Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1894
(1894)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Levensbericht van Johannes Baptista Rietstap.Door zijn overlijden op 24 December 1891 is der wetenschap een harer onvermoeidste beoefenaars ontvallen en onzer Maatschappij een achtenswaardig medelid. Wij meenen goed te doen hier te vermelden wat de verdienstelijke man op het gebied der heraldiek verricht heeft. - Een zooveel mogelijk volledige lijst van zijn geschriften, zoowel oorspronkelijke als vertaalde, volgt hierachter. In buitenlandsche letterkunde was hij zeer ervaren, kende een groot aantal talen en stelde zeer gemakkelijk. Aan ijver ontbrak het hem niet, op vijf-en-twintigjarigen leeftijd leerde hij nog latijn, om in voorkomende gevallen daarvan nut te hebben. ‘Er waren’, zegt de Arnhemsche Courant van 29 December 1891, ‘weinig wetenschappen, waarmede Rietstap niet in meer of mindere | |
[pagina 162]
| |
mate vertrouwd was, al kende hij ze ook niet (alle) grondig. In Nederlandsche en buitenlandsche letterkunde en bepaaldelijk in de taal was Rietstap vroeger de vraagbaak zijner collega's’. ‘Toen hij jaren geleden aan de redactie van de Nieuwe Rott. Courant was verbonden en de Commissarissen de kennis van het Spaansch voor een der redacteuren wenschelijk achtte, legde hij zich daarop onmiddellijk toe en in weinige maanden las hij met gemak Spaansche dagbladen.’ ‘Hij was echter te nederig en te bescheiden om zich ooit op zijne kennis te laten voorstaan.’ ‘Weinigen hebben zulk een werkkracht aan den dag gelegd als Rietstap, wiens eerlijkheid en degelijkheid niet genoeg kunnen worden erkend.’ Den 12den Mei 1828 zag hij te Rotterdam het levenslicht, zijnde zoon van Willem Hendrik en van Elisabetha Hermina Remmert. Rietstap was van tengeren lichaamsbouw en zwak van borst; reeds in zijn jeugd deed zijn vader hem de trom slaan, om wat meer ruimte in zijn borstkas te brengen. Eerst was hij werkzaam in den boekhandel en daarna bij de redactie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, doch de werkzaamheden daar waren hem te onrustig en te vermoeiend, vooral den nachtarbeid kon hij niet volhouden, hij werd 19 November 1850 voorloopig bij de Stenographische inrichting geplaatst en verkreeg in 1852 een plaatsing als stenograaf bij de beide Kamers der Staten-Generaal, werd 1 Januari 1887 eerste stenograaf en verbleef zulks tot dat hij in Juni 1890 gepensioneerd werd. Volgens het gevoelen van deskundigen was hij voor zijn taak niet alleen een volkomen berekend ambtenaar, | |
[pagina 163]
| |
maar ontving steeds den grootsten lof voor zijn hoogst verdienstelijken arbeid op dit gebied. Door zijn bescheidenheid en hulpvaardigheid stond hij bij zijne mede-ambtenaren in hooge achting. Helaas, zijn zoo wel verdiende rust was niet van langen duur, daar hij die slechts ruim een jaar genoot. Reeds op jeugdigen leeftijd legde hij zich toe op het verzamelen van lakafdrukken en vond in de eerste handleiding, die op het gebied der wapenkunde in 1848 van de hand van wijlen Mr. L. Ph. C. Van den Bergh verscheen, een aanwijzing om zijne studiën op dat gebied door te zetten. Niet tevreden met die eerste handleiding, ontwierp hij het plan om een werk te schrijven, echter van meer omvang; hij vond daartoe een uitgever in den heer G.B. Van Goor te Gouda, en in 1856 verscheen zijn eerste werk op dat gebied, getiteld: ‘ Handboek der wapenkunde, bevattende: I. de geschiedenis der wapenkunde; II. de praktijk der wapenkunde; III. Register der wapens van den thans bloeienden adel, van de staatslieden en veldheeren van Napoleon I, van de beroemde personen uit vroeger en later tijd, enz.’ met platen in 8vo. Het fonds van dit werk werd na den dood van den uitgever verkocht en kwam in handen van den heer G. Theod. Bom, die 't zelfde werk van een nieuwen titel voorzag (1875), 't geen het vermoeden deed ontstaan, dat een nieuwe uitgaaf van dit uitmuntend Handboek het licht had gezien. Onnoodig om de belangrijkheid van dit nog altijd goede boek hier aan te toonen; voor velen was het een handleiding in den volsten zin van het woord en zal het steeds blijven voor hen, die de wapenkunde | |
[pagina 164]
| |
willen beoefenen. In 1860 maakte steller van dit artikel op 15-jarigen leeftijd kennis met dat werk; een veel oudere vriend, wijlen de kundige heer J.H. Van Dale, had de goedheid het hem te leenen en een paar jaar later maakte dat werk den grondslag uit van het thans bestaande genealogisch en heraldisch archief. Eenige jaren na de verschijning van het Handboek, gaf Rietstap een populaire schets in het tijdschrift ‘ Lectuur voor de Huiskamer’ getiteld: ‘Wapenkunde of Heraldiek’; overdrukken van die artikels zijn in een afzonderlijk kleed gehuld verschenen, en waren in der tijd verkrijgbaar voor slechts eenige stuivers. Reeds een jaar na de uitgaaf van het Handboek besloot Rietstap het licht te doen zien een ‘ Armorial des Pays-Bas, Recueil des armoiries de la Noblesse Neerlandaise’. De platen van de eerste aflevering werden bij E. Spanier gegraveerd en het werk zoude verschijnen bij Mart. Nijhoff; het bleef echter slechts bij ééne aflevering; wat oorzaak was, dat de arbeid niet werd doorgezet, bleef ons onbekend. Wel blijkt uit den prospectus en het voorbericht van die aflevering, dat het des schrijvers plan was om een nieuw verbeterd werk te geven van den Nederlandschen adel, tot den dag toe bijgewerkt; volkomen waar was dan ook zijn opmerking, dat de werken van Weleveld en O'Kelly verouderd waren. Onvermoeid werkte de steeds ijverige Rietstap door en was in staat om een viertal jaren later een werk uit te doen geven waarvan de wedergade in geheel Europa niet te vinden was - wij bedoelen zijn ‘ Armorial général, contenant la description des armoiries des familles nobles et patriciennes de l'Europe, précédé d'un dictionnaire des termes du blason. Gouda, 1861, G.B. Van Goor, gr. in 8vo. avec 5 cartes de blasons’. Gedurende | |
[pagina 165]
| |
vele jaren had hij uit alle mogelijke wapenboeken, van stamtafels en overal waar hij slechts wapens kon vinden, die aangeteekend en zoo geordend, dat zij alphabetisch gemakkelijk waren op te zoeken. Een tweede, veel vermeerderde en herziene uitgaaf verscheen drie en twintig jaar later; toen besloeg dat werk niet minder dan 2465 bladzijden, zeer compres gedrukt in twee kolommen en in twee 8vo deelen. Spijtig is het, dat hij niet heeft kunnen volvoeren wat bij die uitgaaf beloofd werd, n.l. een register op de wapenfiguren (Meubles héraldiques) Ga naar voetnoot1. De beoefening der wapenkunde had hij in al dien tijd meer populair doen worden en besloot in 1872 ook de geslacht- en zegelkunde in een afzonderlijk tijdschrift te behandelen, in een werk getiteld ‘ Heraldieke Bibliotheek, Tijdschrift voor wapen-, geslacht-, zegel- en penningkunde’; van 1872 tot 1877 verscheen dat werk in vier afleveringen per jaar bij H.L. Smits te 's Gravenhage, terwijl het in een nieuwe reeks van 1878-1882 werd uitgegeven bij Mart. Nijhoff. In dit tijdschrift komen van zijn hand vele oorspronkelijke of uit andere talen overgebrachte artikelen voor. Bij de gehouden tentoonstelling betreffende het Vorstenhuis Oranje-Nassau en de geslacht-, wapen- en zegelkunde, in de maanden Augustus en September 1880 te 's-Gravenhage gehouden, trad hij als lid der Commissie op en werkte vooral mede aan den Catalogus. Het plan, in 1857 opgevat, om den Nederlandschen Adel | |
[pagina 166]
| |
te behandelen, werd in 1880 door eene grootsche onderneming van J.B. Wolters (E.B. ter Horst) weder opgenomen. Toen toch verscheen de eerste aflevering van een groot folio werk, met gekleurde wapenplaten, getiteld: ‘ Wapenboek van den Nederlandschen adel. Met genealogische en heraldieke aanteekeningen’. Het prachtwerk werd opgedragen aan Z.M. den Koning en bereikte in 1887 zijne voltooiing. Dankbaar meldt de Samensteller in het voorbericht de medewerking, die hij onzerzijds ondervond, eveneens deed hij dit in de Préface van zijn Armorial Général, 2me édition. De laatste arbeid, dien hij op genealogisch-heraldisch gebied volbracht, verscheen in 1890, eveneens bij J.B. Wolters; wij bedoelen n.l. ‘ De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen adel’ - met drie registers: I van de wapenfiguren, II van de wapenspreuken, III van de geslachtsnamen. Daar dit verdienstelijk werk meer in het bijzonder voor Nederland bestemd was, deed hij het in onze moedertaal verschijnen. Uit de voorrede van dit werk blijkt, dat ook hij even als zooveel anderen, al zijne pogingen in het werk stelde om het verknoeien of veranderen van plaats- en familienamen tegen te gaan. Zijne opmerkingen daarover verdienen niet alleen door een elk, die eenigszins met plaats- of familienamen te doen heeft, maar ook door iedereen wel overwogen en behartigd te worden. In dit werk, voor zoover dit de wapens aangaat die daarin vermeld worden, is ook een proeve van beschrijving der wapens, naar hunne figuren gerangschikt, ten einde men, als de familienaam niet bekend is, uit de figuren kan opzoeken aan welke familie een wapen behoort. Eenige dagen na zijn overlijden is zijn laatste werk | |
[pagina 167]
| |
verschenen, insgelijks bij de firma Wolters uitgegeven, getiteld: ‘ Beknopt Aardrijkskundig woordenboek van Nederland en zijne Koloniën’, dat in geschikt formaat gedrukt, een uiterst gemakkelijk en nuttig handboek is. Onopgemerkt mogen wij niet laten bij al zijn verdienstelijken arbeid, dat het te betreuren was, dat hij zoo weinig zijn studeerkamer verliet, daar, indien hij zulks gedaan had, hij in openbare bibliotheken en archieven nog veel had kunnen vinden, ter aanvulling van zijn Armorial Général, in het bijzonder wat Nederland aangaat. Sedert jaren heeft hij zich, bij al zijne studie, nog als een trouw verslaggever doen kennen voor de Indische bladen. Omtrent zijn karakter kunnen hier de woorden volgen, voorkomende in zijn levensbericht ( Nederlandsche Spectator 1 Januari 1892): ‘Men kon met recht van Rietstap zeggen: daar zit geen kwaad haar in hem’. ‘Goed en dienstvaardig, eerlijk en bescheiden leefde hij stil voort, al bracht ook heraldische arbeid hem in aanraking met binnen- en buitenlandsche geleerden en aanzienlijken en al boden ook verschillende geleerde genootschappen hem het lidmaatschap aan. Slechts een enkele maal kon zijn schichtigheid overslaan tot een stoutheid, sterk afstekend bij den zachten blik, die schier altijd door zijn bril u tegenstraalde uit zijn helderblauwe, bijziende oogen. Rietstap was zoo gewetensvol, dat hij op een avond niet naar de Haagsche komedie wilde meêgaan, omdat er een epidemie uitgebroken was in Rotterdam, waar hij geboren was en familieleden had. En toen zijn vrienden, met wien hij ‘De Tijdstroom’ gedurende twee jaren geredigeerd had, overgingen naar ‘de Nederlandsche Spectator’, maakte hij alleen | |
[pagina 168]
| |
‘bezwaar hen te volgen, omdat hij zich zedelijk verbonden achtte aan den uitgever van het eerstgenoemde tijdschrift. Even stipt als van geweten, was hij ook nauwkeurig in zijn werk; nooit kwam hij er te laat meê, vast kon men er op rekenen zijne copie, in zijn breed, gelijkmatig, duidelijk handschrift, schier zonder eenige verandering of doorhaling, bij tijds te zullen ontvangen. Men kon Rietstap alleen overdreven stiptheid verwijten, artistieke onachtzaamheid was hem volkomen vreemd’. Zijn verdiensten werden slechts door één vorst erkend; de keizer van Oostenrijk schonk hem den 16den Februari 1882 de Groote Gouden Medaille voor kunsten en wetenschappen, voor de hulp en medewerking, die hij bij de uitgaaf van het belangrijke werk van Freidal ‘des Kaisers Maximilian I Turniere und Mummereien’, uitgegeven op last van keizer Frans Joseph I Ga naar voetnoot1, verleende. Verschillende Genootschappen erkenden zijne verdiensten, zoo o.a. was hij Eere-lid van het Genootschap ‘de Nederlandsche Leeuw’ te 's-Gravenhage, van den Verein ‘Adler’ te Weenen en van de ‘Herold’ te Berlijn. Zijn stoffelijk overschot werd op Zondag den 27sten December in stillen eenvoud op de algemeene begraafplaats aan den Scheveningschen weg bijgezet, in het bijzijn van eenige zijner oud-collega's, een groot aantal vrienden, alsmede eene deputatie van het Genootschap de ‘Nederlandsche Leeuw’, en van de Evangelisch-Luthersche Gemeente. De ondergeteekende sprak een kort woord te zijner gedachtenis. De tijd zal leeren, dat hij niet alleen voor den tijdgenoot maar ook voor de nakomelingschap gewerkt heeft. Zijn naam zal met gulden letteren geboekt blijven en zijn | |
[pagina 169]
| |
persoonlijkheid zal in dankbaar aandenken blijven bij allen, die hem gekend hebben, hetzij persoonlijk, hetzij bij briefwisseling. Zijn echt, te 's-Gravenhage op 16 September 1857 voltrokken met Johanna Maria de Haas, was kinderloos, zijn gade alsook zijn overige familiebetrekkingen blijven hem betreuren.
Oisterwijk. A.A. Vorsterman van Oyen. | |
[pagina 170]
| |
Lijst der voornaamste geschriften, 't zij oorspronkelijke of vertaalde. door J.B. Rietstap Ga naar voetnoot1.G. Bennet, De plichten der vrouw. Uit het Engelsch. Utrecht 1852. 2e uitgave 1856. 12o. Amy Harrington of de Zegepraal des geloofs. Naar het Engelsch. Utrecht 1852. gr. 8o. E. Ponsonby, Camilla de St. Maur, of de weg der beproeving. Naar het Engelsch. Utrecht 1853. gr. 8o. H.R. von Levitschnigg, De Montenegrijn. Tafereelen van de verdrukking der Christenen in Turkije. Uit het Hoogduitsch. Utrecht 1853. 2 deelen. gr. 8o. J.R. Béard, Toussaint l'Ouverture, de bevrijding der negers op Haïti. Naar het Engelsch. Utrecht 1853. gr. 8o. Met platen. | |
In: Het Buitenland, Verzameling van vertaalde romantische lectuur. Amsterdam 1854, enz.Cole, Mijn verblijf aan de Kaap de Goede Hoop. Belani, De Magijaren. 2 deelen. Gaskell, Cranford. Ellis, De familie Clifton. 2 deelen. Southworth, Het stralen eiland. 2 deelen. Kingston, De Albatros. 2 deelen. Langdon, Ida May. 2 deelen. (Miss Yonge), De erfgenamen van Redclyffe. 3 deelen. Warren, Verhalen.
Overwinning kroont den strijd. Een verhaal. Schiedam 1855. gr. 8o. Walter Scott, Moredun. Een verhaal omstreeks 1210, voorafgegaan door eene inleiding, behelzende de geschiedenis van het handschrift. Uit het Engelsch vertaald. Rotterdam 1855. 2 deelen. gr. 8o. | |
[pagina 171]
| |
Handboek der wapenkunde, bevattende: 1o. de geschiedenis der wapenkunde; 2o. de praktijk der wapenkunde; 3o. Register der wapens van den thans bloeienden Nederlandschen Adel, van de Staatslieden en veldheeren van Napoleon I, van de beroemde personen uit vroeger en later tijd enz. Met platen. Gouda 1856. gr. 8o. 2e (nieuwe titel-uitg). Amst. 1875. gr. 8o. Met 5 gelith. platen. Armorial des Pays-Bas. Recueil des Armoiries de la Noblesse néerlandaise. Lith. de E. Spanier. La Haye 1857. 1e Livr. folio avec pl. De Tijdstroom. Maandschrift gewijd aan letteren, wetenschap en kunst. Tiel 1858-1865. 1e-8e jaargang. 9e jaargang (Nieuwe Serie 1e jaargang) onder redactie van W.A.v.d. Wall Bake en H.J. Broers. Utrecht 1866. gr. 8o. Armorial Général, contenant la description des armoiries des familles nobles et patriciennes de l'Europe, précédé d'un dictionnaire des termes du blason. Gouda 1861. gr. 8o. avec 5 cartes des blasons, lith. Beknopte geschiedenis van Nederland. Leer- en leesboek voor de middelbare en lagere scholen. Amst. 1861. 2e verb. druk 1868. 12o. 1e stuk: van Nederlands oudste geschiedenis tot aan de afschudding van het Spaansche juk. 2e stuk: van de republiek der Vereenigde Nederlanden tot op den tegenwoordigen tijd. W.M. Thackeray, De lotgevallen van Philip op zijn weg door de wereld. Uit het Engelsch. 1864. 2 deelen. gr. 8o. Met gelith. titelvign. De Wereldbol, De jongste zee- en landreizen volgens W. Harnisch, F. Heinzelmann en anderen, aan Neêrlands volk verhaald. Gron. 1866-1871. 2 deelen. roy. 8o. Met gekl. platen. (N. Serie) 1880-82. Wood (Mildred Arkel). Naar het Engelsch. Deventer 1866. 2 deelen. gr. 8o. Met gelith. titelvignet. De oorlog (Duitschland-Italië). Onder redactie van A. Ising. Rott. 1866. gr. 4o. 12 gelith. platen. O. Müller, Twee Zondaars aan één hart. Naar het Hoogduitsch. Tiel 1866. gr. 8o. Met gelith. platen. Het Buitenland. Romantische lectuur voor iedereen. Arnhem 1866-1870. kl. 8o. No. 3. De Vorst der Peons of de avonturen van Putnam-Pomfret in Mexico. Naar het Engelsch. Het Noorden van Europa, Reizen door Denemarken, Zweden, Noorwegen, de Faroër-eilanden, IJsland en Siberië. Groningen 1868. gr. 8o. Met platen. (Afzonderlijke uitgave van de Wereldbol, deel I). Leerboek der Stenographie (naar Gabelberger's stelsel) bewerkt voor zelfonderricht en ten gebruike op inrichtingen van onderwijs. 's Hage 1869. 8o. E. Leclercq, Geschiedenis van het tweede Fransche Keizerrijk van Ham tot Wilhelmshöhe. Naar het Fransch. Zwolle 1871. gr. 8o. Uit vreemde landen. Keur van de meest belangrijke beschrijvingen van den nieuweren tijd. Voor Nederland bewerkt. Arnhem 1872, 1873. | |
[pagina 172]
| |
8o. 1e jaarg. 1e deel: C.F. Appun, Reis door Venezuela; 2e deel: A.H. Carlisle, Reis rondom de wereld, gedaan in 1870; 3e deel: R. Byron Johnson, Avonturen in Britsch-Columbia en op het Vancouver-eiland. Heraldische Bibliotheek. Tijdschrift voor wapen-, geslacht-, zegel- en penningkunde 1872-83. 10 deelen. 's-Gravenhage. 8o. Wapenboek van den Nederlandschen Adel, met genealogische en heraldische aanteekeningen. Teekeningen van J. Wenning Yzn. Chromolith. van de firma J.H. van de Weyer. Opgedragen aan Z.M. den Koning. Gron. 1880-1887. Met 52 platen, ieder met 6 wapens in kleuren gedrukt. Armorial général précédé d'un dictionnaire des termes du blason, 2e édition refondue et augmentée. Gouda 1883-1886. 2 deelen. roy. 8o. Met 7 platen. De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederl. adel. Met drie registers. Groningen 1890. gr. 8o. Beknopt aardrijkskundig woordenboek van Nederland en zijne Koloniën. Groningen 1892. (in 2 kolommen). post 8o. |
|