Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1915
(1915)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Levensbericht van Joannes Michaël Josephus Gram.Den Haag is voorzeker de meest cosmopolitische stad van ons land en aan het aantal harer inwoners hebben verschillende steden uit alle provincies een zeker contingent moeten afstaan. De echte onvervalschte Hagenaar is haast even zeldzaam als de Roodhuid in Amerika en het is opmerkelijk, dat bijv: het Bestuur van een Vereeniging als ‘Die Haghe’, welke zich ten doel stelt de beoefening van de geschiedenis onzer residentie, onder zijn negen leden slechts één Hagenaar telt, terwijl in der tijd onder de eereleden er slechts twee gevonden werden; maar die twee: Johan Gram en de kunstschilder J.G. Smits, waren wel de meest karakteristieke vertegenwoordigers der hofstad. Beiden tirés à quatre épingles en zooals een kroniekschrijver van Johan Gram opmerkte steeds: hoffelijk, hoofsch, Haagsch. Beiden vol liefde voor hun oude Haagje, dat vroeger zoo intiem en zoo mooi was, maar dat door de groote uitbreiding na 1860 zoo jammerlijk was bedorven. Weg waren al die mooie plekjes, waar zij als kind hadden gespeeld, als jongeling hadden gedroomd en gestoeid. Aan de bouwwoede waren duin en wei, boom en struik | |
[pagina 222]
| |
opgeofferd. De oude Smits kon er over razen en tieren, maar Gram vertelde het op somberen toon, met een weemoedigen blik op zijn vriendelijk gelaat. Ik heb zelden hoffelijker en beminnelijker man ontmoet dan Gram. Onder welke omstandigheden men hem ook sprak, hij kon het niet nalaten om u een vriendelijkheid of een complimentje toetevoegen, niet op onaangename vleiende, maar op echt Fransche hoffelijke wijze. Hij was dan ook in zijn uiterlijk en in zijn geheele manier van zijn, het type van den beschaafden Franschman. Vooral zijn bons mots en zijn slagvaardigheid, die hem tot op het laatst van zijn leven zijn bijgebleven, waren weinig Hollandsch. Smits en Gram hebben beiden belangrijk materiaal van studie voor hun geboortestad nagelaten. De eerste schetsen en teekeningen, de laatste o.a. een beschrijving van den Haag en de Hagenaars, die van blijvende waarde zijn. Behalve met zijn vriend Smits, kan men Gram nog beter in één adem noemen met Gerard Keller, die hem op littérair gebied heeft ontdekt, die zijn mentor is geworden en zijn vriend is gebleven; en wiens talenten eigenaardig veel overeenkomst met de zijnen vertoonen. Gram volgde Keller op als stenograaf bij de Staten-Generaal, als secretaris van de Teekenakademie en als redacteur van de Kindercourant. Beiden waren novellist, romanschrijver en journalist. Beiden schreven voor het tooneel en hebben naam gemaakt door hun reisverhalen. Beiden waren onverbeterlijke vertellers, vol humor en schalksch vernuft, beiden vroolijke kameraden in Pulchri Studio, in Oefening en in den Spectatorkring. Gram heeft in het maatschappelijk, letterkundig en journalistiek leven van den Haag een bescheiden maar | |
[pagina 223]
| |
zeer gewaardeerde en heel bizondere plaats ingenomen. Zijn bekwaamheid en aangeboren bescheidenheid plaatsten hem vanzelf op den tweeden rang, maar in alles wat hij deed en in welke positie hij werkzaam was, heeft hij op bewonderenswaardige wijze met zijn talenten gewoekerd. In breeden kring heeft hij voor zijn arbeid waardeering gevonden. Zijn romans en novellen vonden een gunstig onthaalGa naar voetnoot1. Twee zijner groote tooneelstukken handhaafden zich jaren lang op het repertoire van het Nederlandsch TooneelGa naar voetnoot2. In zijn kinderboeken en als redacteur van de Kindercourant wist hij altijd den juisten toon te treffen; als kroniekschrijver werd hij door zijn collega's onder de besten geroemd en als feuilletonnist werden vooral zijn reisverhalen door een ieder geprezen. Over twee tijdschriften heeft hij de redactie gevoerd en tweemaal werd hem het hoofdredacteurschap aangeboden van een dagblad, zelfs werd hij eens gepolst om Directeur van het Mauritshuis te wordenGa naar voetnoot3. Zijn werkkracht was ongelooflijk en het aantal artikels dat hij in tijdschriften en vakbladen heeft geschreven is ontelbaar. Een halve eeuw heeft deze altijd jeugdige onvermoeid en met ongerepte frischheid van geest de | |
[pagina 224]
| |
pen gevoerd in dienst van het schoone en goede. Zooals zijn persoon was, waren zijn papieren kinderen, en het letterkundig geweten van dezen wellevenden causeur was - als wij ons op Piet Vluchtig mogen beroepen - gedurende die jaren volmaakt zuiver gebleven. Hij [F. Smit Kleine] getuigt toch van hem o.a.: ‘Uit de ontelbare gevoelens en meeningen door hem schier dag aan dag in de pers geuit, is er niet ééne te lichten, die, op grond van de ongeschreven wetten van het littérair fatsoen, ongeschreven had moeten blijven. In de verschillende tijdperken van zijn joviaal auteursleven, heeft Johan Gram zich een man van keurige vormen betoond, wiens pen staatsiedegen geleek, nooit knuppel of gifhoorn’Ga naar voetnoot1. Hij was de zoon van Cornelis Johannes Gram en Helena Elisabeth Stevens en aanschouwde het levenslicht den 25en April 1833 te 's-Gravenhage in een woning aan de w.z. van het Spui, naast de zoogenaamde Kettingbuurt, waar in 1912 de Haagsche Automobiel-Centrale is gevestigd. Zijn eerste opleiding genoot hij bij den bekenden onderwijzer G.A. Burnier, die in 1840 op de Amsterdamsche Veerkade in de onmiddellijke nabijheid van zijn ouderlijk huis een ‘Hollandsch-Fransche school voor jongelieden van beiderlei kunne’ had geopend. Na de verschillende klassen te hebben doorloopen, werd hij op veertienjarigen leeftijd, volgens moeders wensch, geplaatst als jongste klerk bij den notaris Nieuwland. Om zich verder te bekwamen nam hij 's avonds les in vreemde talen. Het geestdoodend kopieerwerk werd hem evenwel op den duur te machtig, maar bovendien hield hij er een liefhebberij op na, | |
[pagina 225]
| |
die hem met zijn notaris in botsing moest brengen. Hij kon namelijk geen wit papier zien of hij begon te teekenen, zelfs de notarieele minuten waren voor hem niet altijd veilig, zoodat op menig officieel stuk een landschap of caricatuurtje werd ontworpen. Dat deze slechte gewoonte aan zijn notarieele loopbaan afbreuk moest doen, schenen ook zijn ouders intezien, die zoo verstandig waren om hem van het kantoor aftenemen. Hij kreeg zijn zin en mocht nu op de Teekenakademie op meer regelmatige wijze aan zijn roeping gevolg geven. Hier was Gram in zijn element, want hij wilde schilder worden. Onder leiding van den toenmaligen verdienstelijken directeur, den historieschilder van den Berg, wist hij zich tot een goed teekenaar te ontwikkelen. Bij den directeur aan huis zette hij later, omstreeks 1850, met Cool, Taco Scheltema, Kachel en De Famars Testas zijn studies voort. Van den Berg, die door de Haagsche schilderkunst ‘de professor’ en door zijn leerlingen ‘de baas’ werd betiteld, woonde op de Houtmarkt. Op een tot schildersatelier gepromoveerden zolder werd naar het levend model geschilderd. Dat Gram niet van talent was ontbloot bewijst een olieverfstudie van een lezend oud vrouwtje, en een stilleven, welke hij als souvenirs uit zijn schilderstijd in zijn studeervertrek bewaarde, want een schilder zou Gram niet worden. Na eenige jaren van nauwgezette studie behoedde zijn bescheidenheid en zelfkennis hem voor een mislukking en hij besloot er de kunst aan te geven. Het was een groote overwinning, die hij op zich zelf behaalde toen hij penseel en potlood in den steek liet en aan het seintoestel plaatsnam. Hij was namelijk met ingang van 1 Januari 1856 aangesteld tot leerling-telegrafist; zijn bevordering tot telegrafist 3de kl. volgde den 1en September van dat- | |
[pagina 226]
| |
zelfde jaarGa naar voetnoot1. Zijn werkkring was geen sinecure, want de toenmalige telegrafist kon op een diensttijd van 10 of 12 uren per dag rekenen, maar hij wist toch nog vrije uren te vinden om zich op een nieuw terrein te gaan bewegen, dat hem meer voldoening dan zijn vroegere studie zou schenken. Hij was namelijk omstreeks 1860 begonnen bijdragen in kleine tijdschriften in te zenden, die een welwillend onthaal vonden. Als een bijzonderheid zij hier vermeld, dat een zijner eerste stukjes: ‘Een portret te Zaandam’, dat hij tijdens een detacheering aldaar schreef en dat in het Ned. Magazijn van 1861 werd opgenomen, twee illustraties bevat naar teekeningen door hem zelf vervaardigd. Hij schijnt het evenwel bij deze ééne proefneming te hebben gelaten. Een artikeltje in de Tijdstroom getiteld: ‘Uit ons Dansleven’, onderteekend Johan G., had de aandacht getrokken van Gerard Keller, destijds stenograaf bij de Tweede Kamer en mede-redacteur van dit tijdschrift, die hem een waardeerend schrijven zond. Gram was natuurlijk in de wolken van vreugde en ging Keller persoonlijk bedanken. Dit bezoek zou van grooten invloed op zijn verderen levensloop zijn, want de kennismaking was naar beider genoegen en Keller bleef voor den jongen schrijver belangstelling koesteren. Hij nam hem o.a. mede naar de avondvergaderingen van den Nederlandschen Spectator, die in der tijd in de wereld van kunst en letteren een groote vermaardheid bezaten. Toen Keller in 1864 tot hoofdredacteur van de Arnhemsche Courant werd benoemd, was diens vertrek uit den Haag voor Gram een groot verlies, maar het had toch ook voor hem een goede zijde, daar het een nieuw | |
[pagina 227]
| |
arbeidsveld voor den jeugdigen litterator opende. Keller drong er namelijk bij hem sterk op aan, dat hij zich op de studie van de stenografie zou toeleggen om zijn opengevallen plaats bij het corps stenografen te kunnen innemen. Er werd overleg gepleegd met Mr. W. Wintgens, destijds president der commissie van de stenografie, die hem uit zijn eerste geschriften kende en die hem vrijstelling verleende van het theoretisch gedeelte van het examen. Gram kreeg als telegrafist een verlof van negen maanden, om zich onder leiding van Steger voor het practisch gedeelte voortebereiden en deed op den gestelden tijd met goed gevolg examen. Als een merkwaardigheid zij hier vermeld, dat hij tusschen zijn studies in nog tijd wist te vinden om op uitnoodiging van de firma Bosch en Zn. den bekenden roman uit die dagen ‘Le Maudit’ van den abt Michon uit het Fransch te vertalen. Het was een werkje van 90 vel, maar daar zijn verlof hem buiten bezwaar van den lande was verleend, kwam het honorarium, dat hij ervoor ontving, hem bizonder goed te pas. Van 6 Mei 1867Ga naar voetnoot1 tot 31 December 1897 is hij als stenograaf bij de Staten-Generaal werkzaam gebleven. Hij had toen zijn volle pensioen verdiend. Gram had toen hij telegrafist was ook nog eens bij Minister Thorbecke gesolliciteerd om op het Departement te worden geplaatst. Hij had zich te dien einde bij Z.E. aan huis vervoegd en stond een paar minuten later weer op straat met de toezegging, dat zijn aanzoek zou worden overwogen. Hij spoedde zich terug naar het kantoor en moest een half uur later zelf een bericht seinen waarbij de Minister de vacature aan iemand | |
[pagina 228]
| |
buiten de gemeente aanbood. Zijn bezoek was alleen dienstig geweest om Z.E. aan een belofte te herinneren. Hij heeft er evenwel later nooit spijt over gehad. Ook nog in een ander opzicht zou hij in Keller's voetspoor treden. Hij werd namelijk 1 Januari 1864 als diens opvolger aangesteld tot secretaris van de Academie van Beeldende Kunsten. 46 jarenGa naar voetnoot1 heeft hij dien werkkring met de grootste toewijding vervuld en met mannen als Beynen, Godon en Snouck Hurgronje aan den bloei en de ontwikkeling dier instelling krachtig medegewerkt. Bij de viering van zijn 70en jaardag, welke ongeveer samenviel met zijn 40-jarig jubileum als secretaris der Academie, werd hij in het gebouw door het Bestuur ontvangen, wiens voorzitter de ‘innige dankbaarheid en waardeering’ uitsprak voor het ontzaglijk vele wat hij voor de Academie had gedaan. Als stoffelijk blijk van hulde werd hem verzocht een keuze te doen uit enkele fraaie boekwerken, waarbij hij beslag legde op de prachtwerken van Michel over Rembrandt. Onder de oud-leerlingen der Academie zullen er ook verschillende zijn geweest, die hem op dien dag dankbaar hebben herdacht, want hoevelen was hij niet bij hun intrede in de maatschappij tot raad en voorspraak geweest!
De tijd dat hij in ambtelijke functie is werkzaam geweest valt samen met zijn arbeid op letterkundig en journalistiek gebied. Reeds in 1867 werden enkele zijner novellen, die in Aurora, Nederland, Nederlandsch Magazijn en in de | |
[pagina 229]
| |
Muzen-Almanak ‘Vergeet mij niet’ waren verschenen, in één bundel vereenigd uitgegeven door de Firma L.E. Bosch en Zoon te Utrecht met den titel ‘Onder één dak.’ In dat jaar trad hij tevens op als redacteur van het Nederlandsch Magazijn waarin in 1861 een zijner eerste pennevruchten was opgenomen. Hij bleef dit tot 1870. In 1868 kwam een bundel Nederlandsche Novellen uit, waarin hij met J.J. Cremer, A. Ising, Aug. Snieders en Th. van Westrheene bijdragen leverde. In 1870 zag bij D.A. Thieme zijn eerste roman: De Familie Schaffels het licht waarvan een vertaling in de Bonner en Aachener Zeitung verscheen. Diezelfde uitgever verzamelde later in drie nummers zijner Guldenseditie verschillende van Gram's afzonderlijk uitgekomen novellen onder de titels, Schakels uit één keten [1870], Een nieuw kleed [1876] en Omtrekbladen [1884]. Bovendien had in 1874 G.L. Funke een verzameling novellen uitgegeven onder den titel Zeven spruiten, waarvan er een, ‘In het Nieuwe Rijksland’, vertaald werd in Ueber Land und Meer. Drie romans van Gram verschenen eerst als feuilleton: Maurits van Moreelen en Frans Belmont in de Haagsche Courant en Een Haagsch Fortuin in het Nieuws van den Dag. De beide eersten werden later afzonderlijk uitgegeven door A.W. Sijthoff, de laatste, die in het Duitsch werd vertaald voor de Bonner Zeitung, zag het licht bij P. van Santen. Voor een volledige opgave verwijzen wij naar de hierachter gedrukte lijst. Onder de beste werken van Gram, die van blijvende waarde zijn, mogen wij in de eerste plaats noemen: 's Gravenhage in onzen tijd, in 1893 uitgegeven als premie voor Het Nieuws van den Dag. Dit boek waarin hij een schilderachtige en typische beschrijving geeft | |
[pagina 230]
| |
van zijn geliefd Haagje en zijne bewoners is eenigszins in denzelfden trant geschreven als ‘Den Haag en de Hagenaars, een nieuwe physiologie door een Haagschen dwarskijker’Ga naar voetnoot1. In 1905 gaf de firma Couvée zijn ‘'s Gravenhage - Voorheen en Thans’ uit, dat als een vervolg op Eyssell's brieven kan worden beschouwd, die in 1879 bij dezelfde firma onder gelijken titel het licht zagen. Tot zijn historisch-topographische werken mogen wij ook rekenen den tekst dien hij leverde bij de XII Etsen van A.L. Koster: De Trekvaart tusschen Den Haag en Delft vóór de vaartverbreeding, Den Haag, Mouton en Co. 1892, en het Gedenkboek der Witte Societeit, uitgegeven ter gelegenheid van haar honderdjarig bestaan, waaraan ook de Secretaris der Societeit, Mr. A.M.M. Montijn zijn medewerking verleende. Had zijn vriend Keller in 1878 de sprekers van Oefening in zijn ‘Servetje’ ten tooneele gevoerd, Gram bracht ons twee jaren later op even boeiende wijze in kennis met ‘Onze schilders in Pulchri Studio.’ Deze studie verscheen ongeveer gelijktijdig met Vosmaer's ‘Onze hedendaagsche schilders.’ Uit de archieven putte Gram nog de stof voor zijn artikel: ‘De schildersconfrerie Pictura en hare academie van beeldende kunsten te 's Gravenhage 1682-1882.’ Gram heeft ook met succes voor het tooneel geschreven. Zijn eersteling ‘Fransch of Duitsch’, ontleend aan zijn novelle van dien naam, werd in 1872 voor het eerst in ‘Oefening kweekt kennis’ gegeven. Zijn vlotte dialogen, niet in de gebruikelijke tooneeltaal maar in den gewonen conversatietoon geschreven, deden veel goeds van | |
[pagina 231]
| |
hem verwachten. Smit Kleine zegt o.a. in 1874 dat Gram ‘het model zal leveren van tooneeldialogen, die zelfs de Franschen in zekere mate konden bewonderenGa naar voetnoot1.’ Het volgend jaar werd in Oefening De Groote Schootmans vertoond met Le Gras in de hoofdrol. Het had hier veel succes en werd ook in Duitschland onder den naam ‘Der grosze Püttmann’ gegeven. Het Nederlandsch Tooneel plaatste het op zijn repertoire evenals zijn latere tooneelspel ‘De Patienten’ en het blijspel ‘Haar Tweede Man’, die beiden in het vakblad ‘Het Tooneel’ zeer gunstig werden beoordeeld. Verder verscheen o.a. nog van hem ‘Anna's Geheim’, dat in 1879 voor de eerste maal werd opgevoerd in den Schouwburg te 's Gravenhage ter gelegenheid van de Gala-voorstelling door het Gemeentebestuur aan den Koning en zijn tweede Gemalin aangeboden; voorts een monoloog ‘De Pianostemmer’, bewerkt naar een vertelling van Bertha von Suttner, ‘Mijn Condoleantiebezoek’ en verschillende kamerstukjes en charades voor jongens en meisjes. Behalve enkele gelegenheidstukjes voor Oefening, Pulchri Studio en de Societeit De Vereeniging heeft hij ook met J.C. van Lier, destijds stenograaf bij de Staten-Generaal en later redacteur van het Soerabaiaasch Handelsblad een tooneelstuk geschreven, Klaasje Zevenster, ontleend aan den bekenden roman van Van Lennep. Zoodra Keller de leiding van de Arnhemsche Courant op zich had genomen, noodigde hij Gram uit daarin wekelijksche kronieken te schrijven. Gram, dit aanbod met schroom aanvaardende, werd daardoor de eerste, die de Haagsche Kronieken in de Dagbladpers invoerde en die op dat gebied een der wegbereiders van de Moderne | |
[pagina 232]
| |
Journalistiek mag worden genoemd. Zijn Haagsche ‘Pic Nics’ vielen zeer in den smaak en weldra werd hij ook een der vaste medewerkers van het Handelsblad, waarin hij van 1865-1902 wekelijks ‘Haagsche brieven’ schreef. In dit blad behandelde hij tevens de rubriek Beeldende Kunst. Zijn arbeidsveld werd nu hoe langer hoe uitgebreider. Van 1878 tot omstreeks 1905 schreef hij wekelijksche brieven in de Provinciale Groninger Courant onder het pseudoniem van ‘Haagsche Kouter’, terwijl hij met zijn schoonzoon Louis de Haes gedurende een jaar in het Haagsche Courantje ‘Het Familieblad’ onder den schuilnaam Jacob van der Does Jr. wekelijks een causerie leverde, getiteld ‘Haagsche beschuitjes.’ Zij schreven om de beurt een artikel; Gram opende de reeks in het eerste nummer van dit weekblad van 5-7 April 1896. Verder hield hij in het Soerabaiaasch Handelsblad en later in de Locomotief bij de Indische gasten de herinnering aan het goede Haagje levendig. Deze kronieken, waarin hij zijn lezers op geestige en oorspronkelijke wijze over de vragen en praatjes van den dag onderhield of waarin hij zoo onpartijdig mogelijk de rubriek Kunst behandelde, bezorgden hem een groote reputatie als causeur. Gram is Keller na diens vertrek uit Den Haag opgevolgd als redacteur van de Kindercourant. Hij is dit gebleven tot 1905; eerst te zamen met D.A. Keuskamp, later met Antonie S. Reule Nz., en van 1903-1905 met E. Molt. Voor het aanbod van A.W. Sijthoff om de leiding van de Haagsche Courant op zich te nemen heeft hij, evenals voor de aanbieding om de redactie van de Locomotief te aanvaarden, om redenen van practischen aard bedankt. Behalve zijn vertellingen in de Kindercourant en in de Geïllustreerde Bibliotheek voor jongelieden, heeft | |
[pagina 233]
| |
Gram een 25-tal kinderboeken het licht doen zien, die voor de jeugd een welkome verschijning waren en waaraan velen zeker met mij de aangenaamste herinneringen zullen hebben bewaard. Voor verschillende dagbladen heeft Gram reisjes ondernomen; o.a. werd hij in 1867 door het Handelsblad aangezocht om naar de Parijsche Tentoonstelling te gaan. Hij schrok er eerst voor terug, maar toen hij op zijn vraag: Kan ik dat? de geruststellende verzekering kreeg dat men geen deftig wetenschappelijke vertoogen maar los geschreven indrukken wenschte, ging hij vol moed op reis. Zijn werk vond waardeering; in 1873 schreef hij in dit blad zijn ‘Indrukken van de Wereldtentoonstelling te Weenen’, terwijl andere reisherinneringen, die onder den titel ‘In Londen’, ‘In Berlijn’, ‘In Italië’, ‘In 't Schwarzwald’, ‘Bij Munkacsy’, ‘In Karlsbad’ en ‘In den Harz’ in de Nieuwe Rotterdamsche Courant verschenen, later afzonderlijk werden uitgegeven. Volgens bevoegde beoordeelaars behooren deze schetsen en vooral ‘In Londen’ tot het zeer goede wat in dit genre in onze letteren bestaat. Gram heeft enkele groote werken uit het Fransch, Duitsch en Engelsch vertaald. Zijn Hollandsche bewerking van Lübke's Schets eener Kunstgeschiedenis, die een toevoegsel was op Van Vloten's Aesthetica, was bij hem in goede handen; vooral de afdeeling Schilderkunst werd door hem met bizondere zorg bearbeid. Ook voor de vertaling van Vachon's studie over ‘Henriette Ronner en haar Kunst’ heeft hij zich veel moeite gegeven. Met groote voorliefde vertaalde hij ook Du Maurier's Trilby, waarop zijn jeugdvriend Van Ingen in Amerika zijn aandacht had gevestigd, omdat daarin herinneringen werden opgewekt aan hun beider atelierleven in vroeger dagen. | |
[pagina 234]
| |
Met vertalingen van kleine artikels heeft hij menigmaal als redacteur van het Leeskabinet zijn tijdschrift moeten aanvullen. In 1891 was hij D.A. van Waalwijk als redacteur opgevolgd. Hij bleef dit tot 1 Januari 1904, toen het Leeskabinet werd vereenigd met het tijdschrift Europa, onder redactie van J. de MeesterGa naar voetnoot1. Gedurende die jaren heeft Gram er al zijn werkkracht aan gegeven, ja menig nummer heeft hij onder verschillende schuilnamen geheel gevuld. De artikels onderteekend: Frank van Dongen, soms afgekort als F.v.D. of enkel Frank, Joh., Leonard Stevens of enkel Leonard of L. Stevens, Anonymus en een Hollandsch toerist zijn allen van zijn hand. Het zijn voornamelijk reisherinneringen, beschrijvingen van openbare gebouwen, biografieën, vertalingen en bijschriften van de plaatjes; met den pseudoniem: Leonard en L. Stevens onderteekende hij ook enkele zijner artikels in het Nederlandsch Magazijn van 1867. Behalve in de Spectatorclub heeft hij in twee andere bekende genootschappen ‘Oefening kweekt kennis’ en ‘Pulchri Studio’ een werkzaam aandeel genomen. Reeds in 1858 was hij toegetreden als lid van Oefening, destijds een brandpunt van het intellectueele leven der hofstad; vier jaren later trad hij daar voor de eerste maal als spreker op. Hij had geen gemakkelijke taak, want Dr. Allard Pierson was hem vóór de Pauze voorgegaan met een doorwrochte studie over de Ilias van Homerus, maar juist na dien zwaren kost vond zijn causerie over ‘Een zomerdag te Scheveningen’, waarin hij verschillende typen van badgasten en badhuisbezoekers op komische wijze voorstelde, een wel- | |
[pagina 235]
| |
willend gehoor. Het volgend jaar had hij nog meer succes toen hij met den kunstschilder J.M. Schmidt Crans op den herinneringsavond der stichting een door hem vervaardigde komische voordracht ten beste gaf, getiteld: ‘De koopman in antiquiteiten’, waarin menige kwinkslag op de gebeurtenissen van den dag was ingelascht. Bestuurders van Oefening waren er zoo mede ingenomen, dat zij beide heeren het werkend lidmaatschap aanboden, ‘in de hoop, dat zij bij voortduring den kring met hunne zoo uitmuntend gebleken gaven zouden blijven steunen.’ Gram heeft hen niet teleurgesteld, want menigmaal is hij voor 't voetlicht getreden. In 1865 was er groot feest; Oefening wilde haar dertigjarig bestaan luisterrijk vieren en een commissie, bestaande uit Sam van den Berg, Jan ten Brink, Johan Gram en Jan Schmidt Crans, toog aan het werk. De feestavond, die den 1en Mei plaats had, werd geopend door en blijspel, getiteld: ‘Verzen maken voor de kost’. Het was gedeeltelijk gevolgd naar ‘De arme dichter’ van Kotzebue en speelde in het Haagsch Achterom. De artisten waren mej. M. Valois en de heeren Ten Brink, Gram, Ising en Schmidt Crans. De tweede vertooning: ‘De Firma Tusseaud and Sons, plastisch historisch divertissement’, stelde een wassebeeldenspel voor met beweegbare en onbeweegbare figuren. Dit kabinet door Gram vervaardigd, werd door den maker vertoond. Hij had daarbij de krachtige hulp van de drie gebroeders Verveer, bekende leden van de Haagsche schildersbent. Tusschen 1866 en '71 is hij van het tooneel verdwenen, maar daarna wordt hij nog herhaaldelijk als spreker genoemd. In 1874 o.a. werd bij de feestviering van het 40-jarig bestaan van Oefening een door hem vervaardigd gelegenheidsstukje: ‘De Olymp bij | |
[pagina 236]
| |
Oefening ten bezoek’ opgevoerd. In 1881 trad hij voor het laatst als spreker op. Hij was evenwel gedurende die jaren een trouwe gast gebleven van het bekende ‘Servetje’. In de geestige beschrijving die Gerard Keller van de Haagsche leden, die geregeld daaraan deelnamen, geeftGa naar voetnoot1, zegt hij van Gram het navolgende: ‘Bijna gelijksoortigen indruk [als Dr. Jan ten Brink] maakt Johan Gram, die denzelfden leeftijd heeft als Ten Brink, maar, terwijl deze zich op den voorgrond stelt, bescheiden, men zou zeggen uit jeugdige schuchterheid, zich op den tweeden terug houdt. Gram is op verre na zoo geleerd niet als Ten Brink, maar hij heeft veel meer geest. Hij is eerst schilder en toen telegrafist geweest en daarna stenograaf geworden, zoodat hij geen tijd had om zich aan strenge letterkundige studie te wijden juist in dien tijd dat dit voor eigen vorming het noodzakelijkst is. Dit gemis aan een wetenschappelijken grondslag is in zijne werken niet te miskennen, maar in den dagelijkschen omgang is het niet te bespeuren en de geest van opmerking, de gevatheid en het vernuft van Gram maken de plaats naast hem aan het Servetje tot een der benijdbare. Als ‘lezer’ is hij natuurlijk in den Haag minder gewild; niemand is profeet in zijn eigen land; maar in andere steden is de zaal steeds goed bezet, wanneer hij zijn jaarlijksche rondreizen maakt.’ Dit betoog, hetwelk Dr. Jan ten Brink in zijn inleiding voor een herdruk van Gram's werkenGa naar voetnoot2 heeft overgenomen - behalve de eerste phrasen, waarin hij zelf | |
[pagina 237]
| |
staat genoemd -, wordt door hem als juist erkend, alleen de opmerking dat Gram in Oefening als spreker minder gewild zou zijn, kon hij niet onderschrijven, daar hij juist heeft waargenomen, dat Gram bij zijn voordrachten altijd op een goed bezette zaal kon rekenen. ‘Hij had - zegt Ten Brink - altijd iets geestigs, eene aardige vinding, een lachwekkend woord, hij was altijd ‘bij de pinken’, zooals hij van de Scheveningsche visschers placht te zeggen. In den winter van 1871 hoorde ik Gram in Oefening eene oorspronkelijke schepping voordragen, die mij den indruk heeft nagelaten, dat hij hierin eene zijner aardigste vindingen ten beste gaf.’ Deze novelle, getiteld: ‘een spoorwegconfidentie van vriend van der Lingen’ was in 1871 oorspronkelijk in het Duitsch verschenen in Der Salon onder den titel: ‘Die Reisegefährtin’, terwijl zij in hetzelfde jaar - nu herdoopt ‘Met stoom’ - door de Redactie van De Gids werd geplaatst.’ De toenmalige secretaris van Oefening had ook de bewering van Keller weersproken door er in zijn Jaarverslag op te wijzen, ‘dat Gram steeds in een volle zaal optrad en dat daardoor het bewijs werd geleverd hoe noode men dezen opgewekten spreker hier een leesseizoen ziet overslaan.’ Gram was in 1872 tot lid van het Bestuur gekozen en nam verschillende jaren de functie van commissaris van orde waar. In 1888 werd hij tot eerelid benoemd. Hoewel hij de laatste jaren niet meer in Oefening kwam, bleef zijn belangstelling voor het Genootschap onverflauwd, want toen 1 Maart 1909 de viering van het 75-jarig bestaan plaats vond, schreef hij, trots zijn hooge jaren, nog een dialoog vol humor, getiteld: ‘Tante en nicht’, welke met veel succes werd opgevoerd. | |
[pagina 238]
| |
Als Nutslezer heeft Gram zijn littéraire talenten zeer winstgevend weten te maken. Het is wel eens voorgekomen, dat hij veertigmaal in één seizoen optradGa naar voetnoot1. Met zijn vriend Elliot Boswel reisde hij de steden en groote dorpen af. Gram gaf dan zijn proza en Boswel zijn poëzie ten beste. Vooral in het Noorden van ons land was Gram steeds een welkome gast, maar ook in Vlaanderen had hij vele vrienden en vereerders. Volgens Justus van Maurik zou een Vlaamsche dame van hem getuigd hebben: ‘Menier Gram is 'n geciviliseerde causeur en gijluu Ollanders meugt 'm bezien ook ....... z'n extérieur is scheune, algehiel gelaik 'n Franschman’Ga naar voetnoot2.
Gram was gedurende de jaren 1867-84 een trouw bezoeker van de Nederlandsche Letterkundige Congressen. Spreken deed hij daar niet, maar pennen des te meer, om de lezers van het Handelsblad op de hoogte te houden. Na de zittingen en in de gezellige bijeenkomsten was hij daarentegen de gezellige causeur en hij behoorde met Jan ten Brink en later Huf van Buren tot de meest populaire Hollandsche elementen. Na 1884 bleef hij plotseling weg en keerde niet meer terug, tot groot leedwezen zijner Vlaamsche congresvrienden. In het Gentsch Weekblad ‘Het Volksbelang’Ga naar voetnoot3 schreef o.a. Prof. Paul Fredericq na zijn overlijden een zeer waardeerend artikel, waaruit wij het slot hier overnemen: ‘Het tegenwoordig geslacht in Vlaanderen kende hem minder, want in de laatste jaren had de grijze Gram, alhoewel nog jong en frisch van hart en geest zich uit de beweging gehouden. Doch in vroegere jaren, | |
[pagina 239]
| |
op de Nederlandsche congressen en op andere Vaderlandsche bijeenkomsten, ontmoetten de Vlamingen geenen gulleren Noordnederlandschen vriend dan Johan Gram. Vooral op het Nederlandsch Congres van Gent in 1867 en op dat van Middelburg in 1873 wierf hij voor het leven vele Vlaamsche vrienden aan, waarvan het meerendeel hem reeds in 't graf zijn voorafgegaan; wij noemen slechts Prof. Heremans, Jan van Beers, Julius de Geyter, om maar van de beroemdsten onder hen te spreken. Zijne hartelijkheid, zijne bescheidenheid, zijn teeder gemoed, zijne geheele beminnelijke persoonlijkheid veroverden aanstonds al wie met hem in aanraking kwam. Hij was stellig een der sympathiekste Noord-Nederlanders, die de Vlaamsche taalbroeders sedert eene halve eeuw mochten leeren kennen.’
In de Spectatorclub kwam hij in gezelschap van Bakhuizen van den Brink, S.J. van den Bergh, Bosboom, Lindo, Lodewijk Mulder, Schmidt Crans, Sam Verveer en later Jan ten Brink. Men kwam bijeen in een huis in de Nieuwstraat waar toen een banketbakker woonde en waar thans de instrumentwinkel van Tamson is gevestigd. Op die Spectator-avondjes, waar krachtiger geestelijk voedsel werd opgediend dan in Oefening, is hij slechts enkele jaren een trouwe gast gebleven. In 1862 werd voor het eerst een artikel van hem in de Spectator opgenomen over ‘De Kunstzalen der Maatschappij Arti et Amicitiae.’ Tusschen 1863 en '67 schreef hij een artikel over ‘Fodors Stichting te Amsterdam, over de Tentoonstelling van Kunstwerken te 's Gravenhage en enkele biografieën van Schilders.’ Van 1868-1891 wordt zijn naam onder de medewerkers niet genoemd | |
[pagina 240]
| |
maar in 1892 en '93 schreef hij weder eenige biografieën. Waarschijnlijk namen zijn drukke werkzaamheden te veel tijd in beslag, terwijl hij zich misschien meer aangetrokken zal hebben gevoeld tot zijn oude studiemakkers van de Teekenakademie, die toen min of meer groote verwachtingen van zich deden koesteren en die hem reeds lang in hun wereld hadden binnengeleid. In 1861 als lid tot Pulchri Studio toegetreden, is hij meer dan 50 jaren de vriend van dit Genootschap gebleven. Die vriendschap heeft voor beide partijen goede vruchten opgeleverd. Gram vond er een vriendenkring waarin hij zich het best thuis voelde en die hem ontspanning na arbeid bracht, terwijl hij de schilderswereld aan zich verplichtte door de wijze waarop hij hare belangen behartigde bij de drie jaarlijksche tentoonstellingen waarvan hij secretaris was, door zijn Kunstkritieken, zijn biographieën van verschillende meesters en niet het minst door zijn studies: Onze Schilders in Pulchri Studio, De Schildersconfrerie Pictura te 's Gravenhage en De Haagsche Schilderskunst in de 19de eeuw. Ruim 15 jaren was hij secretaris en door zijn luim en vernuft steeds een welkom kameraad. Hij was o.a. volgens HaaxmanGa naar voetnoot1 de intellectueele schepper van den beroemden cyclus der Gepulchri-dramatiseerde sprookjes van Moeder de Gans, die op de gezellige avonden in het Hofje van Nieuwkoop ten tooneele werden gevoerd. Met zijn vriend Van Raden wist hij o.a. de geschiedenis van Blauwbaard even artistiek als griezelig in scène te brengen, maar ook bij het in elkaar zetten van andere pantomimes en café's-chantant was hij een onmisbare hulp, terwijl hij daarbij tevens als explicateur optrad. | |
[pagina 241]
| |
Een van de laatste aardigheden door Gram gemaakt was een geestige parodie op ‘Het ééne noodige’, welke in 1895 werd opgevoerd. Met Van Raden heeft hij ook dergelijke vertooningen in elkaar gezet voor de Societeit De Vereeniging waarvan hij jaren lang lid is geweest. Ontspanning vond hij tevens in een kleinen kring van kennissen, die omstreeks 1870 een vereeniging vormde om zich te oefenen in de gemakkelijkheid van spreken. Smit Kleine, die er de oprichter van was gaf haar den naam van het Vlondertje, waarvan de symbolische beteekenis was dat men met een vluchtig woord van het eene land der verbeelding in het andere gaat. Onder de leden troffen wij verder aan Blommers, Marcellus Emants, Franssen van de Putte, Tony Offermans, Mr. Pelerin, Van Santen Kolff, D.F. Scheurleer en Mr. Stam. Zij vergaderden in het opkamertje van het bij de oude Hagenaars welbekende café van Herman Rohde in de Kettingstraat op den hoek van het Korte Achterom. Deze club had evenwel slechts een kortstondig bestaanGa naar voetnoot1. Tot Gram's intieme vrienden behoorden behalve Keller en Boswel de letterkundigen Huf van Buren, A. Ising, Jan Krüseman, A.C. Loffelt, Justus van Maurik en de Leidsche uitgever Sijthoff; Philip Koelman, directeur en A.P. Godon, voorzitter van den Raad van Bestuur der 's Gravenhaagsche Teeken-akademie, de schilders Simon van den Bergh, Bosboom en J.G. Smits en verder Ph. Holsboer, administrateur der Domeinen en C. van Vliet, president van de Rekenkamer. Tot zijn Vlaamsche vrienden mogen wij in de eerste plaats rekenen Mevr. Virginie Loveling en Prof. Paul Fredericq. | |
[pagina 242]
| |
Gram's novellen en tooneelstukken eertijds, om hun pittige dialogen in natuurlijken conversatietoon als iets nieuws in onze litteratuur geprezen, zijn nu verouderd. Gram zou de eerste zijn om dit toe te stemmen. Toen de nieuwe richting baanbrak heeft hij zich tijdig teruggetrokken en zich voornamelijk bewogen op journalistiek- en kunstgebied. Toch schijnt zijn genre nog in grooten kring belangstelling te vinden daar een groot gedeelte zijner romans en novellen tusschen 1901 en 1908 in het fonds van A.W. Sijthoff's Uitgevers Maatschappij opnieuw zijn uitgegeven. Al kon Gram met de nieuwe richting niet meegaan, hij bewonderde hij de jonge litteratoren de plastische beschrijving, de beheersching der taal, de groote macht om zich uit te drukken. Het meest hield hij van de Fransche litteratuur, terwijl ook tot zijn geliefkoosde schrijvers behoorden Shakespeare en Heine. Zola stelde hij hoog om zijn werkkracht en techniek, maar zijn producten lieten hem koud. Van onze jonge schrijvers bewonderde hij het meest Querido.
Gram was 29 Mei 1861 in het huwelijk getreden met Mej. Caroline Luise Frederike Bernhard. Hij kwam uit een Katholiek gezin, zij daarentegen uit een Luthersche familie uit FuldaGa naar voetnoot1. Het jonge gezin vestigde zich op den Zuid-Oost Buitensingel, bij de oude Hagenaars bekend onder den naam van Uileboomen, vlak tegenover het hooge bruggetje over de Hekkelaan. In 1863 verhuisden zij naar de Paviljoensgracht No. 36 op den Zuid- | |
[pagina 243]
| |
westhoek van de Stille Veerkade, terwijl zij 3 jaren later hun intrek namen boven de Societeit De Vereeniging in de Kazernestraat. In 1874 betrokken zij hunne woning Toussaintkade 60. Het was hier dat op 25 April 1903 een groot aantal mannen van naam op kunst- en letterkundig gebied bijeenkwamen om den 70-jarige te huldigen. In het herinneringsalbum, dat het hem aangeboden geschenk vergezelde, prijkte op de eerste bladzijde de handteekening van den Prins der Nederlanden, terwijl het verder de namen bevatte van de meest bekende letterkundigen en artisten in Nederland, waaronder ook verschillende Zuid-Nederlanders werden gevonden. Prof. Paul Fredericq was er o.a. voor overgekomen om Gram de sympathie der Vlamingen te vertolken. Nicolaas Beets plaatste op zijn sterfbed nog zijn handteekening in het album. Gram, die bij 's Konings tweede huwelijk begiftigd was met de Ridderorde van de Eikenkroon, ontving nu bij deze gelegenheid het officierskruis van de orde van Oranje Nassau. De Oudheidkundige Vereeniging ‘Die Haghe’ bood hem het Eere-lidmaatschap aan. Hij was bovendien sinds 1868 lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en eerelid van de thans ontbonden Haagsche letterkundige Vereeniging Joost van den Vondel.
Tien jaren later, den 27en Februari 1914, kwamen wederom zijn vrienden op de Toussaintkade bijeen, nu om hem de laatste eer te gaan bewijzen. Johan Gram was den 24en van die maand na een langdurige ongesteldheid ontslapen; over een paar maanden zou hij zijn 80e levensjaar hebben bereikt. In tegenwoordigheid van een aantal vrienden en belangstellenden van Ge- | |
[pagina 244]
| |
nootschappen en Vereenigingen werd zijn stoffelijk overschot op Oud Eik en Duinen ter aarde besteld. In Gram is vooral een Haagsch letterkundige heengegaan. Hij voelde en dacht Haagsch en uitte zich op Haagsche wijze. Een man als Gram kan men zich in geen andere stad van ons land denken. Hij kende zijn Haagje, dat hij van kleine residentie tot groote stad had zien ontwikkelen, zooals maar weinigen, en de Hagenaars zelf in al hun schakeeringen hadden voor hem geen geheimen. Hij was trotsch op zijn geboortestad; den Haag mag het wederkeerig op hem zijn, want de residentie heeft in hem een harer trouwste en beste zonen verloren.
Th. Morren. 's-Gravenhage, September 1914. | |
[pagina 245]
| |
Lijst der geschriften van J.M.J. Gram.Romans en Novellen.De Brillen van onzen tijd. Leiden, D. Noothoven van Goor 1867Ga naar voetnoot1. Onder één dak. Utrecht, L.E. Bosch 1867. Leiden, P. van Santen. Mislukt. - Langs allerlei Kanalen. - Een hinkend trio. - Leidt elke weg naar Rome? - Op de ladder. - Het Hofje van Kelderman. Schakels uit één Keten. Arnhem D.A. Thieme, 1870. Guldens editie No. 79. De roode handschoen. - Eene nalatenschap. - Eene politieke tinnegietster. - Ons dansleven. - Een Cocagnemast. - In het Palais-Royal. - Een Diogenes zonder lantaarn. - Per procuratie. De familie Schaffels. Arnhem, D.A. Thieme, 1870. Rotterdam, D. Bolle. Zeven Spruiten. Amsterdam, G.L. Funke, 1874. Met stoom. - Een spoorwegconfidentie van mijn vriend van der Lingen. - In het nieuwe Rijksland. - Een gouden snuifdoos. - Een bekeerde. - Verhuizen. - Een te beleefd mensch. - Het album van Notaris Oostenberg. Een Nieuw Kleed. Oorspronkelijke en vertaalde vertellingen. 's Gravenhage, D.A. Thieme, 1876. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1890. Guldenseditie, No. 108. Langs Rijn en Donau. - Een uitstapje naar Semmering. - Het Diamantenspel. - Fransch of Duitsch. - Eene lezing. - Eene Stokkenstudie. - Een Kroonprins en Gevolg. Een Haagsch Fortuin. Leiden, P. van Santen, 1877. Amsterdam, G.L. Funke. Frans Belmont. 's Gravenhage, A. Sijthoff, 1883. | |
[pagina 246]
| |
Omtrekbladen. 's Gravenhage, Charles Ewings, 1884. Guldenseditie, No. 151. Twee contrasten. - In Thuringen. - Waar Anna Louisa Geertruida Bosboom-Toussaint van 16 Sept. 1812-1882 gewoond heeft. - Een huwelijksreisje. - Een zonderling condoleantiebezoek. - Een vriend uit de Oost. - Badgasten bij regen en zon. - Schijn bedriegt. - Brugge. - Hoe een blijspel uit de pen vloeit. - Nederlandsche gezelligheid. - In het Teutoburgerwoud. - Mijn oud-Oom. - Een Minister. Maurits van Moreelen. Leiden, A.W. Sijthoff, 1886. Het beste deel. Schets. Amsterdam, C.A. Spin en Zoon 1888. (Niet in den handel). Eene doktersvrouw. Warendorf's Novellen-Bibliotheek. No. 3, 1890. Romans en Novellen. Nieuwe Goedkoope Uitgaaf. Leiden, A.W. Sijthoff, 1901-1902. I. De familie Schaffels, 1901. - II. Een Haagsch Fortuin. De Brillen van onzen tijd, 1901. - III. Zeven Spruiten, 1902. - IV. Frans Belmont, 1902. - V. Maurits van Moreelen, 1902. - VI. Onder één dak, 1902. - VII. Schakels uit één keten, 1902. - VIII. Omtrekbladen, 1902. Leidsche Herdrukken. A.W. Sijthoff, 1905-1908. No. 23. Schijn bedriegt. Franske naar de Wereldtentoonstelling te Parijs. Een Proeftocht, 1906. - No. 30. Twee contrasten. Een huwelijksreis. Een zonderling condoleantiebezoek. Een vriend uit de Oost, 1906. - No. 40. De roode handschoen. Een nalatenschap. Het Hofje van Kelderman, 1907. - No. 46. Een politieke tinnegietster. Ons dansleven. Mislukt, 1908. | |
Kunst.Nederlandsch Kunstalbum. 24 platen naar oorspronkelijke teekeningen onzer voornaamste Nederlandsche Kunstschilders; toepasselijke tekst van Johan Gram. Haarlem, Binger en Chits, 1872. Galerij van beroemde toonkunstenaren, met bijschriften van Johan Gram. Haarlem, Emrik en Binger, 1873/74. Onze Schilders in Pulchri Studio. Rotterdam, Uitgevers Maatschappij Elsevier, 1881. Leiden, A.W. Sijthoff, 1904. De Schildersconfrerie Pictura te 's Gravenhage. Rotterdam, Uitgevers Maatschappij Elsevier, 1882. Onze hedendaagsche schilders, met bijschriften van C. Vosmaer, J.F. van Someren en Johan Gram. Amsterdam, Tj. van Holkema, 1883-85. Henriette Ronner en hare katjes. Leiden, A.W. Sijthoff, 1891. (Een Fransche uitgaaf met tekst van H. Havard verscheen te Parijs, een Engelsche met tekst van H.H. Spielmann te Londen). | |
[pagina 247]
| |
XII Etsen door A.L. Koster. Tekst van Joh. Gram. De Trekvaart tusschen Den Haag en Delft vóór de vaartverbreeding. Den Haag, Mouton en Co. 1892. Eerelman's Album, met begeleidenden tekst van Joh. Gram. Leiden, A.W. Sijthoff, 1894. (Hiervan verscheen een uitgaaf met Engelschen tekst, vertaald door Clara Bell, onder den titel Horses and dogs, 1895). Pulchri Studio 1847-1897. Inleiding van den catalogus der tentoonstelling van schilderijen van overleden meesters. Ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Genootschap. 's Gravenhage, Mouton en Co. 1897. Hoe een koninklijke giftbrief kunst en nijverheid tot voordeel kan zijn. (Maatschappij van Schoone Kunsten te 's Gravenhage). Leiden, A.W. Sijthoff, 1905. (Niet in den handel). | |
Plaatsbeschrijvingen.Het Moderne Parijs. Typen en tafereelen, naar de nieuwste bronnen bewerkt. Leiden, D. Noothoven van Goor, 1865. Amsterdam, Gebr. Koster. Het Nieuwe Parijs. Kunstschatten, gedenkteekenen, merkwaardigheden en typen der wereldstad, naar de nieuwste bronnen bewerkt. Leiden, D. Noothoven van Goor, 1865. Amsterdam, Gebr. Koster. 's Gravenhage in onzen tijdGa naar voetnoot1. Premie van het Nieuws van den DagGa naar voetnoot2. Amsterdam, J.L. Beyers, 1893. Gedenkboek der Nieuwe of Littéraire Societeit te 's Gravenhage ter gelegenheid van haar honderdjarig bestaan. Samengesteld door Johan Gram en Mr. A.M.M. Montijn. 's Gravenhage, De Swart en Zn. 1902. 's Gravenhage, Voorheen en Thans. 's Gravenhage, M.M. Couvée, 1905. | |
Reisschetsen.In Londen. Amsterdam, G.L. Funke 1877. Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon. In Berlijn. Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon 1880. | |
[pagina 248]
| |
In Grauwbunderland en Engadin. 's Gravenhage, Henri J. Stemberg 1881. Amsterdam, R.W.P. de Vries. In den Harz. Haarlem, H.D. Tjeenk Willink 1883. Amsterdam, L.J. var Veen. 2e druk 1886. Goedkoope Uitgaaf. Amsterdam, L.J. van Veen 1892. Karlsbad. Arnhem, K.v.d. Zande 1884. Firma Stenfert Kroese en V.d. Zande. Heuglijke dagen. Schetsen en brieven. Schoonhoven, S. en W.N. van Nooten 1887. Reisbrieven uit Italië. - Een bezoek aan Munkacsy te Parijs. - In het Schwarzwald. Luchon. La Reine des Pyrenées. Causeries. Traduit du Hollandais. Leyde, A.W. Sijthoff 1898. (Niet in den handel). | |
Levensbeschrijving en Gedenkschriften.Gedenkschriften van de feesten in Mei 1887 ter gelegenheid van het 25-jarig jubilé der inhuldiging van Koning Willem III. Arnhem ['s Hage], D.A. Thieme 1874. (Amsterdam, J.B. Valeggia). Willem III, Koning der Nederlanden. Apeldoorn, K.A. van der Weide 1890. Gedenkblad. De Feestviering op 1 Januari 1901 te Leiden en Luchon ter gelegenheid van de vijftigjarige uitgeversloopbaan van A.W. Sijthoff. Leiden, A.W. Sijthoff [1901]. (Niet in den handel). | |
Tooneelstukken.De Groote Schootmans. Blijspel. 's Gravenhage, Joh. Ykema 1876. (Uitgegeven geheel ten voordeele van de overstroomden te Szegedin in Hongarije). Amsterdam, G. Th. Bom 1879. 2e dr. Kampen, Laurens Hulst 1900. (Gebr. Arentshurst). Duitsche Vertaling: Der Grosze Püttmann, door Albert Haeger, Arnheim, Jos. Witz 1877. Op de Planken. Tooneelstukjes en charades voor onze jongens en meisjes. Schoonhoven, S. en W.N. van Nooten. Leiden, D. Noothoven van Goor 1877. Amsterdam, G. Th. Bom. Fransch en Duitsch. Tooneelspel. Arnhem, J. Minkman 1878. De Patiënten. Blijspel. 's Gravenhage, Henri J. Stemberg 1880. Zutphen, Thieme's Boek- en Muziekhandel 1881. Haarlem, G.G. Vonk 1881. Haar Tweede Man. Blijspel. 's Gravenhage, Henri J. Stemberg 1882. (Amsterdam, J. Vlieger). Zutphen, Thieme's Boek- en Muziekhandel 1888. 2e dr. Tooneel Bibliotheek No. 541. De Schouwburg in 't Klein. Kamerstukjes en charades voor jongens en meisjes. Schoonhoven, S. en W.N. van Nooten 1885. (Rotterdam, D. Bolle). | |
[pagina 249]
| |
Het Tooneel in huis. Kamerstukjes en charades voor jongens en meisjes. Schoonhoven, S. en W.N. van Nooten 1885. (Rotterdam, D. Bolle). Op reis. Tooneelstukje. Vrij gevolgd naar het Fransch van Paul PoirsonGa naar voetnoot1. Amsterdam, A. Rössing 1886. (Kampen, Laurens v. Hulst). Het kleine tooneel. Kamerstukjes en charades voor jongens en meisjes. Schoonhoven, S. en W.N. van Nooten 1886. De Pianostemmer. Blijspel naar een vertelling van Bertha von Suttner. Tooneelbibliotheek No. 696. Zutphen, Thieme's Boeken Muziekhandel. 2e dr. Schellemans en Van Bellum. Mijn condoleantiebezoek. In: ‘Zes Monologen’. Utrecht, Beyers' Tooneelbibliotheek 3e Serie No. 1, 1896. In het spreekuur van den hypnotiseur en andere monologen door Justus van Maurik e.a. | |
Gelegenheidsstukken.De Olymp bij Oefening ten bezoek. (Viering van het 40-jarig bestaan van Oefening kweekt Kennis). 's Gravenhage Gebr. Giunta d'Albani 1874. Anna's Geheim. Tooneelspel in één bedrijf. (Voor de eerste maal opgevoerd in den Kon. Schouwburg te 's Gravenhage, ter gelegenheid van de Gala-Voorstelling door het Gemeentebestuur aan H.H.M.M. den Koning en de Koningin der Nederlanden aangeboden. Amsterdams, De Erven H. van Munster en Zoon 1879. | |
Kinderboeken.De kermis der dieren. Utrecht, Gebr. van der Post. De verkeerde wereld onder de dieren. Utrecht, Gebr. van der Post. Reus en dwergen. Tiel, D. Mijs 1868. Door Oost en West van A tot Z. Een wereldreisje in 25 letters. Haarlem, J.M. Schalekamp 1876. Amsterdam, Gebr. Koster. Mijn praatstoel. Vertellingen voor onze jongens en meisjes. Leiden, D. Noothoven van Goor 1877. Nieuwe uitgaaf. Alkmaar, P. Kluitman 1859. Tiel, (Amsterdam), H.C.A. Campagne en Zoon 1893. Amsterdam, Vennootschap: ‘Letteren en Kunst’ 1904. Een tocht met hindernissen. 's Gravenhage, Joh. IJkema 1877. Drie in één. Vertellingen van Cella. Tiel, H.C.A. Campagne 1880. Bijeengegaard. Tiel, H.C.A. Campagne 1880. Uit Oost en West. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1882. | |
[pagina 250]
| |
In één band. Verhalen voor jongens en meisjes. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1883. Twee Haagsche jongens. 's Gravenhage, Henri J. Stemberg 1884. Tom Tijler in het paardenspel. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1885. Amsterdam, Vennootschap ‘Letteren en Kunst’ 1904. Van heinde en ver. Oorspronkelijke en vrij vertaalde schetsen. Verhalen voor jongens en meisjes. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1886. Amsterdam, Vennootschap ‘Letteren en Kunst’ 1904. Onder één dak. Verhalen voor de jeugd. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1888. Bonte Schakels. Vertellingen voor onze jongens en meisjes. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1889. Amsterdam, Vennootschap ‘Letteren en Kunst’ 1904. Een nieuw kleed. Oorspronkelijke en vertaalde vertellingen. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1890. Vreemd en eigen. Vertellingen voor onze jongens en meisjes. Tiel, H.C.A. Campagne en Zoon 1891. Standbeelden van Nederland's groote mannen. Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar 1892. Een hoorn van overvloed. Verhalen voor onze jongens en meisjes. Tiel (Amsterdam), H.C.A. Campagne en Zoon 1894. Een bloemenkrans. Vertellingen voor de jeugd. Tiel (Amsterdam), H.C.A. Campagne en Zoon 1895. Uit velerlei pen. Verhalen voor jongens en meisjes. Amsterdam, H.C.A. Campagne en Zoon 1896. Voor ieder wat. Vertellingen voor de jeugd (vertaald en oorspronkelijk). Amsterdam, H.C.A. Campagne en Zoon 1897. Een ruime oogst. Amsterdam, H.C.A. Campagne en Zoon 1898. Amsterdam, Vennootschap ‘Letteren en Kunst’ 1904. Uit allerlei windstreken. Verhalen voor onze jongens en meisjes. Amsterdam, H.C.A. Campagne en Zoon 1899. Uit mijn schetsboek. Verhalen voor onze jongens en meisjes. Amsterdam, H.C.A. Campagne en Zoon 1901. Amsterdam, Vennootschap ‘Letteren en Kunst’ 1904. | |
Vertalingen.Abt * * * [Michon]. De vervloekte. Uit het Fransch. Utrecht, L.E. Bosch en Zn. 1884. Paul Heyse. Andries de Wijngaerdhoeder. Naar het Duitsch in Het Buitenland, romantische lectuur voor iedereen. (Afzonderlijk verkrijgbaar). Arnhem, J. van Egmond 1866. Philipp Galen. Johanna, de verstooten Jodin. Naar het Duitsch. Arnhem, D.A. Thieme 1868. | |
[pagina 251]
| |
Dr. W. Lübke. Schets eener kunstgeschiedenis van de oudheid tot in onze dagen. Vrij naar 't Hoogduitsch. Amsterdam, Wed. J.C. van Kesteren en Zn. 1871. (Theod. Bom). 2e herz. en verm. druk, Rotterdam, D. Bolle 1888. 3e dr. D. Bolle 1903. A. Peschier. Esprit de la conversation Française ou recueil de Gallicismes avec la traduction hollandaise. 2e ed. par Johan Gram. Leiden, D. Noothoven van Goor 1879. (Amsterdam, H.J. Otto). Ascot R. Hope en Miss Mulock. Bijeengegaard. Zes vertellingen. Uit het Engelsch. Tiel, H.C.A. Campagne 1880. Ascot R. Hope en Miss Mulock. De avonturen van Baron Munchhausen. Naar de Engelsche uitgave bewerkt. Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier’ 1880/81. David Ker. De avonturen van twee scheepsjongens. Naar het Engelsch. 's Gravenhage, H.L. Smits 1886. Kap. Marryat. Ratlin de zeeman. Amsterdam, Tj. van Holkema 1888. Kap. Marryat. Het Spookschip of de Vliegende Hollander. Amsterdam, Tj. van Holkema 1889. 3e dr. 1905. Henry Drummond. In het hart van Afrika. Naar het Engelsch. Schoonhoven, S. en W.N. van Nooten 1889. Henry Drummond. Door Afrika's Wildernissen. Dr. Carl Peter's tocht bewerkt door Johan Gram. Leiden, A.W. Sijthoff 1891. M. Vachon. Henriette Ronner en haar kunst. Uit het Fransch. Leiden, A.W. Sijthoff 1893. William Unger. De Belvedère-Galerij. 40 etsen naar de beroemde schilderijen van onze meesters in het Museum te Weenen met den beschrijvenden tekst van Carl von Lütsow. Uit het Duitsch. Leiden, A.W. Sijthoff 1894. G. du Maurier. Trilby. Uit het Engelsch. Leiden, A.W. Sijthoff 1895. | |
Artikels in Tijdschriften, Almanakken en Verzamelwerken.Astrea. - Letterkundig Tijdschrift voor Noord en Zuid. Conscience nummer. - Een paar herinneringen. 1881. Aurora. - Op de ladder. 1865. Bato. - Tijdschrift voor jongens. Een avontuur onder de regering van Monsieur Wijker. 1866. - Een grootmoedige Turk. - Een aangenaam mensch op de Wereldtentoonstelling te Parijs. 1868. - In een praatstoel. 1871. Castalia. - Jaarboekje aan de fraaie letteren gewijd. Fransch of Duitsch. 1872. - Het album van Notaris Oostenberg 1873. - Over de Semmeringbaan. - Een reisherinnering. 1874. Eigen Haard. - De koninklijke stallen te 's Gravenhage. - David Bles. - S.L. Verveer. 1880. - H.F.C. ten Kate. 1881. - Ch. Bisschop. 1882. - A. Mauve. 1885. - C.A. Steger en de Stenographie in Nederland 15 Febr. 1849-15 Febr. 1889. | |
[pagina 252]
| |
1889. - A.C. Artz. 1890. - Rembrandt's broeder in het Kon. Kabinet van Schilderijen te 's Gravenhage. 1891. Elsevier's geïllustreerd Maandschrift. - Lodewijk Franciscus Hendrik Apol. 1892. - Fredericus Jacobus van Rossum Du Chattel. 1892. - Elchanon Verveer. 1893. - Johannes Christiaan Karel Klinkenberg door Frank van Dongen. 1893. - Gerardina Jacoba van de Sande Bakhuysen. 1894. - Hendrik Valkenburg door Johan. 1894. Philip Lodewijk Jacob Frederik Sadée. 1895. - Alexander Hugo Bakker Korff. 1899. - Gerard Keller. - 1899. - C. Springer. 1899. - Salomon Leonardus Verveer. 1900. - Johannes Gijsbertus Vogel. 1902. - Den Haag in Buitenrust naar aanleiding der tentoonstelling van Haagsche prenten enz. 1903. Geldersche Volksalmanak. - Een vond. 1865. Gids. - In het Palais-Royal. 1867. - Met Stoom. - Een. Spoorwegconfidentie. 1871. Haagsche Stemmen. - Eene teekening van Ch. Rochussen op de tentoonstelling van de Hollandsche Teekenmaatschappij. 1887/88. - Het snelschrift, een groote factor in het Staatsleven. - Beleefdheidsvormen. - De 5e Decemberdag. - De kunst van het zien en van het teekenen naar Viollet-le-Duc. - De kunstbeschouwingen van het Genootschap ‘Pulchri Studio’, Voorheen en Thans. - Smaak en harmonie in de versiering van onze woning. - Plaatsing van sieraden en meubelen in onze vertrekken. - Over ‘Finck: Romantic, love and personal beauty.’ - Verleden en heden van de ‘Witte of Littéraire Societeit’ te 's Gravenhage 1802-1888. - Oude en Nieuwe Kunstnijverheid op de tentoonstelling te 's Gravenhage. 1888. - De Groote Markt en de Prinsengracht te 's Gravenhage, voorheen en thans. 1888/89. - Reizen in Zwitserland. - Vosmaer's Inwijding. - De illustratiën van Van Lennep's romans door Bles, Rochussen en de Famars Testas. - Kunstenaarsleven. - De Kunstverzameling Vincent van Gogh in Pulchri Studio. - Het Museum Mesdag. - De Kunstnijverheid in de Academie van beeldende kunsten. - Scheveningen van voorheen en thans. - Herman Frederik Karel ten Kate. 1891. ‘Die Hage’. - Bijdragen en Mededeelingen.- De Haagsche Schilderkunst in de 19e eeuw. 1905Ga naar voetnoot1. Der Hausfreund. - Illustrirtes Familienblatt. 18 Bnd. No. 32. - Paris im Sommer 1871. Vertaald door Müldener. Van Hollandschen Bodem. - Novellistische Bijdragen van Jo van Sloten, Johan Gram, Justus van Maurik, Willem Otto en | |
[pagina 253]
| |
Emile Seipgens. - Eene ganzenleverpastei. - Een dagje uit. - De verdrukte volksklasse. - In den sneltrein. - Altijd te laat. Kunstchronik. - Wochenschrift für Kunst und Kunstgewerbe. - H.W. Mesdag Zum 23 Febr. 1901. 1901. De Kunstkroniek. - Uitgegegeven ter aanmoediging en bevordering der Schoone Kunsten. - Een cocagne mast. 1868. - In de Scheveningsche Boschjes. 1873. - Ter nagedachtenis van W.H. Stam. 1875. - Matthijs Maris. 1876. - W. Verschuur. 1876. - De tentoonstelling van schilderijen te 's Gravenhage. 1876. - Een stal van Bosboom. 1876. - Schilderij en Lithographie. 1876. - Jan Vrolijk. 1876. - Ch. Jacque. 1876. - Scheveningen in Blommers' atelier. 1876. - Algemeene tentoonstelling van Schoone Kunsten te Brussel. 1876. - Salomon Leonardus Verveer. 1876. - Johannes Warnardus Bilders. 1877. - Twee etsen van Mollinger. 1877. - Alexander Wüst. 1877.- Franske naar de Wereldtentoonstelling te Parijs. 1892.- De vreemde eend. 1893. - Een proeftocht. 1900. Landjuweel. - Proza en poëzy. [Verzameld door A.J. Berman]. Amsterdam, 1878. - Paul Poirson op reis. - Tooneelstukje in één bedrijf. Vrij gevolgd naar het Fransch. Het Leeskabinet. - (Van 1891-1903Ga naar voetnoot1) onder redactie van Johan Gram)Ga naar voetnoot2. - Eene huwelijksadvertentie. 1862. - Eene kunstbeschouwing. 1863. - Charles Rochussen. 1884. - Notre Dame de la Garde te Marseille. 1891. - In het atelier van Johannes Bosboom. 1891. - C. Springer. 1891. - De koninklijke bazar van de heeren D. Boer en Zonen te 's Gravenhage. 1891. - De pianostemmer, blijspel. 1891. - Een huwelijkscandidaat. 1892. - Mevrouw Sophie de Vries 1839-1892. 1892. - Joseph Carel Boers 1812-1892. 1892. - Op Wight. 1892. - Ilsenburgh en de Steinerne Renne. 1892. - Wilsen in Grauwbunderland. 1893. - Een reisherinnering van een Hollandschen toerist. 1893. - Johan Philip Koelman. 1893. - Pierre Auguste Morin door Frank van DongenGa naar voetnoot3. 1893. - De ‘Mer de Glace’ van den Mont Blanc. 1893. - Het nieuwe station der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij te 's Gravenhage. - Ellbogen (uit de papieren van een Karlsbader Kurgast door Frank van Dongen. - August Strindberg naar Laura Marholm door Frank van Dongen. - Goslar. Eene Harz-herinnering. - Bellagio aan het Como-meer. - Reisherinneringen | |
[pagina 254]
| |
van een Hollandschen toerist. - De Brocken. - Uit het dagboek van een Hollandschen toerist. - De Koninklijke Stoomfabriek van werken in zink en andere metalen van F.W. Braat te Delft. 1894. - De Plateelbakkerij ‘De Porceleine Fles’, anno 1672 van Joost Thooft en Labouchere te Delft. - Dresden. - Uit het dagboek van Frank van Dongen. - 't Prinsenhof. - De bronnen te Karlsbad. - Het nieuwe spoorwegstation te Nijmegen. - De nieuwe Stadsschouwburg te Amsterdam. - Den Haag in den Kijker: Haagsche typen door Frank van Dongen. - Alexander III, Keizer van Rusland. - De Wereldtentoonstelling van het Hotel- en Reiswezen te Amsterdam. 1895. - De gevel der slagerij van ‘Eigen Hulp’ in de Molenstraat. 1895. - De Tapijtfabriek ‘Werklust’ van W. Stevens te Kralingen. 1895. - St. Odiliënberg in de Vogezen. 1895. - Trier. Reisschets. 1895. - Villa Berg bij Stuttgart. 1895. - Heinrich Witte 1855-1895. 1895. - Otto Baensch, de bouwmeester van het Noord-Oostzeekanaal. 1895. - Gustave Droz door F.v.D. 1895. - St. Petersburg. 1896. - Rosier Faassen. 1896. - Nischni Nowgorod en hare Nijverheidstentoonstelling door F.v.D. 1896. - Het nieuwe Badhuis te te Vlissingen. 1896. - De Millennium-tenstoonstelling te Budapest. 1896. - Over de gave der voorspelling der Corsikaansche herders. 1896. - De Kreuzberg te Berlijn en Potsdam. 1896. - Het Museum Meermanno-Westreenianum te 's Gravenhage. 1896. - Onder de Linden te Berlijn. 1896. - Alexander Dumas door Frank van Dongen. 1896. - Adolf Menzel 1815-1895. 1896. - De drie aren (In de Vogezen) door Frank. 1897. - Sante Lucia in Napels. (Eene reisherinnering). 1897. - Duinoord te 's Gravenhage door Frank. 1897. - Oud-Dordrecht op de Tentoonstelling aldaar door LeonardGa naar voetnoot1. 1897. - In Middelburg. - Abdul Hamid en zijn hof? - John Ruskin (getrokken uit Robert de la Sizeranne's Studie)? - Het huis met de leliën te 's Gravenhage. - Het slot Favorite bij Baden-Baden, door Frank. - Koningin Victoria 1837-1897. - Dr. P.J.H. Cuypers door Frank. - Stockholm. - Een Aprildag te Monte-Carlo. - In het Niederwald. 1898. - Dr. Brehmer's herstellingsoord voor longzieken, door Frank. - De Kook- en Huishoudschool te 's Gravenhage. - Peking en de Chinees thuis en in den vreemde door Frank. - Het Medico-mechanisch Zander-Instituut te 's Gravenhage door Frank. - De nieuwe kerk aan den Bezuidenhoutschen weg te 's Gravenhage door Leonard Stevens. - Mounet Sully naar Yetta Blaze de | |
[pagina 255]
| |
Burry. - De Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Gouden- en Zilveren Werken van J.M. van Kempen en Zonen te Voorschoten. - Wagner's Kunsttempel te Bayreuth, door Frank. - Willem de Derde op het Loo. - In den Rathskeller te Bremen, door Frank van Dongen. - Majori. Eene reisherinnering door Frank van Dongen. - Anton Bergmann's gedenkteeken te Lier. - Het Raadhuis te Hamburg. - De fabriek van pijpen en aardewerk van P. Goedewaagen en Zoon te Gouda. - De Stearinekaarsenfabriek Gouda. 1899. - Dr. Abraham Bredius. - Het Casino te Monte Carlo door Frank van Dongen. - Robert Fruin 1823-1897 door F.v.D. - Aan de Selenga in Oost-Siberië door Frank. - Het station La Turbie te Monte Carlo door Frank van Dongen. - Lord Reay (Mr. Donald James Baron Mackay van Ophemert). - A.W. Sijthoff. - Hoe men een blijspel maakt. - Mevrouw Sophia Johanna Huberta Offermans-Van Hove. - De uitverkoren kasteelen van den Duitschen Keizer. - Het klooster Lichtenthal bij Baden-Baden door Leonard Stevens. - Het oudste lid der Tweede Kamer. - Jacob Johan van Kerkwijk. - Småland in Zweden. - Chopin. Bij de herdenking van zijn vijftigsten sterfdag. - In Bremen. - Het Wandelhoofd en de Winkelgalerij te Scheveningen. 1900. - Het Passiespel te Oberammergau door Leonard Stevens. - Bruid en Bruigom bij de Chineezen. - In den Mantelwinkel. Eene schets. - Het Duitsche huis op de Wereldtentoonstelling te Parijs, door Frank van Dongen. - J.A. Wormser. Een kampioen voor onze broeders in Zuid-Afrika. - Het Excelsior-Regina Hotel te Chimiez bij Nizza door Frank van Dongen. - De nieuwe Rosa Bonheur. - Het Uhlenhorster Veerhuis nabij Hamburg door Frank van Dongen. - Zijn ...... en geweest zijn? - Lodewijk Mulder. - Hohwald in de Vogezen door Leonard Stevens. - Munkacsy's jeugd. - Münster door Leonard Stevens. - Een tochtje naar Marken. - Het Friedrichsbad te Baden-Baden. - De Witte Societeit in Den Haag. - De Dom te Limburg door Leonard Stevens. - Heldenmoed of Dwaasheid? - Het manufacturen-magazijn ‘Het Anker’ te 's Gravenhage. - Het Casino te Luchon door Frank van Dongen. - De Pfaffenteich te Schwerin door Frank van Dongen. - De melkinrichting ‘De Landbouw’ te 's Gravenhage door Leonard Stevens. 1901. - Eene matinée voor kinderen en kindervrienden bij Catharina van Rennes op Zondag 25 November 1900 in Diligentia te 's Gravenhage. - Sophie Menter? - Henri Sienkiewicz? - Twee dagen te Lourdes, door Frank van Dongen. - Johan Mari Henri Ten Kate 1831-1901. - De Regentessekerk te 's Gravenhage door Leonard Stevens. - De 's Gravenhaagsche Smyrna- | |
[pagina 256]
| |
Tapijtfabriek van Corn. van Puffelen en A.I. Tieleman. - Dr. H.P. van Praag. - Huis en Haard. Laan van Nieuw Oost-Indië No. 14 te 's Gravenhage. - Bärenstein in het Zwarte Woud. (Eene reisherinnering) door Frank van Dongen. - Een boottochtje over de meren nabij Leiden. - Des zomers op den Nijl? - De burcht te Cochem door Leonard Stevens. - Het Sanatorium Oranje-Nassau's Oord bij Renkum. - Rudolf Virchow door L. Stevens. - Eene ontmoeting met Louis Bouwmeester. - De Hoogere Burgerschool op de Stadhouderslaan te 's Gravenhage door Frank van Dongen. - Het Museum Steengracht op den Vijverberg. 1902. - Carel Alphons Eckstein, directeur der Topographische Inrichting. - De Witte in 1840, 2 October 1802-1902. - Het oude Lemgo in Lippe. - De Kaiser-Keller te Berlijn door Frank van Dongen. - De hemelbol uit Peking in het Slot Sansouci door Leonard Stevens. - Holzhausen (bij Horn in Lippe). Het Sulden- en Zillerthal op de Tentoonstelling te Dusseldorf door Leonard Stevens. - De Plateelbakkerij ‘Zuid-Holland’ te Gouda. - Een bezoek aan Prof. G. Schlegel. - Het Duivenpoststation te Spandau door Frank van Dongen. - Het Paleis van Justitie in het Korte Voorhout te 's Gravenhage. - Het Museum Mesdag in Den Haag. 1903. - Made. Roland. 1903. - Rothenburg a./d. Tauber. 1903. - Het Bad Pfaffers nabij Ragaz door Frank van Dongen. 1903. - In Aschaffenburg (uit mijn Reisjournaal) door Leonard Stevens. 1903. - Reizen in Zwitserland. 1903. - De Externsteine in Lippe door Frank van Dongen. 1903. - Protestantsche kloosters in Mecklenburg. 1903. - Ter gelegenheid van den 80en geboortedag van Hendrik Jan Schimmel, 1823-1903. 1903. - De zeldzame gobelins in het slot Detmold door Frank van Dongen. 1903. - De Geestbrug nabij Den Haag door Leonard Stevens. - Madame Recamier door Frank van Dongen. - Mevrouw De Staël door F.v.D. Pander's Stichting in de residentie. - Ter gelegenheid van Walter Crane's tentoonstelling van Kunstwerken te Haarlem. - Maurice Maeterlinck. - De Hofschouwburg te Berlijn door Frank van Dongen. - De Firma Martinus Nijhoff 1853-1903. Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. - Johan Philip Koelman. 1892/93. - Gerard Keller. 1898/99.- A.C., Loffelt. - Lodewijk Mulder. 1906/07. Mannen van beteekenis in onze dagen. - Levensschetsen en portretten. - Hans Makart. 1883. Nederland. - Een hinkend trio. - De roode handschoen. 1864. - Een gouden snuifdoos. 1867. - Een steun der fotographie. 1870. - Verhuizen. 1871. - In en over het Prater te Weenen. 1874. - Een zonderling condoleantie-bezoek. 1877. - Bij onze | |
[pagina 257]
| |
buren. 1888. - Tante Morse. - Mode in de Kunst. 1890. - De drie helden van Waaldam (met portret van den schrijver). 1893. - De jongens van den majoor. 1895. Nederlands Bibliotheek, (herdrukken). - Mislukt. - Langs allerlei kanalen. 1869. - (Onder één dak. 1867). - Een hinkend trio. (Nederland 1864). Nederlandsch Magazijn. - Op de zenuwen krijgen. 1861. - Oude liefde roest niet. 1861. - Een portret te Zaandam. (Met twee illustraties naar teekeningen van Joh. Gram). 1861. - De nieuwe kunstzaal in de Haagsche bazar. 1862. - Zwart en wit. 1863. - Het hofje van Kelderman. 1863. - Mijn visitekaartje. 1865. - De brillen van onzen tijd. 1866. - De loterijzaal te 's Gravenhage. 1867. - Een ontbijt in het park der Wereldtentoonstelling in Parijs. 1867. - De Hollandsche diamantslijperij in het Park te Parijs. 1867. - De Wereld tentoonstelling te Parijs. 1867. - Een feest voor groot en klein door L. StevensGa naar voetnoot1. 1867. - Ons danslevenGa naar voetnoot2. 1867. - Een congres der toekomst door L. Stevens. 1867. - De invloed van den krijg op mijn neef door Leonard Stevens. 1867. - Twee Autocraten. 1867. - Het weeshuis te Katwijk. 1868. - Een buitgemaakt jagt-artikel. 1869. Nederlandsche Novellen van J.J. Cremer, Johan Gram, A. Ising, Aug. Snieders, Th. v. Westrheene. 1868. Nederlandsche Spectator. - De Kunstzalen der Maatschappij Arti et Amicitiae. 1862. - Fodor's Stichting (Amsterdam). 1863. - M. Leon †. - H. van Hove, Bzn †. 1865. - Tentoonstelling Kunstwerken 's Gravenhage. 1866. - F. Scheltema †. 1867. - J.C. d'Arnaud Gerkens †. 1892. - J. Ph. Koelman †. 1893. Omnibus. - Een Stokkenstudie. 1872. Oranje Nassau Mecklenburg Schwerin. Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het huwelijk van Koningin Wilhelmina met Hertog Hendrik van Mecklenburg Schwerin. - Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. 1901. - Uit de jeugd en omgeving van Hertog Heinrich Wladimir Albrecht Ernst van Mecklenburg Schwerin. De Portefeuille. - Kerstnummer 1887. - Een lezersavontuur. Der Salon. - Die Reisegefährtin. - Eine niederländische Novelle. - Kirmesz in Scheveningen. - Skizze aus dem Holländischen Volksleben. | |
[pagina 258]
| |
Het Schildersboek. - Nederl. Schilders der XIXe eeuw in Monographiën door tijdgenooten. (Overgenomen uit Elsevier's Maandschrift). - Mej. G.J.v.d. Sande Bakhuysen. - J.C.K. Klinkenberg. 1898. - F.J. van Rossum du Chattel. - Ph. L.J.F. Sadée. 1899. - A.H. Bakker Korff. 1900. Tijdspiegel. - Een procuratie. 1866. De Tijdstroom. - Maandschrift gewijd aan Letteren, Wetenschap en Kunst. - Uit ons dansleven. - Wouters examen. 1863. Vergeet mij niet. - Muzen almanak. - Mislukt. 1864. Vesta. - Album voor fraaie letteren en schoone kunsten. - Een politieke tinnegietster. 1867. Warendorff's Kalender. - Een hinkend trio. Bijdragen in: Conscience-album. 1881. - Een paar herinneringen aan Conscience. - Holland-Krakatau. 1883. - De voorrechten der leelijken. - Holland-Antwerpen. 1889. - De voorrechten der vrouwen. - Nederland-Lombok. 1894. - Kalendervulling. Augustus-Reismaand. - Constantinopel-Scheveningen. 1895. - Het dansen der Wienerin. (Uit mijn dagboek). - Het leven van Justus van Maurik Jr. - Justus v. Maurik als lezer, p. 58. |
|