeloof. Zelf was hij leerling van het modernisme van Strausz en getrouw lid van de Doopsgezinde Gemeente, wier arbeid hij steunde waar hij kon. In de politiek was hij van de oude, onvervalschte liberale schoolGa naar voetnoot1, zoo stellig en door en door, dat hij tot in zijn ouderdom een afschuw had van al wat hij ‘conservatief’ achtte. Maar boven en voor alles was hij van een nauwgezetheid en eerlijkheid die zich uitte in alles, en die hem gelijk deed zijn tegenover ieder: bescheiden en eenvoudig, maar beslist. Geen bijzonder ontzag voor deftigheid, geen neerzien op het tegendeel. Voor ieder stond hij even welwillend klaar met zijn hulp en voorlichting. Maar, zoo hij dat noodig vond, spaarde hij ook tegenover niemand de kritiek; zoo humaan trouwens, dat ik niet weet, dat hij zich ooit iemand daarmede tot vijand gemaakt heeft; men wist of gevoelde trouwens, dat hij die kritiek ook op zichzelf met niet minder gestrengheid toepaste. Voeg bij dit alles zijn verbazingwekkende werklust en werkzaamheid. Ik zou durven verklaren dat Bruinvis eigenlijk onophoudelijk heeft gewerkt. Dat er iets goddelijks kan zijn in luieren, kon bij hem niet opkomen: zijn fantazie was niet groot genoeg voor luchtige droomerij. Met dubbel hard werken het zoo (schijnbaar) verlorene weer inhalen, zou hem trouwens niet zijn gelukt, want hij verstond evenmin de kunst van harder als die van langzamer te werken. Deugdelijk en degelijk, rustig en steeds voort, dat was zijn methode, welke op den duur zeker het meeste resultaat opleveren moest, en die hij ook tot zijn zevenentachtigste jaar heeft kunnen volhouden. Maar zonder de hooge stijgingen geen vergezichten, zonder het diepe dalen geen worsteling om boven te komen! Veel en lang is er gewerkt, met bijenvlijt is er bijeengebracht, maar ik zie nergens in den levensarbeid de groote conceptie, nergens een hoogtepunt. Een historie van Alkmaar in een boeiend overzicht vervat, zou dat hebben kunnen zijn; en er zijn wel meer en minder belangrijke bouwstoffen voor, er zijn wel enkele tijdperken meer volledig behandeld, maar wat Bruinvis' hoofdwerk had kunnen zijn, dat is uitgebleven. Ik zeg dat, omdat ik zoo'n werk van en voor hem heb gehoopt. Ik had hem de vreugde, die dat schenken zou, gaarne gegund. Maar verwacht had ik het niet, daarvoor was eenerzijds zijn bescheidenheid te groot, maar anderzijds ook zijn geest niet meer wijd genoeg van vlucht, toen hij gelegenheid en tijd zou gehad hebben om het te maken. Zijn afrondend werk, de nasporingen, die de leemten in zijn materiaal aanvulden, de enkele onderzoekingen die voor het geraamte van den bouw noodigwaren, dat alles begon pas nà zijn zeventigste! En toen was zijn geest geheel geraakt in den gang van het detail-onderzoek, dan hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan daar aangevat, al naar het toeval dat wilde. Dan was het een vraag van elders, dàn een gelukkige vondst, die dat onderzoek beheerschte. Hoe goed, hoe zuiver, hoe aardig en vernuftig vaak al die onderzoekingen waren, ten slotte voerden zij Bruinvis hoe langer hoe verder af van alles wat tot systematisch opgezet grooter werk leiden kon. Het groote in hem, waarop ik in den aanvang van dit opstel zinspeelde, vinden wij dan ook niet in het werk, dat hij heeft nagelaten, maar in den ernst van zijn zich overgeven aan de stad zijner vaderen, die hem lief was, en in de kostelijke wijze, waarop hij het dagelijksch offer van zijn persoonlijkheid aan haar heeft gebracht. Hij is ter wereld gekomen met bijzondere gaven: met een scherp verstand, een sterk concentratievermogen, een voortreffelijk geheugen, een zeer gezond gestel, dat een onverpoosde werklust mogelijk maakte. Hij had op grooter tooneel dan dat eener kleine provinciestad de kans gehad op schitterender loopbaan. Maar hij heeft aan die aspiraties geen gehoor gegeven. Eenvoudig heeft hij zich een bescheiden taak gesteld: voor zijn vaderstad alles te doen wat in zijn vermogen was. Toen zijn huwelijk kinderloos bleef, heeft zich dat nog sterker geaccentueerd. Toen nam hij niet alleen gaandeweg verschillende functies aan in besturen en commissies, maar ook het lidmaatschap van den Gemeenteraad, dat na dertien jaren leidde tot zijn benoeming tot wethouder. Als zoodanig vielen hem gedurende twaalf jaar belangrijke werkzaamheden toe. Waarlijk reeds voldoende voor één man, maar toen hij zich in September 1899 niet herkiesbaar stelde, begon hij een nieuwen arbeid, door met 1 Januari 1900 op te treden als Gemeente-Archivaris, tot welk ambt ook het beheer van het Stedelijk Museum behoorde. Gemeente-ambtenaar - zonder bezoldiging! - geworden, begon hij bovendien uit eigen middelen Prentverzameling en Bibliotheek te verrijken, daarmede trouwens slechts voortgaande op den weg, dien hij insloeg toen hij in 1885 de door zijn vader in 1836 begonnen en door hemzelf belangrijk uitgebreide prentverzameling betreffende Alkmaar en omgeving, aan het Museum ten geschenke gaf. Bovendien gaf hij een toeslag van meer dan 100% op het magere salaris, dat de stad aan den adjunct-archivaris betaalde en bestemde hij een belangrijk bedrag voor de stadskas, opdat die na zijn overlijden zijn opvolger als archivaris een goed tractement zou kunnen betalen. En dat terwijl hij nooit een bepaald vermogend man was; hij kon, wat hij voor zijn stad deed, slechts doen, door voor zichzelf zeer bescheiden eischen te stellen en te blijven leven in uitersten eenvoud. Ik geloof echter niet dat dit steeds wéér een opoffering was, noch voor hem noch voor zijn vrouw, want het kwam overeen met hun aard of het was hun zoozeer door plichtsgevoel gescherpte gewoonte geworden, dat zij de opoffering niet meer gevoelden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De beperkte kring van de provincie-stad, waarvoor Bruinvis zichzelf bestemd had, of wil men: uit welks greep hij geen moeite gedaan heeft zich los te maken, heeft tenslotte zijn gansche natuur, zijn denken en doen beheerscht. Zijn scherpcritische geest heeft dien kring gansch doorgekeken, telkens weer en telkens van andere zijde. Hij heeft daardoor zijn aanleg om wat hij vóór zich kreeg van meer dan een kant te bezien, voor en tegen af te wegen, op merkwaardig consequente wijze verder ontwikkeld. Dit maakte hem bedachtzaam en voorzichtig in het openbare leven, maar deed aan den anderen kant zijn oordeel waardeeren als op deugdelijke gronden gebouwd. En als historicus verschafte hij zich daardoor een methode, welke in hare soort volmaakt kan genoemd worden. Zij bewaarde hem voor mistasten, al benam zij hem aan den anderen kant de smaak en het begrip voor verder perspectief. Hij was bij al zijn detailwerk, bij al zijn dikwerf peuterig onderzoek, echter niet tot een overdreven schatting van details gekomen, hij onderscheidde zeer wel wat de hoofdzaak was en wat bijzaken moesten blijven, maar hij kon aan den anderen kant een studie niet op de hoofdzaken richten, zonder dat hij deze onder een berg van bijzaken bedolf en soms zelfs onzichtbaar maakte. En, het algemeene te zien in het bijzondere, dat verstond hij al zeer slecht. Zoo kon hij niet worden, tenslotte, een figuur die leiding gaf: noch in het openbare leven, noch in het stadsbestuur, noch zelfs in zijn meest eigen gebied, de Alkmaarsche historie-schrijving. Maar zijn groote gaven van hoofd en hart, zijn onkreukbare eerlijkheid en zijn verbazende werkkracht hebben hem op elk van deze terreinen tot een element gemaakt van groot nut: wat hij er gedaan heeft was af en was goed: degelijk voorbereid en deugdelijk uitgevoerd. Zijn Alkmaarsche historische onderzoekingen, waarover ik uit den aard der zaak beter dan over zijn overig werk kan oordeelen, putten elk op zichzelf hun stof uit; de door hem vastgestelde feiten staan werkelijk vast. Als hij in een of ander opstel fouten gemaakt heeft, zal men ongetwijfeld een later vinden, waarin zij worden aangewezen en hersteld. Hij begreep eenvoudig niet, dat men zoo iets kon nalaten, zelfs al had de zaak geen bijzonder belang. Zijn preciesheid in dit opzicht kan ik typisch illustreeren met een voorbeeld uit mijn eigen ervaring. Ik had aan het slot van een artikel over den ‘Alkmaarschen Wees’ geschreven hoe deze oude Indischgast, Wollebrandt Geleynsz, vóór hij zich terugtrok in de landelijke rust van een boerenhofstede in de Schermer, nog eens zijn mooie Compagnies-plunje had aangedaan om zich in al zijn pracht door den schilder Cesar van Everdingen te laten conterfeiten, zoodoende het portretstuk in het Alkmaarsche Museum, dat eertijds op de fantasie van Mevrouw Bosboom gewerkt had en haar tot haar bekende novelle had gebracht, zijn plaats gevende in mijn verhaal. Maar Bruinvis schreef mij dadelijk, dat dit beslist onjuist | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was: Wollebrandt had die ijdelheid niet gehad en het portret wèl kort voor zijn dood besteld, maar nooit af gezien, en er zeker zijn kostuum niet meer voor aangetrokken. Ik had het verzocht erratum in de volgende aflevering van Oud-Holland vergeten en vond sedert geen bijzondere aanleiding om het zeer onbelangrijke geval weer op te halen. Maar Bruinvis heeft mij dat niet vergeven, omdat hij vond, dat ik het karakter van den ouden Wollebrandt te zeer met ijdelheid belast had. Dit bleek mij bij mijn laatste bezoek aan hem en ik kon hem pas gerust stellen met de bepaalde belofte, dat ik mijn onjuiste voorstelling publiek herroepen zou. Het gebeurt bij deze! Men trekke uit dit geval niet de conclusie, dat mijn oude vriend altijd zoo zwaar op de hand was! Ongetwijfeld moet hij in zijn jonge dagen een, wellicht wat stil, maar overigens toch vroolijke, levenslustige man geweest zijn, want tot in zijn hoogen ouderdom was hij vatbaar voor humor en kon hij soms kostelijk uit den hoek komen. Wil men een voorbeeld? Hij vond het prettig om, een kleinsteedsche rederijkers-gewoonte op niet onverdienstelijke wijze voortzettende, bij bijzondere gelegenheden met een vers voor den dag te komen. Ik heb er verschillende kladjes van onder zijn papieren gevonden en naast veel conventioneels ook aardige regels en wendingen kunnen lezen. Niet zeer verheven, maar voor een 75-jarige toch waarlijk grappig is het volgende, dat gericht was tot een bezoekster, die bij het afscheidnemen bewondering had uitgesproken voor de zijden pet, waarmede de oude heer zich, als hij in huis rond liep, den schedel placht te dekken: ‘Dank voor de eer mijn pet bewezen!
Mijn plunje werd nog nooit geprezen,
Want de oudste biedt mij 't meest gerief
En is mij daarom lief.
Toch kan ik mij maar niet verklaren,
Hoe gij zoo spoedig kondt ontwaren,
Dat in den gang een nieuwe hing,
Die de oude pet verving.
Mocht zij U door haar glans bekoren,
Ook de oude glom, die ging verloren;
De laster sprak: dat was van 't vet,
Maar ik vond haar nog net.
'k Had daarom nog wel aangeraden,
Dat vet er zachtjes uit te braden
Of uit te koken tot gelei
Voor eenige pastei!
Zij had nog lang mij kunnen dekken
Tot schedelsieraad kunnen strekken,
Doch driest geweld - onzalig uur! -
Smeet haar in 't keukenvuur.
Had men haar in een terp gevonden
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't Waar spek voor oudheidkenners-monden
Maar nu men haar den vuurdood gaf
Zwijgt iedereen als 't graf’.
En waarlijk verdienstelijk lijkt mij de aanhef van het gedicht, waarmede de heer en mevrouw Bruinvis, na het vieren van hun 45-jarigen trouwdag, aan magen en vrienden hun portretten toe zonden: ‘Zie de oude lui, in staatsie,
Nog eens in beeld gebracht,
De een met zijn decoratie,
En de ander met haar prachtGa naar voetnoot1.
Zij doen zich op hun mooiste voor,
En 't kan er waarlijk wel mee door
Voor vijf- en tweeënzeventig,
Zoo monter en zoo levendig’.
Is dit alles genoeg voor een algemeenen indruk? Laat ik dan trachten door een korte levensgeschiedenis het beeld, dat ik mij van Bruinvis vormde, ook meer in onderdeelen te belichten.
Cornelis Willem Bruinvis werd den 26 Juni 1829 geboren als oudste zoon van den Alkmaarschen apotheker Cornelis Pieter Bruinvis en Alida de Lange. De vader was de zoon van den tabaksverkooper Cornelis Voorhout Bruinvis, de moeder de dochter van den notaris Michiel Johan de Lange. Hun gezin groeide tot acht kinderen aan, en weelderig hadden zij het niet. De oude heer Bruinvis zag desniettemin kans zich een aardige bibliotheek te vormen. Aanvankelijk, beïnvloed door den vriendschappelijken omgang met den bekenden Nicolaas Anslijn, die zijn laatste levensjaren te Alkmaar doorbracht, had hij fraaie verzamelingen mineralen, conchiliën en vogelveeren aangelegd, maar later had hij zijn liefde meer aan de topographie verpand en hij bracht toen atlassen bijeen over verschillende steden. De meeste beteekenis had de in 1836 begonnen verzameling over Alkmaar en omstreken, maar ook de afdeelingen Amsterdam en Leiden waren zeer omvangrijk. Om aan een borgstelling te voldoen, moest hij in 1865 de prentverzameling in veiling brengen (bij Fred. Muller), maar de afdeeling Alkmaar had hij toen reeds aan zijn zoon geschonken; behalve de prenten en enkele schilderijen, omvatte zij ook penningen en historische curiosa. Als regent van het Burgerweeshuis, gaf de vader een beschrijving der schilderijen van dat gesticht uit, terwijl hij ook nog enkele kleinere historische opstellen schreef. Bij al deze liefhebberijen stond al vroeg de jonge Bruinvis zijn vader terzijde. Voor de prentverzameling maakte hij bijvoorbeeld menige teekening (er zijn er al van 1842), die sedert afgebroken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of geheel veranderde gebouwen en stadsgedeelten voor de herinnering heeft bewaard. Deze arbeid, de studie van Alkmaars historie, de kennismaking met wat in de stad aan oude kunstschatten over was, voedden den jongen Bruinvis op voor wat hij later als zijn speciale taak zou beschouwen. Niet weinig werkte daartoe ook zijn kennismaking mede met den Zaandamschen oudburgemeester G. van Orden, den bekenden numismaat; deze kennismaking leidde tot een geregeld verkeer. Elk jaar logeerde Bruinvis eenige weken bij den ouden, beminnelijken grijsaard, die, blind geworden, zéér dankbaar was iemand te vinden van zoo groote leergierigheid, in staat zijn verzameling in orde te brengen, zijn correspondentie te ordenen en hem voor te lezen wat hun beider belangstelling wekte. Bruinvis gedacht hem later steeds met groote erkentelijkheid als ‘Vader’ Van Orden, den man aan wien hij na zijn vader het meest te danken had. Toen Van Orden in 1854 was overleden, stelde Bruinvis den auctie-catalogus van zijn uitgebreide numismatische verzameling op; wel een bewijs van de degelijkheid, waarmede hij zich in dit speciale vak had bekwaamd. Hij heeft er een levendige belangstelling voor de numismatiek door gekregen en telkens toonde hij, dat hij daarin waarlijk zeer bedreven was. Intusschen was toen reeds omtrent de maatschappelijke positie van Bruinvis beslist, geheel anders dan deze liefhebberijen zouden hebben doen vermoeden. Het gewone schoolonderwijs had hij bij meester H.J. Prosman genoten en door ook de lessen - vóór den ochtendschooltijd! - van de kweekelingen te volgen, had hij het wat verder dan de anderen gebracht. Fransch leerde hij van een Belg, die klerk bij den ontvanger der stadsaccijnzen was; in het handteekenen oefende hij zich gedurende 5 jaren bij den Alkmaarschen landschapschilder P. Plas. Toen werd hij, tot verdere ontwikkeling, op het kantoor geplaatst van notaris S.A. de Lange, zijn oom; maar zijn bewondering voor de Schoone Bouwkunst - gewekt door menig boek uit zijns vaders boekerij, o.a. l'Univers Pittoresque et Historique - deed hem besluiten zich daaraan te gaan wijden. Hij oefende zich dus in het bouwkundig- en perspectief teekenen, en trachtte zich de beginselen van meetkunde en algebra en eenige kennis der bouwmaterialen eigen te maken. Op 17-jarigen leeftijd kreeg hij een aanstelling als bouwkundig teekenaar, maar daar dit geschiedde bij de indijking van de waard Nieuwland op Wieringen, was er van ‘schoone’ bouwkunst niet veel sprake. Toch kon Bruinvis nog met genoegen over deze practische werkzaamheid spreken. Toen hij, na afloop ervan, thuis kwam, had zijn vader een kwetsuur aan de rechterhand terwijl hij juist zonder bediende was. Bruinvis besloot toen, hoewel hij daartoe geenerlei neiging had, bij de apotheek te blijven in het belang van het gezin. Ofschoon hij kort daarop een aanbieding kreeg die het verder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaan in de eerstgekozen richting mogelijk maakte, bleef hij bij zijn besluit en liet zich bij de te Alkmaar bestaande geneeskundige school inschrijven. Hier kreeg hij meer plezier in de scheikunde dan in de pharmacie, welke laatste door den bejaarden lector Toussaint (mevrouw Bosbooms vader) in wel wat heel verouderden vorm werd gedoceerd. Trouwens hij keek nog steeds uit of hij niet iets meer gewilds zou kunnen vinden; zoo deed hij in 1853 een poging om eigenaar van de toen nog zeer onbeduidende Alkmaarsche courant te worden. De poging gelukte niet, maar de nieuwe eigenaar nam hem met 1854 aan als Redacteur, een betrekking die hij tot 1883 heeft vervuld. Intusschen deed hij in 1854 toch ook voor de Haarlemsche Provinciale Commissie zijn apothekersexamen, omdat intusschen de mogelijkheid van zijn verloving met Mej. Schreuder afhankelijk was gesteld van dat examen. Vooralsnog echter kon hij zich niet vestigen en had hij gelegenheid om naast de studie en uitoefening - bij zijn vader - van wat nu zijn vak geworden was, ook andere dingen te doen. Niet alleen de redactie van de Alkmaarsche Courant, maar ook in 1854 de reeds vermelde samenstelling van den catalogus van Van Orden; in 1856 inventariseerde hij de archieven van Schagen en van Schagerpolder, en had hij bovendien gelegenheid in een bouwwerk te adviseeren. In denzelfden tijd bouwde hij het kerkje der Doopsgezinden te Broek op Langendijk en daarna te Alkmaar een nieuwe kosterswoning. Intusschen kwam de mogelijkheid zich als apotheker te Alkmaar te vestigen, toen de vader van Bruinvis' aanstaande vrouw genegen bleek zijn apotheek aan zijn schoonzoon te verhuren. In Augustus 1859 betrok hij de zaak op het Ritsevoort en den 28en September d.a.v. trad hij in het huwelijk. Nog in hetzelfde jaar volgde hij den overleden Toussaint op als lector in de pharmacie aan de Geneeskundige School. Dit was hem een aanleiding om van zijn vakstudie nog meer ernst te maken. Hij bleef lector tot de school in 1865 werd opgeheven. Nu hij zich gevestigd had, kwam men zijn werkkracht ook voor de gemeenschap opeischen. In 1859 werd hij Buurtmeester (tot 1870), in 1860 Lid van de Commissie voor de Stadsteekenschool (tot haar opheffing in 1866), in 1862 lid van de huishoudelijke commissie voor eenige openbare scholen (tot 1864); in 1869 werd hij lid van de plaatselijke schoolcommissie, die hem in 1874 tot voorzitter koos (tot 1880); in 1862 was hij reeds lid, en secretaris, geworden van de commissie voor de Stadsapotheek (tot 1874). In 1870 werd hij bovendien Regent van het Burgerweeshuis (voorzitter 1874-1880). In 1874 Regent van het Provenhuis van Wildeman. In 1861 had hij de Ontzet-vereeniging medeopgericht en was hij als bestuurslid (voorzitter 1877-'84) opgetreden. Ziende dat hij zoo de handen vol kreeg en dat zijn, overigens zoo bijzonder gelukkig, huwelijk kinderloos bleef, besloot hij in 1870 om het apothekersbedrijf te laten varen. Hij verhuurde zijn apotheek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan den heer Brom en sloot met dezen een overeenkomst, waardoor hij met de boekhouding belast bleef. Het inkomen daaruit, gepaard aan dat als redacteur der Alkmaarsche Courant en de baten van een correspondentschap der Onderl. Brandwaarb. Mij. te Rotterdam, stelde hem in staat in zijn onderhoud te voorzien. Hij breidde nu zijn journalistieke werk uit door in de jaren 1872, '73 en '74 wekelijks een hoofdartikel te leveren voor de Heldersche en Nieuwedieper Courant. In 1874 werd hij tot lid van den Gemeenteraad gekozen. In den Raad was hij, hoewel hij zich nooit op den voorgrond stelde, weldra iemand naar wien men luisterde. Men maakte hem voorzitter van de Commissie van Toezicht op het Stedelijk Museum, bij de stichting daarvan in 1875, in welke stichting hij groot aandeel had gehad; deze stichting toch hield verband met de viering van het 3de eeuwgetijde van het ontzet en van de gebeurtenissen die daaraan voorafgingen, waarvoor in Alkmaar van 1872-'76 een Commissie bestond, in welke Bruinvis een belangrijke rol speelde, o.a. als voorzitter van de commissie voor den historischen optocht. In 1876 werd hij lid van de Commissie van Bijstand voor de Financiën, eenige jaren later ook van die voor de Plantsoenen en deze beide belangrijke onderdeelen van het gemeentebeheer gaven voor hem kleur en inhoud aan de vertrouwenspost waartoe hij door de burgerij geroepen was. Trouwens men zou van zijn bekwaamheden nog meer partijtrekken door hem in 1888 tot een der twee wethouders-zetels te roepen. Als wethouder van financien had hij een niet zeer gemakkelijke taak, dien hij echter met groote nauwgezetheid vervulde. De post werd later nog verzwaard door het feit, dat een hoogst scherpzinnige gemeentesecretaris, die het vaste vertrouwen van den burgemeester genoot, door hem gewantrouwd werd. Men sloeg aanvankelijk aan zijn waarschuwingen geen geloof, totdat, in December 1894, Bruinvis - hoe moeilijk het hem in zijn groote goedhartigheid ook viel - de beslissende stap moest doen, welke tot ontslag van secretaris en gemeenteontvanger beiden leidde. Nog vijf jaar heeft hij daarna het wethouderschap bekleed, maar na het bereiken van den 70-jarigen leeftijd stelde hij zich, ondanks van verschillende zijden geoefenden drang, niet meer herkiesbaar. Niet alleen, meende hij, dat dergelijke verantwoordelijke posten niet moesten worden toevertrouwd aan zeventigjarigen, maar ook geloofde hij nog een andere taak te hebben. Herhaaldelijk toch was hij bij zijn onderzoekingen van historischen aard tot de ontdekking gekomen, dat de beschrijving van het Gemeente-Archief, welke Dr. P. Scheltema in 1869 had gemaakt, onvolledig en gebrekkig was. Hij bood dus aan om een verbetering der ordening van het archief te ondernemen, mits hem een adjunct-archivaris werd terzijde gesteld, dien hij bovendien tot zijn opvolger zou opleiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit aanbod werd gaarne aanvaard en met 1 Januari 1900 werd Bruinvis tot onbezoldigd gemeente-archivaris benoemd; den 1 Aug. d.a.v. werd ondergeteekende hem terzijde gesteld. Een opgewekte werkzaamheid volgde, die, instede van hem aan te grijpen, Bruinvis scheen te verjongen. Het feit, dat hij zich thans ongestoord aan zijn liefhebberij kon wijden, dat hij bovendien een medewerker had, die belangstelling koesterde voor de dingen welke hem ter harte gingen, gaf hem als het ware nieuwe veerkracht. Het is hier de plaats niet een kritiek te geven op den voornaamsten arbeid, dien Bruinvis verrichtte: de herordening van het Gemeente-archief. Maar de beteekenis ervan moet ik aanduiden. Daarbij moet in de eerste plaats worden vastgesteld, dat Bruinvis, ofschoon het door Scheltema gevolgde systeem afkeurende, gemeend heeft niet een geheel nieuwe ordening te moeten ondernemen. Hij zou die ongetwijfeld niet hebben kunnen voltooid zien, maar bovendien had het door Scheltema ingevoerde dossiersysteem de losse stukken op zóó grondige wijze uit elkaar gebracht, dat voor 3/4 ervan de oude ordening wel niet zou zijn te herstellen. Hij heeft dus, op den grondslag van Scheltema's werk doorgaande, dat van de vrijwel ontelbare fouten gezuiverd, en tal van stukken beschreven, die aan Scheltema onbekend waren gebleven. Het geheel was zoo weliswaar niet in alle opzichten bevredigend, maar toch bruikbaar en overzichtelijk. Voor een klein stadsarchief is de toestand inderdaad zéér goed geworden, hoe weinig wetenschappelijk de Inventaris met zijn verdeeling in ‘Boeken en Banden’ eenerzijds, en ‘Perkamenten en Papieren’ anderzijds er ook uit moge zien, hoe weinig bevredigend rubrieken als die van ‘Stukken van verschillenden aard’ ook mogen wezen, en ook al waren tal van stukken opgenomen, die de rechtgeaarde archivaris naar de bibliotheek zou verwijzen! Dat waren echter de consequenties van het systeem waaraan men zich noodgedwongen gebonden had. In 1903 reeds had Bruinvis de voldoening de vrucht van dezen ingespannen arbeid, uit te geven in een kloek deel van 185 pagina's, bevattende de ‘Verbetering en Aanvulling van den Inventaris van Dr. P. Scheltema, 1869’. In 1912 volgde nog een tweede aanvulling betreffende de archieven van een der Conventen, van de Gasthuizen, van het Burgerweeshuis en van de Voormalige Ambachtsheerlijkheden der Stad; in 1917 verscheen een vervolg van het boek van 1903. Bovendien ontwikkelde Bruinvis nog een bewonderenswaardige werkzaamheid, waarvan de hierachter volgende lijst van geschriften een denkbeeld geven kan. Men bedenke, als men de titels ziet, ook erbij hoe enorm veel arbeid er bijv. schuilt in de door hem samengestelde ‘Naamlijsten’ der vroedschappen en der andere regeeringspersonen, waar voor elken datum haast nazoeken noodig was. Voor het nieuwe Biografisch Woordenboek stelde hij bijna driehonderd levensberichten! Een nieuwe ordening ondernam hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der uitgebreide prentverzameling, een dergelijke van de bibliotheek, waarvan de catalogus, in 1896 reeds verschenen, in 1902 met een omvangrijk tweede, in 1904 met een niet minder groot derde gedeelte vervolgd werd. Heel wat rapporten aan het Gemeentebestuur, de beantwoording eener uitgebreide correspondentie, die meestal tot onderzoekingen leidde, zijn daar nog bij te voegen. Ook al kwam een deel van het werk daarvoor neer op zijn adjuncten, - (na mijn vertrek in 1906 waren dat Ds. P.J. Glasz tot 1910 en sedert Mej. C.G.E. Bruining, die Bruinvis in 1917 opvolgde) - hij liet niet gaarne wat over en het was een groote toer om den ouden heer wat hulp op te dringen! Elken morgen om klokslag negen was hij op zijn post, precies om twaalf brak hij op, om om twee uur weer present te zijn en dan tot vier uur te blijven. Vacantie vond hij een dwaasheid en in de zes jaren dat ik met hem werkte, heeft hij slechts nu en dan een middag vrijaf genomen om met gasten een rijtoertje in den omtrek te maken! Die gewoonte heeft hij pas in de laatste jaren opgegeven. Eerst nà zijn 85ste ging hij alleen in de morgenuren naar het Archief en slechts als het heel slecht weer was met een rijtuigje. Dat rijtuigje werd in het laatste jaar van zijn archivarisschap, toen hij er van zijn eerste attaque weer zoowat bovenopgekrabbeld was, het dagelijksch vervoermiddel. Eerst toen hij werkelijk niet meer kon, legde hij het bijltje erbij neer. Toen bleef hij ook thuis nog werken. De enkele malen, dat ik nog gelegenheid had hem te bezoeken, vond ik hem dan in hetzelfde kleine spreekkamertje, waar hij altijd gewoon was geweest ook nog een paar avonduren bezig te zijn, wanneer de vroege maaltijd - de ouderwetsche luidjes aten steeds precies om kwart over vier! - was afgeloopen. Zijn beenen konden niet meer mee en zijn eens zoo keurig schrift werd bijna onleesbaar. Toch dicteerde hij dan nog artikeltjes voor de Alkmaarsche courant, en hij moest en zou op de hoogte blijven van wat er in zijn geliefde stad gebeurde. De vele veranderingen, de nieuwe gebouwen, de parkaanleg en wat dies meer zij, bleef hij volgen en ruim een jaar voor zijn dood nog liet hij zich rondrijden door Bergen en Schoorl en toen hij van het rijtuig uit, de bebossching der duinen niet overzien kon, werd hij op een paard getild om ook dat niet te missen.
Hoe bezig, hoe belangstellend, hoe opgewekt hij ook nog wezen kon, zijn ware levensvreugde was echter toch weg, sedert vrij onverwacht, in 1916, zijn hartelijk geliefde vrouw gestorven was. Het verlies van vele vrienden en bekenden, door dood of vertrek naar elders, begon hij nu ook dubbel te gevoelen; ook zijn eigen lichamelijk lijden viel hem zwaarder. En vooral zijn laatste levensjaar, toen zijn geheugen hem ook begon te begeven en de zoo onafhankelijke man hulpbehoevend was geworden, heeft hem veel leed gebracht. Maar hij is nooit een grommende oude heer geworden, een knorrepot, als hij steeds had verafschuwd! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat een man als Bruinvis gewaardeerd werd ook buiten den kring van hen, die dagelijks met hem omgingen, spreekt vanzelf. Reeds in 1854 werd hij lid van het Historisch Genootschap, onze Maatschappij benoemde hem in 1875, het Friesch Genootschap in 1886, het Utrechtsch genootschap in 1887. Het Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam, waarvan hij sedert 1861 lid was, benoemde hem tot eerelid in 1908, de Ver. Amstelkring deed hetzelfde in 1906. De Rederijkerskamer Bilderdijk had hem al eerelid gemaakt in 1881. Toen hij in 1899 was afgetreden als wethouder, werd hij in 1900 tot Ridder der Orde van Oranje Nassau benoemd en in 1920 werd hem de medaille geschonken voor verdienste voor de Openbare Verzamelingen. Maar hoezeer hij door deze Koninklijke onderscheidingen vereerd was, géén hulde heeft hem aangenamer getroffen dan die door tal van vrienden hem in 1909 bij zijn 80sten verjaardag gebracht, toen hem een vertrek, dat bij het Stedelijk Museum getrokken zou worden, betimmerd en gemeubeld werd aangeboden, een vertrek, dat-blijkens het opschrift boven den ingang, - bestemd was zijn naam te dragen en voor altijd in de herinnering te doen bewaren. De wensch der huldigers, dat hij dáárheen zijn werkkamer zou verleggen, het holle archieflokaal ervoor verlatende, heeft hij echter niet vervuld. Het vertrek was hem daarvoor véél te mooi. De oude heer bleef rustig op zijn oude plaatsje werken. Ik kan dat volkomen begrijpen, het was geheel naar zijn aard het werk als een vreugde en een plicht te beschouwen om het werk-zelf en nooit ook maar één oogenblik daarbij te denken aan eigen gemak! De ware ‘Bruinvis-kamer’ is voor mij dan ook niet het stemmige Oud-Hollandsche vertrek, maar de kale, met boekenschappen en geverfde kasten vol staande, ongezellige, smakelooze ruimte, waarin echter als middenpunt de wakkere, werkzame octogenarius, wiens levendige geest vlug en vaardig gebleven is, den traditioneelen invloed van archiefstof ten spijt, omdat hij daar zat, gedreven door een waarachtige, trouwe liefde voor zijn vaderstad. Die vaderstad heeft misschien grooter mannen voortgebracht, wier geest schouwde naar breeder vergezichten, maar moeilijk zal er een tweede gevonden worden, die haar zoo van ganscher harte gediend heeft, die zich dien dienst tot een plicht rekende, welke onafgebroken, met onverdroten trouw en ijver werd vervuld, zóó, dat daarin tevens een rijk levensgeluk werd gevonden. ‘Felix labore’ was zijn lijfspreuk, dien hij gaarne aanvulde met het ‘Repos ailleurs’; nu hij de rust gevonden heeft, mogen wij wel zeggen, dat dat voor hem geen mooie woorden waren, maar ten volle gemeende, waarvan hij het verstaan heeft een schoone werkelijkheid te maken, - tot het einde toe!
's Gravenhage, Aug. 1922. H.E. van Gelder. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der werken.A. Afzonderlijk verschenen:Wegwijzer ten dienste van vreemdelingen in Almaar en omstreken ter gelegenheid van het 8e Landhuishoudkundig Congres. Te Alkmaar bij Johs Roem 1853. Wandelingen door Alkmaar, Heiloo, Egmond, Bergen en Schoorl. Te Alkmaar bij W. Nederkoorn 1905. Tweede herziene druk 1911. Gezichten op Alkmaar. Geschiedkundige mededeelingen bij teekeningen door B.G. ten Berge. Te Alkmaar bij Johs Roem 1862. Over Alkmaarsche Geschiedboeken en Geschiedschrijvers. Niet in den handel 1888. [Verbeterde en vermeerderde druk. Niet in den handel 1892]. Archief der gemeente Alkmaar. Verbetering en aanvulling van den Inventaris van dr. P. Scheltema, 1869. Van gemeentewege gedrukt 1903. Vervolg hierop; als voren, 1917. Archieven van Het Convent der H. Maria van Nazareth of jonge begijnhof, De Gasthuizen, Het Burgerweeshuis (tot 1869), De voormalige Ambachtsheerlijkheden der stad (1910). Catalogus der Schilderijen en Oudheden, aanwezig in het Stedelijk Museum te Alkmaar 1885. Tweede druk 1895. Derde druk 1906. Vierde druk 1911. Catalogus der Nieuwe Bibliotheek van het Stedelijk Museum te Alkmaar 1880. Supplement 1884. Catalogus der Bibliotheek van het Stedelijk Museum te Alkmaar. Eerste gedeelte 1896. Tweede gedeelte 1902. Derde gedeelte 1904. Catalogus van Boekwerken, betreffende (meest Nederlandsche), Kerkgeschiedenis, voorkomende in de Bibliotheek van het Stedelijk Museum te Alkmaar 1909. Catalogus der Prentverzameling van Alkmaar en Omstreken, aanwezig in het Stedelijk Museum te Alkmaar 1890. Supplement 1895. De Alkmaarsche Vroedschap tot 1795. Niet in den handel. 1904. De Regeering van Alkmaar tot 1795. Niet in den handel. 1904. Naamlijst van de leden der Regeering, de Secretarissen en Thesauriers van Alkmaar sedert 1795. Niet in den handel. 1903. Levensschetsen van en Mededeelingen over Beeldende Kunstenaars, die te Alkmaar geboren zijn, aldaar gewoond of voor die stad gewerkt hebben. Niet in den handel. 1905 (Zie ook O. Holland, 1909 en 1919). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Alkmaarsche Bedrijfs- en Ambachtsgilden. Hun bestaan, vernietiging en nalatenschap. [Gedrukt voor rekening der gemeente]. 1906. De Gevangenissen, inzonderheid het Tuchthuis, te Alkmaar. Niet in den handel. 1908. De Molens te Alkmaar. Niet in den handel. 1905. De Bank van Leening te Alkmaar 1544-1875. Niet in den handel. 1913. De Geneeskundige School te Alkmaar 1827-'65. Niet in den handel. 1915. Hoe de Alkmaarsche Waagtoren zijn klokkenspel bekomen heeft. Niet in den handel. 1888. Hoe de Alkmaarsche Waagtoren zijn klokkenspel bekomen heeft. Tweede druk, vermeerderd en uitgebreid tot eene geschiedenis van de kaasmarkt, het waaggebouw en het waagrecht te Alkmaar. Te Alkmaar bij Herm. Coster & Zoon. 1889. Alkmaar in 1560. Volksvoorlezing. Te Alkmaar bij Herm. Coster & Zoon. 1881. Te Alkmaar in den geuzentijd 1566-1572. Niet in den handel. 1894. Catalogus der historische tentoonstelling over de jaren 1568-1578, in October 1861 te Alkmaar gehouden. Voetzoekers en Ontzetviering [1625-1903]. Te Alkmaar bij Herm. Coster & Zoon. 1905. Het Patriotisme te Alkmaar 1781-1791. Te Alkmaar bij Herm. Coster & Zoon. 1886. Politieke afstraffing en zuivering in 1795-1798. Met een naschrift betreffende 1799. Niet in den handel. Het Alkmaarsche kerkgeschil op 't ergst. Verhaal van het gebeurde in 1610. Niet in den handel. 1894. Verdrukking en volharding der remonstranten te Alkmaar in 1619 en volgende jaren. Niet in den handel. 1894. De Stichting van het Roomsch-Catholiek Weeshuis te Alkmaar. Te Alkmaar bij A. Kusters. 1905. Israëlieten te Alkmaar. Niet in den handel. 1912. De Levensloop van een Honderdjarige. Geschiedenis der Alkmaarsche Courant (1799-1899) door een oud-gediende der pers. Uitgaaf van Herm. Coster & Zoon. Jacob Eduard de Witte van Haemstede. Zonder titel en adres gedrukt. 1887. De Ambachtsheerlijkheden van Alkmaar..... 1730-1855. Te Alkmaar bij. Herm. Coster & Zoon. 1904. Eene vreedzame verovering [de bedijking van de Schermeer] na 250 jaren herdacht. Te Alkmaar bij Herm. Coster & Zoon. 1883. Catalogus van het Kabinet Nederlandsche Historie- en andere Gedenkpenningen, nagelaten door G. van Orden. 1854. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Gedrukte rapporten voor het gemeentebestuur.De Egmondervaart. De Verlaatjes. 1902. Over eenige wegen benoorden Alkmaar. 1903. Twuyverweg. 1904. Verhouding tusschen het vroegere St. Elisabeth's Mannen- en Vrouwengasthuis, thans stads-ziekenhuis en de gemeente. 1905. De geldmiddelen van het Burgerweeshuis te Alkmaar sedert de oprichting. 1909. Verslagen van het stedelijk museum 1875-1907. Verslagen van archief, museum en bibliotheek 1908-1916. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Bijdragen in tijdschriften:De Alkmaarsche CourantGa naar voetnoot1 (de cijfers geven de nrs. der crt.).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De NavorscherGa naar voetnoot1 de cijfers geven de pag.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jaarboekje voor Alkmaar en Omstreken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zaanlandsch Jaarboekje.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kronijk van het Historisch Genootschap te Utrecht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Oude Tijd.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oud-Holland.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bulletin de la commíssion de l'histoire des églises wallonnes.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doopsgezinde Bijdragen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Zondagsbode.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de Remonstrantsche Broederschap.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeene Nederlandsche Familieblad.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Genealogische en Heraldische Bladen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Kunstbode.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taurel, Oud en Nieuw op het gebied van Kunst en Kunstnijverheid.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archief voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Feestgave ter gelegenheid van het Honderdjarig Bestaan van het Natuuren Letterkundig Genootschap te Alkmaar.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bouwkundig Weekblad.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Opmerker.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afbeeldingen van oude bestaande gebouwen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bulletin van den Oudheidkundigen Bond.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geïllustreerd Zondagsblad van Het Nieuws.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buiten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tijdschrift van het Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Feestcourant, 8 October.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In en om Kennemerland.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je maintiendrai. Een boek van Oranje en Nassau.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijdragen voor Vaderlandsche Geschied- en Oudheidkunde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Westfriesch Jaarboekje.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Militaire Spectator.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Historisch Gedenkboek der herstelling van Neerlands onafhankelijkheid in 1813. Deel II. Haarlem 1913.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eigen Haard.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elseviers Maandschrift.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdamsch Jaarboekje.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bergensche Bad-, Duin- en Boschbode.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schager Courant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heldersche en Nieuwedieper Courant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuw Nederl. Biografisch Woordenboek.
|
|