en 2e of de druk van den catalogus zou worden voortgezet. De oplossing was de meest gelukkige, die men zich denken kon. De oudste zoon van den overledene, de heer J. van Stolk Az., werd eigenaar van den atlas en besloot, in overeenstemming met den wensch zijns vaders, de uitgave van den catalogus voort te zetten, aan welk besluit wij de acht volgende deelen te danken hebben.
Naarmate de gedrukte beschrijving voortgang had, kreeg de atlas Van Stolk meerdere bekendheid, met het gevolg, dat steeds meer personen bij den heer Van Stolk om toegang aanklopten. Zij vonden dan daar in de stille, gezellige woning aan de Schie de meest hupsche ontvangst en de grootste bereidheid tot medewerking. En als de bezoeker, eertijds met den heer Van Rijn, later met den heer Van Ommeren, de noodige portefeuilles had nagezien, gebeurde het bijna steeds, dat ook de gemoedelijke eigenaar van al deze schatten een praatje kwam maken, om zich op de hoogte te stellen, wie en voor wat doel men zijn atlas kwam raadplegen. En dan bleek den bezoeker toch ook al heel spoedig, hoe de heer Van Stolk het bezit van den atlas op prijs stelde en hoe hij er pleizier in had, dat deze zooveel geraadpleegd werd. Want geen eenigszins belangrijke tentoonstelling kan er tegenwoordig worden gehouden of voor het historisch gedeelte roept men de hulp van den atlas Van Stolk in, geen geïllustreerd geschiedkundig werk komt tot stand, of hij moet het materiaal voor de verluchting leveren. Voor optochten, voor tooneelvoorstellingen, voor lezingen met lichtbeelden is evenzoo de atlas onontbeerlijk. Voor den heer Van Stolk, die, als volbloed zakenman, de verzameling waarschijnlijk hoofdzakelijk uit piëteit voor zijn vader had overgenomen, moet dit drukke gebruik toch wel stellig een groote voldoening geweest zijn.
En thans, na zijn verscheiden, welk lot zal nu den atlas te beurt vallen? Het zal voor velen een geruststelling zijn te vernemen, dat de zoon van den overledene, de heer A. van Stolk, voorloopig den atlas op dezelfde wijze als voorheen zal blijven beheeren, terwijl ook in den vervolge de verzameling ruimschoots toegankelijk zal zijn.
Dit zal ongetwijfeld gehandeld zijn in den geest van den man, aan wien dit korte herdenkingswoord gewijd is; door de onbekrompen wijze, waarop deze zijn collectie ter beschikking stelde van iedereen die er met wezenlijke belangstelling om vroeg, heeft hij velen in hooge mate aan zich verplicht.
E. Wiersum.
Rotterdam, Juli 1920.