Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1876
(1876)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 103]
| |
Levensbericht van Dr. Gomarus Franciscus van Dommelen.Toen ik hem, - in de jaarlijksche algemeene Vergadering onzer Maatschappij van den 20. Junij, 1872, - als Candidaat tot het Lidmaatschap voordroeg en hij als ons Medelid werd aangenomen, had niemand, zeker, zich kunnen voorstellen, dat die krachtige man, pas even 60 jaren oud, uit zijn wijden werkkring, uit ons midden, van het hart der zijnen en van talrijke vrienden en vereerders, door den dood zoo spoedig en zoo plotseling zou worden weggerukt! - en toch, na nog geen vier sinds verstreken jaren, wordt mij reeds de treurige, maar tevens aangename vriendentaak opgedragen, om aan zijne nagedachtenis een woord van hulde toe te brengen voor de Jaarboeken der Leidsche Maatschappij. Ik zal, met het oog op het uitsluitend dáárvoor vereischte, hieraan thans voldoen, door meê te deelen, dat hij den 16. Juli, 1813, te Utrecht werd geboren. Zijne ouders, in den koopmansstand bedrijvig, waren Hendrik Van Dommelen en Anna Maria Stüber, die hun veelbelovenden zoon, na zijne eerste opleiding tot de studie aan | |
[pagina 104]
| |
het Utrechtsche Gymnasium, den 15. Maart, 1830, zagen opnemen als Kweekeling in het Rijks-Hospitaal, en ruim anderhalf jaar later - 10 November, 1831, - benoemen tot tijdelijk Officier van Gezondheid 3e klasse, bij de Garnizoensen Hospitaals-dienst, te Utrecht-zelf. - Drie jaren later, - 22 September, 1834, kreeg hij, als 3e klasse, eene aanstelling tot Officier van Gezondheid bij de Batterij Rijdende Artillerie. Den 4. Maart, 1839, bekwam hij den rang van Tweede, en, bij een zwaar concours van bekwame Adspiranten voor twee vacante plaatsen, den 2. April, 1850, hoogst eervol, met Dr. Van Hasselt, dien van Eerste klasse, in welke betrekking hij den 5. Juni, 1867, tot Eersten Officier van Gezondheid bevorderd werd. Den 15. Mei, 1849, was hij, met eene dissertatie: de stricturâ urethrae, publiek, te Leiden, tot Doctor in de Genees- en Heelkunde gepromoveerd. - Den 25. Maart, 1872, in den rang van Kolonel gepensionneerd, is hij den 14. Januari van het jaar 1875, te 's Gravenhage, overleden. Hij was, sedert 1840, Eerelid of Corresponderend Lid van achttien Wetenschaplijke Genootschappen en Maatschappijen, zoo binnen- als buitenslands, meestal de Genees- en Heelkunde, met daaraan verwante vertakkingen, ten doel hebbende; doch hieronder komen ook voor het Noord-Brabantsche en het Zeeuwsche Genootschap, gelijk mede onze Leidsche Maatschappij, op grond niet slechts van zijne hoogst-verdienstelijke vakwerken, maar meer bijzonder wegens zijne Geschiedenis der Militaire Geneeskunde, een zéér lezenswaardig Boek, door hem in 1857, te Nijmegen, uitgegeven, en waarbij nog vermeld moeten worden zijne Herinnering aan J.N C. BastingGa naar voetnoot1, en Het leven van den Eersten Officier van Gezondheid der Eerste klasse Rodi de Loo, welke beide geschriften, ook uit een let- | |
[pagina 105]
| |
terkundig oogpunt, verdienen te zijn genoemd. Zijn Essai sur les moyens de transport et des secours en général aux blessés et malades en temps de guerre, werd op de tentoonstelling van het Roode Kruis, te 's Gravenhage, met den gouden Eerepenning, en daarna, te Weenen, met de Verdienstmedaille bekroond. - Vooral dit, en zijn Werk over de Geschiedenis der Militaire Geneeskunde, hierboven genoemd, zijn van blijvende waarde, terwijl het eerstgenoemde hem de Ridderteekenen van Pruissens Rooden Adelaar, van Italië's Kroon, en der Frans-Jozefs-Orde van Oostenrijk, allen in 1870, ten deele vallen deed. - Het Ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw verwierf hij reeds veertien jaar vroeger, door zijn kloekmoedig en menschlievend verplegen der vreeslijk verwonde officieren en soldaten, ten gevolge van het springen eeniger granaten in het laboratorium der Artillerie, te Nijmegen. Van Dommelen was een man van stalen volharding en onbegrensden ijver, zoo in zijne studiën, als in zijne dienstbetrekkingen; vandaar dat hij, in een tijdvak van nog zoo weinig ontwikkelingsmiddelen, als Kweekeling voor de Geneeskundige Dienst optredende, grootendeels alles alléén aan eigen naspeuringen en vlijt te danken had, wat hij goeds en nuttigs en bijzonders in zijne eervolle betrekking en loopbaan heeft verrigt. - Zijn menschlievend gemoed uitte zich vooral in de roemvolle zaak van het Roode Kruis, dat hem dan ook de vanwege Prins Hendrik der Nederlanden uitgeloofde Medalje voor het beste Werk in die rigting deed toewijzen, benevens nog een zilveren Eerepenning voor zijne ijverige medehulp, bewezen aan de Nederlandsche Committé's. Zijne in Januari en Februari, 1870, te 's Gravenhage en Utrecht, voor de Leden van het Roode Kruis, ook met hunne dames, op uitnoodiging van het Bestuur gehouden, en aan Dr. Bosscha, den Voorzitter, opgedragen Rede: Over de | |
[pagina 106]
| |
noodzakelijkheid der uitbreiding van het getal Ziekenverplegers en Ziekenverpleegsters door de Vereenigingen onder het Roode Kruis, en te 's Gravenhage, in 1871, uitgegeven, moge en zal ook stellig als een vroom gedenkteeken van 's mans helderen geest en edel hart voor de vergetelheid, in eere, blijven bewaard. - De Vereeniging tot bevordering der Geneeskunde in Nederlandsch Indië bragt hulde aan Van Dommelens verdienste, door zijne benoeming tot Corresponderend Lid, den 10. Januari, 1875, en alzoo slechts vier dagen vóór zijn diepbetreurden dood. - In het Weekblad ‘Pro Patria’ schreef Dr. M.W. Gori een kort, maar hartlijk woord over den edelen Militairen Arts, onder het zinrijke motto: goed doen en nuttig zijn. Wij schrijven de laatste drie regels daarvan af: ‘Keizers en Koningen hebben hem met Eereteekenen begiftigd, doch het schoonste, meest-blijvende gedenkteeken staat voor hem opgerigt in ons hart, waarbij wij dikwijls willen neêrzitten, om rouw te bedrijven.’ De Koning en de Staat verloren in Van Dommelen een getrouw-verknochten Dienaar, de armen een waren Weldoener, zijne Gade en kinderen een liefdevollen Echtgenoot en VaderGa naar voetnoot1, zijne talrijke Patiënten onder alle standen der maatschappijGa naar voetnoot2 een zorgrijken Arts, zijne ontelbre Vrienden een trouw en eerlijk Hart, geheel Nederland een waardigen Burger.
Bij Van Dommelens teraardebestelling, schreef ik deze, hem kenmerkende, regelen, op een herinneringsblad, waar- | |
[pagina 107]
| |
boven zijne sprekend-gelijkende fotografische afbeelding staat geplaatst. Godvreezend, bovenal, en dáárdoor trouw verknocht
aan Vorst en Vaderland; naauwlettend op zijn pligten;
die in zijn huisgezin den rijksten zegen zocht,
en nimmer moê werd van 't veelvuldig goeds verrigten;
door Koningen vereerd, door de Armen luid beweend,
om de onverpoosde hulp en bijstand in hun lijden;
gesierd met lauwren, door de Wetenschap verleend;
een Arts, den krijgsman tot een heul bij vrede en strijden:
ziedaar, Van Dommelen, uw beeld voor 't oog gemaald
van Echtgenoote en Kroost, van Maag en Vrienden tevens,
en is uw stofkleed hier in 's aardrijks schoot gedaald,
uw ziel verkwikt zich aan de bron des eeuwgen levens.
Te Deventer, den 25. Januarij, '76.
Dr. Wap. |
|