| |
| |
| |
Levensbericht van Jacques Arnould Obreen.
Den 29sten Januari 1877 overleed ten huize zijner ouders te Leiden de heer Jacques Arnould Obreen, oud-Kapitein der Infanterie. Ontbrak hem gedurende zijne militaire loopbaan de gelegenheid, om op schitterende wijze blijk te geven van de hem eigen talenten; liep zijn leven, schijnbaar slechts opgemerkt door zijne naaste betrekkingen en vrienden, stil ten einde, toch was het in onderscheiden opzichten merkwaardig, inzonderheid als protest tegen het leven naar sleur en gewoonte, waardoor zooveler kracht verlamd wordt en nutteloos verloren gaat. Gaarne maak ik van de gelegenheid gebruik, mij door het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde geboden, om door het geven van een levensbericht, in den geest der statuten van de Maatschappij, den afgestorvene meer algemeen te doen waardeeren in den kring harer leden, waartoe ook hij sedert 1871 heeft behoord.
Obreen werd den 30sten November 1838 geboren uit het huwelijk van Mr. Herman Obreen, notaris te Leiden, en Vrouwe Augustina Gerardina Wilhelmina Besier, doch- | |
| |
ter van den Kolonel, Commandant van het Korps Mariniers, J.A. Besier, naar wien hij de namen Jacques Arnould ontving.
Door zijn vader bestemd voor Academische studiën en daartoe aanvankelijk opgeleid aan het Leidsch gymnasium, boezemde hem het voorbeeld zijns grootvaders grooten lust in voor de militaire loopbaan, en zoo kwam hij, na bijzondere voorbereiding op eene kostschool te 's Heerenberg, in 1855, als cadet op de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Na volbrachte studiën werd hij in 1859 benoemd tot 2de Luitenant bij het 3de Regiment Infanterie te Maastricht en reeds in 1861 bevorderd tot 1ste Luitenant. Reeds in dien tijd gaf hij blijk van zijnen lust tot het voortzetten zijner studiën en vervaardigde hij ten dienste van het onderwijs der onderofficieren, dingende naar den rang van Officier, uittreksels uit handboeken over de algemeene geschiedenis, die, in later jaren onder den titel van Beknopt overzicht van de oorlogen van 1789 tot op onzen tijd verzameld, in 1869, door hem uitgegeven werden bij A.W. Sijthoff te Leiden.
De begeerte tot het vermeerderen zijner kennis deed hem in 1865 eene plaatsing verwerven bij de toenmaals aan de Militaire Academie verbonden applicatieschool van officieren; - eene plaatsing, die door een toevalligen samenloop van omstandigheden een beslissenden invloed op zijn levensloop heeft geoefend. Aan de applicatieschool vrijgelaten in de keuze van een te behandelen krijgskundig onderwerp, tot het leveren eener bijdrage over de ontwikkeling der tactiek en strategie na de groote omwenteling in de techniek der vuurwapens en in de middelen van vervoer en gemeenschap, koos hij eerst de krijgsgebeurtenissen in Denemarken in 1864, maar toen het bleek, dat dit onderwerp reeds in bewerking was door een zijner medeleden aan de applicatieschool, vestigde hij zijne aandacht op den Noord-Amerikaanschen oorlog van 1861. Door de behan- | |
| |
deling van dit grootsche drama spoedig aangetrokken en geboeid, toonde hij dat eene oppervlakkige studie hem niet kon bevredigen. Niet alleen de bronnen, die de Academie hem verschaffen kon, maar een groot aantal andere, die hij met geldelijke opoffering verkreeg, werden met nauwgezetheid door hem geraadpleegd en vergeleken, en na korten tijd had hij in een aantal schetsen de grondslagen vervaardigd voor eene serie van opstellen, die achtereenvolgens in de Militaire Spectator werden opgenomen.
Na het eindigen zijner studiën aan de applicatieschool, in 1865, werd hij geroepen tot een werkkring aan de Koninklijke Militaire Academie. Hem werd bij die inrichting een gedeelte van het onderwijs in de Nederlandsche taal- en letterkunde en de algemeene geschiedenis opgedragen. Toen vestigde hij zich te Breda en trad hij in den echt met Mejuffrouw Maria Machteld van Herwerden, uit welk huwelijk een drietal kinderen werden geboren. Slechts korten tijd mocht hij zijne gade bezitten; reeds in het voorjaar van 1869 openbaarde zich bij haar de kiem eener ongeneeslijke ziekte, die na langzaam en smartelijk lijden op eersten Kerstdag van hetzelfde jaar een einde aan haar jeugdig leven maakte. In zijn werkkring, dien hij steeds met grooten ijver vervulde, en in den arbeid aan zijne schetsen over den Noord-Amerikaanschen oorlog vond Obreen eenige afleiding voor het leed, dat zoo spoedig en met zoo groote hevigheid zijn huiselijk geluk kwam verwoesten. Maar toen de slag gevallen was, en hij zich verlaten en eenzaam gevoelde, werd het leven in Breda's omstreken hem te moeielijk, en dit nam toe, toen hij, door het verminderen van het aantal leeraren aan de Academie, wederom in den gewonen dienst bij het 6e Regiment Infanterie moest terugkeeren, - een dienst, die geheel onevenredig was aan zijne werkkracht. Nu rijpte bij hem het besluit om van nabij het land en het | |
| |
volk te gaan zien, waarmede hij in de laatste jaren, al schrijvende over den Amerikaanschen oorlog, zoo vervuld was geweest. Inmiddels nog tot herstel zijner geschokte gezondheid in het Ginneken wonende, werkte hij zijne schetsen over dien oorlog breeder uit en verzamelde hij ze in een boekdeel, dat in 1871 volledig in 't licht kwam bij A.W. Sijthoff te Leiden onder den titel van: de Noord-Amerikaansche oorlog van 1861-1865. Tot dusver is dit het eenigste krijgskundige werk in onze taal over dien geduchten burgeroorlog. In vele opzichten bezit dit geschrift eene blijvende waarde, en duidelijk toonde het dat de schrijver iemand was, die aan het talent eener gemakkelijke schriftelijke voordracht een geest van onderzoek paarde, die zich niet licht door moeite en bezwaren liet afschrikken. In het voorjaar van 1871 ondernam hij de voorgenomen reis naar Noord-Amerika, voornamelijk om ter plaatse zelve te beoordeelen of zijn voornemen om het vaderland en de oude wereld te verlaten en eene betere, naar zijne levensopvatting aangenamer toekomst te zoeken in het vrije Noord-Amerika voor verwezenlijking vatbaar zou zijn. Slechts kort, misschien te kort, bleef hij daar vertoeven. In het vaderland teruggekeerd was hij nog meer ingenomen met het Amerikaansche leven, dan toen hij de reis begon, en hoezeer hem kennis en bedrevenheid in landbouwzaken en handel geheel ontbraken, was dit voor hem geen bezwaar om het leven in Holland vaarwel te zeggen en zelfs krachtige pogingen aan te wenden om andere landgenooten tot emigratie naar Noord-Amerika te bewegen. In het najaar van 1871 gaf hij een bondig geschrift uit onder den titel van: Opwekking tot landverhuizing naar de republiek der Vereenigde Staten van Noord-Amerika (A.W. Sijthoff te Leiden). Eene enkele zinsnede daaraan ontleend moge zijne toenmalige geestdrift, zijne goede bedoelingen en de drijfveeren zijner handelingen doen kennen. ‘Wij hechten voor den lezer | |
| |
vooral waarde aan cijfers,’ zoo schreef hij, ‘en die roepen luide genoeg tot den ambachtsman en den landbouwer: trek daarheen en begin een nieuw leven; ontvlucht de doodende concurrentie, den slecht betalenden patroon, de bekrompen, ongezonde woning, den gevaarlijken tijdgeest, die tot genieten aanspoort waar de middelen ontbreken, de oorlogen der vorsten, de grèves der werklieden, het woelen der Internationale. Bereid u een ander te huis, waar gewerkt wordt, niet maar om u den mond open te houden, maar om goed gevoed, goed gekleed en goed gehuisvest te zijn; kies u een tweede vaderland, waar de beginselen van vrijheid en gelijkheid ruimer zijn toegepast, waar allen aandeel hebben aan de behandeling van rgeeringszaken, waar allen tot alle betrekkingen benoembaar zijn, waar ge in de ontwikkeling uwer krachten en gaven en in het volgen uwer goede neigingen niet belemmerd wordt door slender- en jansaliegeest’.
Dadelijk na zijne terugkomst uit Amerika vroeg Obreen zijn ontslag uit den krijgsdienst, en nadat hem dit op de meest eervolle wijze, met toekenning van den kapiteinsrang, op 28 October 1871 was verleend, trad hij den 8sten November daaraan volgende ten tweeden male in het huwelijk met Mejuffrouw Maria Adriana Cornelia Speenhoff. Daarna begon hij zich gereed te maken om met zijn gezin te vertrekken naar Noord-Amerika, waar hij eene landbouwonderneming wilde tot stand brengen. In Mei 1872 verliet hij het vaderland en reeds in Januari van het volgende jaar was hij met zijn gezin gevestigd te Santa Rosa in de vallei Sonoma (County Californië). Onder moeielijke omstandigheden werkte hij daar aan de verwezenlijking zijner plannen voor eigen welstand en voor hen, die hem in 't nieuwe vaderland gevolgd waren. Voor zijne vroegere landgenooten bleef hij zijne belangstelling toonen door hen te waarschuwen tegen pogingen, door de Noord-Amerikanen in het werk gesteld, om Nederlandsche landver- | |
| |
huizers naar Minnesota te trekken. Zijn brief in No 69 van het Vaderland, van 21 Maart 1873, is daarvan de welsprekende getuige.
Hoezeer hij zich door geestesgaven, welwillenden omgang en goede trouw weldra vele vrienden in het onbekende land verworven had, bleek het na korten tijd, dat hij de voornaamste eigenschappen van den Noord-Amerikaanschen pionier miste. Zij, die ter vestiging der landbouw-onderneming met hem kwamen, waren spoedig teleurgesteld en gingen heen, en terwijl hij onder steeds ongunstiger omstandigheden voortwerkte, werden zijne krachten naar lichaam en geest ten laatste zoo hevig aangetast, dat hij den strijd niet langer kon volhouden, zijne onderneming moest opgeven en terugkeeren naar Nederland. Den 20sten December 1876 bereikte hij de ouderlijke woning te Leiden, in zulk een toestand dat zijn levenseinde nabij scheen te zijn. Reeds den 29sten Januari daaraanvolgende legde hij aldaar, na liefderijk verpleegd te zijn door zijne naaste betrekkingen, het moede hoofd ter ruste.
Wel was zijn leven rijk aan vele en groote teleurstellingen; wel doorleefde hij op smartelijke wijze den ondergang zijner schoonste illusiën, zoodra hij met de werkelijkheid der wereld in aanraking kwam, - nogtans bleef hij op waardige wijze volharden in pogingen om door eigen arbeid en inspanning eene goede toekomst zich te openen en voor anderen te zorgen. Dat zijn naam een goeden klank had behouden te midden der bevolking, onder wie hij drie jaren werkzaam was geweest, bleek kort na zijn overlijden uit eene beknopte necrologie, voorkomende in de Santa Rosa Democrat van 26 Februari 1877. Na eenige berichten omtrent zijn levensloop en zijne werken wordt daarin getuigd, dat ‘Captain Obreen was a man of fine natural attainments improved by education. His Californian friends will cherish a pleasant recollection of him.’
| |
| |
Moge dit eenvoudige levensbericht er toe leiden om menige goede herinnering aan hem ook hier levendig te houden en zijn naam te bewaren in den kring der leden onzer Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde.
Kampen, Januari 1878.
A. Pompe.
|
|