Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1869
(1869)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 44]
| |
Levensbericht van Mr. Jacob van Lennep.Indien de uitnoodiging tot mij gericht, van wege het Bestuur van de Leidsche Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, om voor hare ‘Handelingen’ een levensbericht te schrijven van haar ontslapen medelid, Mr. Jacob van Lennep, in dien zin moest worden opgevat, dat zij het verlangen inhield naar eene grondige, critische beschouwing, eene studie van den beroemden dichter en schrijver en zijne werken, de aanvaarding dier taak zou niet van vermetelheid zijn vrij te pleiten, nadat meer dan één begaafd letterkundige van Lennep op meesterlijke wijs, ook in een vreemde taal, voor den buitenlander geschetst en aan zijne verdiensten recht gedaan heeft. Maar ik heb gemeend mij op nederiger standpunt te kunnen plaatsen, van waar ik, zooal niet met den scherpen, alles omvattenden blik van bedoelde letterkundigen mijn onderwerp beheerschende, toch het beeld van van Lennep zoodanig in het oog mocht vatten, en in eenige trekken weder geven, dat het voor vrienden en vereerders herkenbaar ware, en mijn opstel geen geheel | |
[pagina 45]
| |
onwaardige bladzijde vullen zoude van de ‘Handelingen’ onzer Maatschappij, waarin de levensschets van van Lennep allerminst ontbreken mocht. Terecht zeide Réville, dat van Lennep's dood algemeen, van het eene einde des lands tot het andere, een smartelijken indruk heeft te weeg gebracht. Niemand toch was meer bekend, niemand zoo populair als van Lennep. Dit had hij allereerst te danken aan zijne groote gaven, waardoor hij als Dichter, als Geschied-, Letter- en Oudheidkundige, als Geleerde uitblonk; maar ook niet weinig aan de omstandigheden, waaronder hij, voornamelijk als Dichter, optrad, en aan zijne persoonlijkheid. Gelijk in alles, zoo heerscht ook op 't gebied van kunst een afwisselende smaak; en hoewel het niet te ontkennen valt, dat alleen dat, wat den stempel draagt van 't waarachtig schoon, blijvende waarde heeft, zoo is het toch zeker, dat de vorm, als die nieuw is, niet weinig aantrekt en behaagt. Nu ontstond voor een veertig jaren, vooral in 't naburige Frankrijk, de strijd tusschen het Classicisme en het Romantisme. Van Lennep, ofschoon door opvoeding en voorbeelden van Vader en Grootvader streng classiek, zoodat hij zich zelfs in zijne vertaalde Romantische drama's: Marino Faliëro en Fiësko, geen de minste afwijking van den classieken vorm veroorloofde, van Lennep voelde zich toch onweêrstaanbaar aangetrokken door alles, wat de nieuwere Romantiek, vooral wat Byron, Walter Scott en anderen opleverden; en zie, daar trad hij op met zijn ‘Legenden’, die om hare vloeiende versificatie, het schetsen van dramatische toestanden en van karakters, alles aan de geschiedenis des vaderlands ontleend, algemeen gretig ontvangen werden, en het publiek, vermoeid door de niet zelden langgerekte gedichten, waarin de een of andere maatschappelijke of christelijke deugd, de handel, de nijverheid en dergelijke, in deftige alexandrijnen bezongen werden, vond een aangename afwisseling en verpoozing in 't lezen dier verhalen, welke | |
[pagina 46]
| |
spraken tot gevoel en verbeelding. - Nog iets: het oproer in België brak uit. De niet tijdig gedoofde vonk sloeg weldra over tot lichtelaaie vlam. De opstand in het Zuiden werd algemeen. Het Noorden schaarde zich met nooit geziene trouw en volharding om den troon van Nassau, en wierp een stalen borstweer op tegen den vloed der omwenteling, opgezet en versterkt door de vreemde Mogendheden. Dichters en Redenaars vuurden den ontwaakten volksgeest aan, en op den adem hunner toonen, verhief zich de vaderlandsliefde tot een heilige vlam. Maar te midden dezer Tyrtaeus-zangen zweeg het vaderlandsch tooneel, de natuurlijke kweekhof van vaderlandsche gezindheden en edele gevoelens. Door den invloed van het groote drama, dat in de werkelijkheid gespeeld werd, stond het tooneel ledig en verlaten. Een verklaarbare schroomvalligheid deed, in de eerste dagen der omwenteling, vreezen in den schouwburg tot, wie weet welke demonstratiën aanleiding te geven. Daar trad van Lennep op met een tooneelstukje, een waar gelegenheidsstuk, maar uit het hart der plaats hebbende gebeurtenissen gegrepen. Hij had daarin de juiste snaar getroffen, die in 't hart des volks weêrklonk, en men kon zich niet verzadigen van 't aanschouwen van ‘Het dorp aan de grenzen’, dat meer dan twintigmalen achtereen voor een stampvolle zaal werd opgevoerd, en den lof des schrijvers op aller tong deed zweven, hoe weinig eigentlijk gezegde kunstwaarde aan dit tooneelstukje, volgens zijn eigen gulle bekentenis, moest worden toegekend. Is het wonder, dat het algemeen op den auteur van dit, en andere gelegenheidsstukken, die alle hetzelfde fortuin haddenGa naar voetnoot1, in die bange maar roemvolle dagen, de oogen vestigde, wiens groote diensten aan de algemeene zaak bewezen, ook weldra met het Ridderkruis door Neêrlands Koning erkend werden? En wie was, hoe vertoonde zich de man, aan wien de | |
[pagina 47]
| |
menigte zoo onverholen blijken van achting en eerbied betoonde, wien op nog jeugdigen leeftijd, zoo veel onderscheiding te beurt viel? Wikkelde hij zich in den mantel van zijn roem, en zag hij, van het verheven standpunt, waarop volks- en vorstengunst hem plaatste, met innig zelfbehagen en een genadigen glimlach op zijn vereerders neder? - Van Lennep was en bleef de ronde, goedhartige, echt jolige Hollander, die zich in elken kring even gemakkelijk bewoog; voor elk, ook den minst aanzienlijke, een vriendelijken groet over had, voor iedereen, die raad of terechtwijzing van hem verlangde, toegankelijk; en wat meer zegt, niet rustende, niet inslapende op de verkregen lauweren, maar zich onophoudelijk oefenende, en door meer en meer degelijke voortbrengselen van zijn onuitputtelijk vernuft het publiek aan zich boeiende. - Zoo verhief hij zich tot een der vruchtbaarste en invloedrijkste schrijvers en dichters van zijn land. Bij het klimmen zijner jaren en het steeds aanwassen van zijn roem, bleef dezelfde rustelooze werkzaamheid hem bij, niet slechts op letterkundig, maar ook op allerlei gebied: in zijn ambtsbetrekking, in zoo menige onderneming tot heil van stad of land, in allerlei kringen van wetenschappelijken of kunstbeoefenaars, als medewerker aan onderscheidene geschriften, in de vergaderzaal der volksvertegenwoordigers; daarbij veel gezien in gezellige bijeenkomsten, waar hij niet zelden, door zijn opgeruimde stemming, door vrolijke, nimmer kwetsende scherts en luim, het middelpunt, de ziel van was; een vraagbaak voor oud en jong, en met den schat zijner kennis en belezenheid elkeen ten dienst staande, zoodat men zich niet zelden afvroeg: waar van Lennep den tijd van daan haalde, om zooveel geschriften en omvangrijke werken saam te stellen als van hem het licht zagen? Is het wonder, dat zulk een man, ook in gevorderden leeftijd, met zijn belangrijk voorkomen, met zijn rijzige, breede gestalte, zijn scherp geteekend, maar innemend gelaat, met dat levendige, altijd lachende oog, met dat hooggewelfd voorhoofd, door lange, | |
[pagina 48]
| |
grijze hairen gedekt, de lieveling werd, niet slechts van zijn naaste betrekkingen, maar ook van het groote publiek? Niets kon hem, den bij uitnemendheid humanen geleerde en letterkundige, de algemeene welwillendheid ontrooven, al kon ook hij het bekende: homo sum, nihil humani alienum a me puto, op zich toepassen; en zooal de stem der critiek zich verhief, zij vond zelden weerklank, of werd spoedig verdoofd door den lof, welke van alle zijden voor den geliefden schrijver opging. Doch het wordt tijd een en ander uit de levensgeschiedenis van Mr. Jacob van Lennep mede te deelen.
Hij werd geboren te Amsterdam, den 24 Maart 1802. Zijn vader was de beroemde Hoogleeraar David Jacob van Lennep, wiens leven, benevens dat van zijn grootvader Cornelis van Lennep, door onzen Dichter, met bijvoeging van de verzamelde gedichten van beiden, in een uitvoerig werk beschreven is, dat, behalve voor de geschiedenis van het geslacht van van Lennep, ook als bijdrage tot de kennis der staatkundige gebeurtenissen sedert 1750, als hoogst belangrijk mag beschouwd worden. Zijne moeder heette Cornelia Christina van Orsoy, die ook, van vaders en moederszijde met geslachten verwant was, wier leden, ofschoon handelaren en bankiers, òf als letterkundigen, òf als smaakvolle voorstanders en verzamelaars van voortbrengselen van natuur en kunst, bekend en beroemd waren. Uit zulke ouders en voorouders afstammende, en van zijn vroegste jeugd af deelende in den leerrijken omgang van mannen als Elout, F.W. Boers, Kemper, Falck, ten huize van zijn vader, was het te verwachten, dat de aanleg, welken de jeugdige van Lennep als kind reeds toonde, zich gelukkig zoude ontwikkelen; en die verwachting werd niet slechts bevredigd, maar in ruime mate overtroffen. Door zijne moeder, meestal ziek en zwak, zelve onderricht, was hij reeds als kind van vier jaren bedreven in lezen en schrijven, waarvan ik door de welwillendheid van | |
[pagina 49]
| |
een vereerder en verzamelaar van van Lennep's werken,Ga naar voetnoot1 de bewijzen in handen heb gehad; en op zijn vijfde jaar, toen hij ter schole gezonden werd, ook reeds vrij goed met de Fransche taal bekend. Op de school van den Heer Deeleman, werd zijn zucht voor het lezen van Fransche schrijvers en dichters niet weinig aangewakkerd, vooral van la Fontaine, wiens fabelen de meester zijn jeugdigen leerling van buiten deed leeren. Immers, de smaak voor verzen was van Lennep aangeboren. Op zijn vijfde jaar had hij den ‘Gijsbrecht van Aemstel’ met zijne ouders in den schouwburg zien vertoonen, en na herhaalde lezing, kende hij het geheele stuk van buiten. Al de overige Hollandsche dichters, van Hooft, Cats en Vondel af tot de modernen toe, las hij herhaalde malen; ook Corneille, Racine, Molière, Rousseau, Voltaire; Rollin's Algemeene Geschiedenis en Hume's Historie van Engeland kende hij grondig; maar het tooneel en de tooneelschrijvers boeiden hem bovenal. Nog als knaap dweepte hij met Shakespeare, en tooneelstukken te vervaardigen en met zijne speelmakkers te vertoonen, was zijn grootste lust op een leeftijd, dat anderen zich nog alleen met hoepel of tol vermaken. Met zooveel belezenheid, hoewel dan wat onordelijk en verward in het hoofd, werd hij op zijn dertiende jaar ter Latijnsche school gezonden, toen bestuurd door den Rector Herman Bosscha. Hij zelf erkent, daar niet zooveel vorderingen gemaakt te hebben als men verwacht had. De knaap toch, die de oude schrijvers uit vertalingen kende, en ze alzoo spoedig meende te verstaan, die zoo bekend was met Geschiedenis, Aardrijks- | |
[pagina 50]
| |
kunde en Mythologie, die zooveel aangeleerd had uit de boeiende verhalen van de talentvolle juffrouw Waegeli, vroeger de Gouvernante zijner tantes, kon weinig behagen vinden in de dorre, grammaticale regelen, het leeren van vragen over geschiedenis of geographische verdeelingen, waarmede hij zich op de schoolbanken moest bezig houden. Geen wonder, dat hij met zekere gejaagdheid de vervelende taak afwerkte, om zich met te meer ijver en lust aan zijn lievelingswerk, het vervaardigen van treurspelen of heldendichten (kleinere dichtstukken vielen niet in zijn smaak) neer te zetten. Intusschen, met hoe weinig zelfvoldoening hij gewaagt van zijn werken op de Latijnsche school, en al ziet hij met zekere minachting neder op de Latijnsche verzen, waarmede hij de school verliet, (‘de laatste’, zegt hij, ‘aan wier moeizame samenstelling ik mij heb schuldig gemaakt’) zoo had hij den tijd, dáár doorgebracht, niet gansch nutteloos besteed, en was hij genoegzaam in de oude talen enz. bedreven, toen hij zich als student liet inschrijven. Het is waar, ook van zijn studiën aan de Hoogeschool spreekt hij met weinig ophef, en hij getuigt van zich zelven, dat hij zich minder afgaf met de dictata der Professoren, dan met het schrijven van dichtstukken, en in de dispuut-colleges zich minder toeleî op interpretaties van schrijvers of van wetten, dan op odes en aanspraken bij feestelijke gelegenheden. Men vatte dit echter op cum grano salis. - Zonder meer gezette, grondige studie toch, wordt men geen jurist, als van Lennep, naar het getuigenis van deskundigen, was; en de schat van historie-, taal-, oudheid- en kunstkennis, in zijne talrijke geschriften verspreid, al moge hij veel daarvan op lateren leeftijd zich hebben eigen gemaakt, wordt niet verkregen, ten zij men ook, in zijne jeugd, de bronnen van kennis en wetenschap niet hebbe versmaad. - Die bronnen, wij zagen het reeds, vloeiden mildelijk voor van Lennep, van zijne kindsche jaren af. Het was, als 't ware, een vaderlijk en moederlijk erfgoed; en dat hij het: | |
[pagina 51]
| |
noblesse oblige diep gevoelde, dat heeft hij tot aan zijn laatsten snik getoond. Op den 19 Juni 1824 verwierf hij den titel van Meester in de Rechten, na het schrijven en openlijk verdedigen eener disputatio juridica ad Valentiniani constitutionem de mendicantibus validis. Wij willen echter van Lennep voornamelijk volgen op zijn dichterlijke loopbaan. Behalve eenige vertalingen van tooneelstukken en hier en daar verspreide gedichten, was het eerste wat hem als dichter kennen deed, zijne ‘Academische Idyllen’, in 1827 uitgegeven. Deze gedichten, waarvan de titel reeds een aardig contrast bevat, getuigen van een frisch, levendig gemoed en een vroolijke, haast had ik gezegd studentikooze levensopvatting. Zij zullen met genoegen gelezen en herlezen worden. - Niet alle stukken echter zijn even piquant, als bij voorbeeld: ‘Tweederlei min’, waarin Gelanor de natuur en hare genietingen, Filergos de studie en hare voordeelen verheft, terwijl Critias den strijd eindigt, met de vrij banale opmerking: Genoeg. - Ik ben voldaan. Uw beider argumenten Zijn fraai, doch gaan te ver - als veeltijds bij studenten. Maar over het geheel zijn deze verzen, naar den eisch der onderwerpen, goed gedacht, flink geversifieerd en voor elken academieburger een aangename herinnering uit den studententijd. Van Lennep's overige, in Almanakken en Tijdschriften geplaatste verzen, werden door hem achtervolgens verzameld, en het eerst in 1827, daarna in 1851 en eindelijk in zijne Poëtische werken als vier deelen Mengelpoëzij uitgegeven. Hier leeren wij den dichter vooral in zijne eigenaardigheid kennen. In zijne vertalingen, hoe voortreffelijk in vele opzichten, is hij toch slechts de tolk van Scott, Burns, Byron, Moore, Tennyson, Racine, Lamartine, Victor Hugo, Heine en anderen; terwijl in zijne dramatische werken de dichter | |
[pagina 52]
| |
schuil gaat (of behoort te gaan) achter de personen, die hij sprekend en handelend doet optreden; maar in de uitstorting van het dichterlijk gemoed, door welke aandoening of zucht ook bewogen, geeft de dichter, als hij waarlijk dichter is, dat is: met hart en hoofd beide, niet met het hoofd alleen, zich zelven, en wij zien hem, niet slechts in zijn poëtischen mantel, toegerust namelijk met zijn kunstvaardigheid, maar als mensch, van gelijke bewegingen als wij, voor ons. Wat ons in de eerste plaats treft in de poëzij van van Lennep is de verbazende gemakkelijkheid, waarmede hij zich in maat en rijm uitdrukt; die gaaf is hem aangeboren, zoodat hij zelf zegt, niet te gelooven ooit tegen de versmaat gezondigd te hebben. Het gaat hem als Ovidius, die onwillekeurig, zelfs bij de bestraffing zijns meesters, in een hexameter uitbarstte. Die vaardigheid is wellicht oorzaak van zekere uitvoerigheid, die vele zijner gedichten kenmerkt. Het is of de opwellende gedachte ruimte zoekt om zich uit te breiden, maar daardoor ook verhinderd wordt zich stout en krachtig te verheffen. Een Hymne- of Odendichter als Bilderdijk of da Costa, wier Pindarische vlugt somtijds duizelen doet, is van Lennep niet, maar in liefelijkheid en bevalligheid, in het schetsen van bekoorlijke tafereelen, van teedere of forsche aandoeningen, altijd in gepaste beeldspraak, zonder eenig valsch vernuft, komen weinigen hem nabij, is hij zelden voorbijgestreefd. - Hoe groot zijn meesterschap is over de taal, over metrum en rijm, heeft hij nergens sterker getoond dan in 't gedicht: ‘Hoe loopt de Dusse langs het hol van Neander?’ Ik neem daaruit alleen de volgende regels over, als een staaltje hoezeer het gansche gedicht tot bewijs dienen kan. Hier ziet men het water
Met schaatrend geklater
Al golvend verschijnen,
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . .
| |
[pagina 53]
| |
En klett'rend en schett'rend en plett'rend en knett'rend,
En schuivend en stuivend en snuivend en wuivend,
En vallend en schallend en knallend en brallend,
En knagend en jagend en plagend en klagend,
En malend en dwalend en dralend en dalend,
En schomm'lend en tromm'lend en stomm'lend en romm'lend,
En spuitend ontspruitend en fluitend weêrstuitend,
En ruischend en suizend en bruischend zich kruisend,
En groeiend en vloeiend en stoeiend en boeiend,
De beemden besproeiend, de zinnen vermoeiend.
Men heeft den dichter verweten hier slechts een navolging geleverd te hebben. Het zij zoo, maar niet licht zal iemand een stuk van dezen inhoud zóó wedergeven, die niet als van Lennep zijne taal buigen en kneden kan tot alle mogelijke vormen, welke zijn phantasie haar geven wil. In 't algemeen heeft men onzen dichter te veel navolging en weinig oorspronkelijkheid te laste gelegd. Met beminnelijke openhartigheid heeft van Lennep zelf gezegd: ‘Ik heb zoo vroeg zóó veel werken van anderen gekend, dat ik niet durf beslissen of ik wel ooit iets oorspronkelijks geleverd heb, en of zelfs hetgeen ik als zoodanig beschouwde, niet maar een arbeid van herinnering zij geweest.’ Zie, zulk een bekentenis ontwapent de critiek. Intusschen is het de vraag, of van Lennep zichzelven niet al te streng beoordeelt. Niemand die ooit als dichter is opgetreden, zal zich beroemen altijd oorspronkelijk geweest te zijn; wie weet niet, dat ontzaggelijk veel van de oude classici door Bilderdijk is weêrgegeven; maar ook dáár, waar een herinnering of navolging der ouden in zijne werken is aan te wijzen, zal die toch met zijn eigenaardig genie gestempeld zijn; zoo ook de navolgingen of reminiscentiën bij van Lennep, wien niemand den naam van geniaal dichter ontzeggen zal. Nog een eigenaardig kenmerk van van Lennep's gedichten is de vrolijke, luimige, niet zelden levenslustige gemoedsstemming, waarvan zij de blijken dragen. Hoogst zelden | |
[pagina 54]
| |
klinkt zijn lier dof of zwaarmoedig. Hij toeft liever in het huis der bruiloften dan in het klaaghuis, en zelfs, waar hij min of meer ernstige onderwerpen bezingt, komt zijn luim soms gansch onverwacht te voorschijn, of eindigt hij met een joligen zet, gelijk, bij voorbeeld, in het gedicht: ‘Lentemijmeringen’, op de lente, die zich den 21 Juni 1855 nog steeds wachten liet, en 't welk eindigt met een schimpschoot op de discoureerende leden der Tweede Kamer. (Trouwens niet onverdiend!) Ja lieve Lente, uw stomme taal
Waar mij nog aangenamer
Dan 't schoonst diskoers, dat ooit de zaal
Doorklonk der Tweede Kamer.
Dan vooral hebben de verzen van van Lennep iets ongemeen boeiends en eigenaardigs, wanneer hij personen, toestanden of voorvallen schildert, in één woord, wanneer hij als verhaler optreedt. In dien trant is zeker een zijner keurigste gedichten: ‘Het sterfbed in de hut’, de aandoenlijke geschiedenis vertellende, hoe de Koning van Engeland (George de derde) ter jacht van de zijnen afgedwaald, den nood verneemt eener arme, stervende weduwe, wie hij, schoon onbekend, in de stervensure de laatste vertroostingen der godsdienst verleent, en, als hoofd der Engelsche kerk, het avondmaal toedient. Niets zoo roerend en verheffend als het schoon, aandoenlijk slot: Op 't rustbed ligt de moeder dood;
't Gekerm der kindren, klein en groot,
Vervult de schaamle woning.
En bij het lijk der arme vrouw,
Wier sterfuur hij verzachten woû,
Bidt knielend Englands Koning.
In dit en andere gedichten van dien aard, herkennen wij het talent, dat de dichter in zijne ‘Nederlandsche Legenden’ zoo schitterend tentoonspreidde. De derde druk der Nederlandsche Legenden, die op dit | |
[pagina 55]
| |
oogenblik voor mij ligt, vangt aan met een ‘Berigt’, waarin de dichter erkent, ook in deze Legenden veel aan vreemden ontleend te hebben, maar zich verontschuldigt met het voorbeeld van de uitnemendste oudere en nieuwere dichters, van Virgilius af tot Bilderdijk toe; doch hij doet zichzelven den eisch, dat het gepleegde plagiaat niet ontdekt worde, maar dat wat hij aan vreemden ontleende, een Nederlandsche kleur en Nederlandsche vormen gegeven zij. - Waarlijk, men behoefde, na zoo gulle bekentenis, den dichter er geen zoo scherp verwijt van te maken, als wel eens geschied is, dat zijn Legenden al te veel aan Byron of Walter Scott herinnerden; hij heeft met smaak gekozen, en het ontleende met eigen vinding zoo kunstig door elkander geweven, dat het geheel oorspronkelijk Nederlandsch schijnt, waartoe de bijzonderheid, dat al zijn tafereelen op Nederlandschen bodem geplaatst zijn, niet weinig bijdraagt. De eerste der Legenden: ‘het Huis ter Leede’ is een eenigzins woest verhaal, een ware spook- of duivelhistorie. De tweede: ‘Adegild’ veel uitvoeriger, heeft de zegepraal van het Christendom in het Heidensche Friesland tot onderwerp. Het is vol afwisseling, schilderachtige tafereelen, strijd-, barden- en priesterzangen enz. Het wonder, waardoor het heiligdom van Wodan in het bosch van Wiron, onder storm en donder verpletterd wordt, is fiksch gemaald. Men moet natuurlijk zoodanige verhalen lezen in den geest van den tijd, toen 't geloof aan wonderen en verschijningen algemeen was. - De aanhef, de mislukte bekeering en doop van Radbout opent het verhaal met een levendige, belangwekkende voorstelling; en karakteristiek, geheel den auteur kenschetsende, is de uitval des dichters, na het uitspreken van den banvloek van Bisschop Willebrord: Men zegt niet, of die schrikbre woorden
Den grammen vorst nog meer verstoorden;
'k Geloof zulks niet, en op deez' grond,
Dat Radbout geen latijn verstond.
| |
[pagina 56]
| |
Wie herinnert zich niet de liefelijke beelden van Jacoba en Bertha, door onzen dichter zoo bekoorlijk gemaald in de legende die haar naam draagt? Men leest en herleest die verhalen van Jacoba's strijd en hare liefde voor van Arkel, van hare soms ontzettende lotgevallen, niet slechts met een waar kunstgenot, maar ook met warme belangstelling in die ongelukkige Gravin, wier zwakheden en gebreken zoo lichtelijk worden voorbijgezien, omdat, zooals Beets zegt: ‘ze een vrouw was, jong en schoon.’ ‘De strijd met Vlaanderen’ is de schoone uitbreiding van eenige strophen uit den bekenden ‘Duinzang’ van 's dichters vader. Deze legende werd grootendeels gedicht onder den indruk, welken de gebeurtenissen van de jaren 1830 en 1831 te weeg brachten, zooals uit verscheiden plaatsen in de legende zelve, en uit de Inleidingen voor iederen zang, in den vorm van dichterlijke brieven aan vrienden en nabestaanden, ten duidelijkste blijkt. Het valt niet te ontkennen dat die gloed van vaderlandsliefde, die edele verontwaardiging over ontrouw en muiterij der Belgen, over de tafereelen in deze legende een warm coloriet verspreidt, dat haar niet weinig aantrekkelijk maakt. Ook de verheerlijking van Witte van Haemstede, den dapperen en edelmoedigen zoon van Floris V, doet het rechtschapen hart goed, vooral na de even onverdiende als onhistorische voorstelling van dien vorstenzoon door Vondel in zijn ‘Gijsbrecht van Aemstel’, 't welk onze dichter, in zijn voorafgaand gedicht aan Vondel wel tracht te vergoelijken, maar dat toch zijne verontwaardiging wekt, welke zijn eerlijk gemoed hem dwingt in eenige scherpe tonen aan den anders hoogvereerden meester lucht te geven. Zestien jaren na ‘De strijd met Vlaanderen’, en nadat van Lennep reeds de lier van meistreel, aan zijn jeugdigen vriend Beets, als bij erfmaking, had overgedaan, verscheen de Legende ‘Eduard van Gelre’, die volgens den dichter haar ontstaan te danken had aan zijn ontwaakte zucht voor | |
[pagina 57]
| |
het liefelijk Gelderland, waaruit zijn voorvaders afkomstig waren, waarvoor zij geleden en gestreden hadden; terwijl zijn vroegere verhalen zich alle bewogen op den bodem der voormalige grafelijkheid Holland, Zeeland en West-Friesland. De dichter twijfelt aan het succes, 't welk dezen zijn arbeid te wachten stond, omdat zij, die vroeger in zijn werk eenig behagen schepten, dood waren of geen verzen meer zouden lezen. En al ware zijn Publiek hetzelfde gebleven, hij wist te goed, dat hij zelf het niet was. Als bewijs hiervoor, voert hij de omstandigheid aan, dat het samenstellen van een zang van ‘Eduard van Gelre’ hem driemalen zooveel tijd kostte, als vroeger dat van een der zangen van ‘De strijd met Vlaanderen’. - Aan die verzekering mag niet getwijfeld worden, maar zou die groote ruimte van tijd niet veeleer zijn toe te schrijven aan uitgebreider kennis en strenger eischen aan zichzelven gericht, zooals bij toenemende bekwaamheid en ervaring het geval pleegt te zijn? Naar het gevoelen van bevoegde beoordeelaars, staat de ‘Eduard van Gelre’ niet slechts niet achter bij een der vroegere Legenden, maar is ver daarboven te stellen. Inderdaad, aan belangrijke tafereelen en treffende schilderingen ontbreekt het niet; van een verheven tragiesch effect is de onverwachte verschijning van den ‘dollen Hertog’, te midden der bruiloftsvreugd in de groote zaal van het grafelijk paleis te 's Gravenhage. Even zoo is het beklagelijk sneuvelen van Eduard, den grootmoedigen overwinnaar der Brabanders bij Baesweiler, door de pijl eens moordenaars, op meesterlijke wijs bezongen. De Legenden-dichter was, evenals zijn model Walter Scott, ook romanschrijver, en naar veler oordeel, was zijn voornaamste kracht juist hierin gelegen. Ontdaan van den band van maat en rijm, hoe weinig die onzen dichter ook knelde, beweegt toch de prozaschrijver zich altijd gemakkelijker, en kan hij in vele opzichten toegeven aan de eischen van zijn onderwerp, 't welk de soberheid van het vers niet altijd toelaat. - Ik zal hier niet onderzoeken, welke invloeden op | |
[pagina 58]
| |
de strekking en den stijl zijner romans gewerkt hebben; - zeker was hij door geboorte en opvoeding Hollander in merg en been. Dat blijkt ook hieruit, dat zijne voorstellingen allen betrekking hebben op zijn vaderland; maar wat van Lennep boven anderen onderscheidt is iets ongedwongens, iets luimigs, niet zelden spottends, dat hij van de vreemde auteurs, waarmede hij van zijn vroegste jeugd af zoo vertrouwd was, schijnt te hebben afgezien, en waardoor hij zich, volgens de opmerking van Réville, van het Hollandsche type verwijdert. Waarschijnlijk hebben ook de verhaaltrant en de zienswijze van de oude Zwitsersche gouvernante, jufvrouw Waegeli, (die hij als de schrandere en beminnelijke jufvrouw Stauffacher meermalen voorstelt) op een en ander invloed gehad. Behalve toch het vloeiende en klare van zijn stijl, zijn het vooral die onverwachte wendingen, die snedige invallen, welke zijne geschriften zoo aantrekkelijk maken. Het kan geen verwondering baren, dat van Lennep, bij den grooten opgang, welke de Romans van Walter Scott maakten, den weg volgde door dezen betreden en voornamelijk historische romans schreef. Veel is er ten voor- en nadeele van dit genre gezegd, dat wij thans niet zullen herhalen. De opmerking moge hier volstaan, dat van Lennep, onzes inziens, de meest gevaarlijke klip ontweken is waarop zoo velen gestooten hebben, namelijk, dat de roman te veel geschiedenis, of de geschiedenis te veel roman wordt. Gelukkig, over 't algemeen, is de verbinding van historische feiten met de fictie; de geschiedkundige, die ook smaak heeft voor dichterlijk schoon, zal zich niet beleedigd gevoelen door driest geweld der historie aangedaan, en de minbedrevene zal, mits met eenige onderscheiding te werk gaande, een vrij juist denkbeeld verkrijgen van het tijdvak, de personen en de toestanden in den roman behandeld. Dit moet hoofdzakelijk toegeschreven worden, aan de getrouwheid en kracht, waarmede de historische figuren zijn geschilderd, aan de juistheid waarmede levenswijs, zeden, gewoonten, kleederdracht, | |
[pagina 59]
| |
huisraad enz. van de verschillende tijdperken worden beschreven, en aan het dichterlijk talent, waardoor het geheel een verwonderlijke gloed en kleur van waarheid verkrijgt. Ik kan mij ontslagen rekenen van de moeite om al de romans van van Lennep uitvoerig te vermelden. Vooreerst mag ik algemeene bekendheid, althans van de voornaamste, veronderstellen, en ten tweede is dit reeds door anderen met juistheid en scherpzinnigheid gedaan, zoodat ik moeielijk buiten herhaling zou kunnen blijven. Een korte herinnering moge hier volstaan. Het allereerst trad van Lennep op met ‘De Pleegzoon’ in 1829; deze roman verplaatst ons in de dagen van Prins Maurits en Frederik Hendrik. Vervolgens gaf hij ‘De roos van Dekama’, een tafereel genomen uit het tijdvak van Graaf Willem IV. Al wat boven ter gunste van van Lennep's romans gezegd is, vinden wij in deze twee terug. Ik behoef slechts te wijzen op den echt-Calvinistischen predikant Raesfelt, op de beide R.C. priesters, op den vermakelijken knecht Bouke in den eerstgenoemden, en in den laatstgenoemden: op den Bisschop van Utrecht Jan van Arkel, (ofschoon, bij het licht der historie bezien, wat scherp geteekend) op Graaf Willem IV en de verdichte hoofdpersoon, op de hertenjacht in den Haarlemmerhout, de schildering der vereenigde vloot, waarmede Willem IV naar Friesland stevent, de storm- en donderbuien welke haar uiteenjagen en hare versierselen van vlaggen, banderollen, blazoenen en wapenborden ten speelbal der winden maken: treurige voorteekenen van den bangen, laatsten strijd, welke den graaf aan de Friesche kust te wachten stond, waarin hij kroon en leven verloor, - wie, die dezen roman slechts eenmaal gelezen heeft, herinnert zich dat alles niet met nieuw genot? In ‘Onze voorouders’ gaf onze schrijver, in een reeks van verhalen, een als 't ware aanschouwelijke geschiedenis der Nederlandsche gewesten, van de komst der Batavieren en Friezen af. Deze aaneengeschakelde reeks schijnt vooral ten | |
[pagina 60]
| |
doel te hebben om het minder wetenschappelijk publiek een levendig denkbeeld te geven van de hoofdgebeurtenissen hier te lande voorgevallen, van den strijd en de worsteling, waardoor de verschillende volksstammen, die vroeger Nederland bewoonden - of verdeelden - tot één zijn gebracht, om later als een, wel niet groot, maar onafhankelijk, krachtig volk aan de spits te staan in den strijd, die voor vrijheid in 't godsdienstige en staatkundige gestreden werd. - Niet al deze verhalen zijn even schoon, allen hebben echter de verdienste van de lokale kleur der verschillende tijden weer te geven. ‘Brinio’ en ‘de Koorknaap’ behooren tot de beste van deze reeks. ‘Elizabeth Musch’ brengt ons in een ander, veel later tijdperk over, in dat van Jan de Witt en Willem III. De eerste in al den glans zijner staatkundige grootheid schitterende, de laatste nog een zwak, bleek jongeling, geheel onder 't gezag en den invloed van den Raadpensionaris staande, - maar toch, hoe schijnbaar onbeduidend, zwijgend en ondoorgrondelijk. Deze roman, met onmiskenbaar talent geschreven, is echter niet zoo algemeen bekend als de overige. Misschien om de niet zeer groote sympathie, welke het wat ijdel karakter van de hoofdpersoon opwekt, of de soms verwaten, dan weer zwakke en weifelende houhing van haar ongelukkigen echtgenoot, den overste de Buat, die zijne kortzichtigheid en ijdelheid met zijn hoofd boet. Hoe voortreffelijk ook het beeld van Jan de Witt geschilderd zij, zijne onverbiddelijkheid en koele berekening in den val van de Buat, wien noch de smeekingen zijner jeugdige vrouw noch van hare moeder konden behoeden voor het zwaard van den beul, laten een pijnlijken indruk achter. En was niet die strengheid tegen de Buat, en later die tegen den jongen de Graaf, mede oorzaak van het bloedig treurspel van 1672? Van een geheel anderen, meer vroolijken aard is de ‘Ferdinand Huyck’, zeker de meest gelezen roman van van | |
[pagina 61]
| |
Lennep, en waardoor zijn reeds lang gevestigde populariteit niet weinig is toegenomen. Hier treedt de staatsgeschiedenis minder op den voorgrond. Het is een levendige schildering van den deftigen burgerstand in de 18de eeuw. - Wie herinnert zich niet de wel wat stijve, maar toch eerwaardige Hollandsche figuur van den hoofdschout Huyck, den vader van den held der geschiedenis; de vreemde, hoogst ingewikkelde toestanden, waarin de laatste, door zijne betrekking met een avonturier, den zeevrijbuiter van Linz, verward geraakt; de orthodoxe tante Letje en hare levenslustige zuster, tante van Bempden; den echt origineelen kapitein Pulver, en den behoeftigen dichter Helding? Wie herinnert zich niet zoo menig natuurlijk en lustig tafereel, als, om maar iets te noemen, den wedren bij de herberg de twee honderd roe, buiten de Haarlemmerpoort, waarin de schrijver, die geen paardrijder was, en ex professo weinig van paarden af wist, toch zooveel bekendheid met harddravers, paardenhouders en paardenkoopers aan den dag legt, dat men wel aan intuitie bij den dichter gelooven moet, die dat alles zoo juist en natuurlijk wist af te malen. Van Lennep's laatste en meest besproken roman: ‘De lotgevallen van Klaasje Zevenster’, eerst voor ruim twee jaren, in vijf deelen, in 't licht verschenen, zal hier wel niet in 't breede behoeven behandeld te worden. Wat is er al niet over en tegen dezen roman geschreven! Wat al, zelfs elkander tegensprekende vervolgen zijn daarop verschenen! Aan hoeveel scherpe veroordeeling heeft niet, met name het derde deel, en de voorstelling van 't beruchte huis van Mad. Mont-Athos blootgestaan, misschien niet het minst van deftige kampioenen voor deugd en zedelijkheid, die met het innigst vermaak die geincrimineerde bladzijden gelezen hadden! - Zooveel is zeker, dat een geschrift, 't welk zooveel sensatie verwekte, dat met geestdrift ontvangen en misschien meer dan eenig voortbrengsel van gelijken aard gelezen werd, wel iets bijzonders, iets zeer buitengewoons moest bezitten. Inderdaad | |
[pagina 62]
| |
was dit het geval. Van Lennep gaf in dezen een waren zederoman. Hij verliet het te voren betreden terrein geheel, om den voet te zetten op maatschappelijk gebied. Hij was realistisch geworden. Eene gebeurtenis op waarheid gegrond gaf hem de stof tot een zedekundig vertoog, waarin hij de gebreken der hedendaagsche maatschappij met levendige, soms gloeiende kleuren doet uitkomen; vooral, zooals een scherpzinnig letterkundige heeft opgemerkt, het hier te lande gansch niet vreemde zwak, om een geregeld uiterlijk voor bewijs te houden van innerlijke voortreffelijkheid. Of de schrijver in het schetsen van eenige gemeene karakters en min voegzame tooneelen niet al te uitvoerig geweest is, zou ik niet durven tegenspreken, ofschoon de bedoeling, om het zedig oog te kwetsen, zeer zeker verre verwijderd was. Merkwaardig is de verdediging van Fieldings ‘Tom Jones’, (een boek dat een moeder niet licht aan hare dochter ter lezing zonde geven) welke de schrijver aan juffrouw Stauffacher in den mond legt, in de Inleiding van ‘Ferdinand Huyk’, en ik meen daarin den sleutel te vinden voor de wijze van behandeling, welke van Lennep in zijn realistischen roman, ‘Klaasje Zevenster’, gemeend heeft te moeten volgen. De critiek mag vooral niet vergeten, welke heerlijke partijen vol licht-effecten, tegen dezen donkeren achtergrond afsteken. Maar, vraagt men wellicht, is dan het werk van den schrijver zoo onberispelijk, dat daarop geen aanmerkingen van belang te maken zijn? Het doel van deze levensschets kan niet zijn een lofrede. Van Lennep had ook als Romanschrijver zijne zwakke zijde, en waartoe zou het dienen die te verbergen? Naar mijn oordeel is al wat tegen de romans van van Lennep kon worden aangevoerd, zeer juist uitgedrukt in de volgende zinsneden van de beschouwing dier romans door Réville, (Revue des deux mondes, Tome LXXVII p. 864) die ik niet beter weet te formuleeren en dus hier overneem: ‘Het eerste gebrek van allen is eene wijdloopigheid, | |
[pagina 63]
| |
welke ontstaat uit een zekere gewetensbehoefte om volledig te zijn en alles te zeggen, doch die niet te min dikwijls den gang van het verhaal belemmert, en welke al de geestigheid van den schrijver, - die zeer, somtijds te geestig is - niet altijd dragelijk kan maken. - Bovendien kan men van Lennep een te groot vertrouwen verwijten in eenige overoude middelen om de belangstelling der lezers gaande te maken. Bij voorbeeld, het aantal kinderen van onbekende afkomst, wier familie aan het einde van den roman wordt ontdekt om hen te kunnen laten trouwen, is in zijne werken bepaald overdreven. Somtijds wordt ook, zooals in den overigens zoo belangwekkenden roman ‘Ferdinand Huyck’, de ontknooping op een geweldige, gedwongen wijze aangebracht. Eindelijk zouden wij hem dikwijls mogen verwijten, dat hij zich als schrijver niet genoeg van het tooneel weet te houden. De groote dosis humor, die hij bezat, kan hem tot verontschuldiging strekken. Doch het is niettemin waar, dat maar al te vaak, op het oogenblik dat de fictie u het meest door haren schijn van waarheid boeit, de belangrijke, maar hier geheel misplaatste figuur van den geestigen schrijver zich achter den text vertoont, als om u te herinneren, dat er geen woord waar is van alles wat hij u daar vertelt’. Sommige romans werden in vreemde talen overgezet, een eer die aan niet veel Hollandsche romanschrijvers te beurt valt: als: ‘De roos van Dekama’, twee malen in het Hoogduitsch en eens in het Fransch en ‘Ferdinand Huyck’, in het Fransch. Het is niet wel mogelijk alles te noemen en in beschouwing te nemen wat van Lennep geschreven of waaraan hij medegewerkt heeft. Wij hebben nog onvermeld gelaten zijne dramatische werken, ook bijeenverzameld in de uitgaaf tusschen 1852 en 1854; vele uitvoerige dichtstukken, zoo vertaalde als oorspronkelijke, onder welke een belangrijk gedicht: ‘De Bouwkunst’; talrijke geschriften en opstellen over oudheid en geschiedenis, in 't door hem uitgegeven jaarboekje Holland of elders verspreid, of in vereeniging met anderen, als Hof- | |
[pagina 64]
| |
dijk, ter Gouw enz. vervaardigd. Wij mogen echter niet met stilzwijgen voorbijgaan eenige staat- en taalkundige geschriften, als: ‘Proeve eener verduitsching van de Grondwet van het Koningrijk der Nederlanden, 1844’; ‘Aanmerkingen op het ontwerp van gewijzigde Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden’; ‘Brief aan Joan Muller over de politiek van den dag, 1848’; ‘Vermakelijke spraakkunst’, (met pl.) ‘Proeven van Plat-Amsterdams’ (in den Overijselschen Almanak voor Oudheid en letteren, 1845, met aanteekeningen van J.H. Halbertsma); ‘Zeemans woordenboek, 1856’. Nog minder mogen wij hier zwijgen van een zijner belangrijkste en onderhoudendste werken: De voornaamste geschiedenissen van Noord-Nederland, aan mijne kinderen verteld, waarvan meer dan één uitgaaf verschenen is, en allerminst den veeljarigen, onvermoeiden arbeid door hem besteed aan de uitgaaf van Vondel's werken, met diens leven en verklaring en aanteekeningen, in twaalf lijvige boekdeelen, op keurige wijs, bij de gebroeders Binger te Amsterdam uitgegeven. Een werk, waarmede van Lennep de kroon gezet heeft op zijn veelvuldigen en afwisselende literarischen arbeid, waarbij, toen juist het laatste deel voltooid was, hem de pen uit de verstijvende hand ontviel, en waardoor zijn naam, zoo nauw aan dien van Vondel verbonden, dierbaar zal blijven aan elk beoefenaar en beminnaar der Nederlandsche letterkunde, en leven zal, zoo lang de taal van Nederland in wezen blijft. Ten slotte moeten wij nog een enkelen blik werpen op van Lennep, waar hij zich ook in anderen dan letterkundigen kring beweegt. Hij bekleedde gelijk bekend is, sedert 1829 den post van Rijks-advokaat tot aan zijn dood toe. Hij vervulde die betrekking met ijver en nauwgezetheid, zóó, dat hij slechts zeer zelden en gratis, eene zaak bepleitte, die vreemd was aan zijne functie van Rijks-advocaat. Van de jaren 1853-1856 was hij, als afgevaardigde van het district Steenwijk, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Gene- | |
[pagina 65]
| |
raal. Tal van redevoeringen zijn door hem bij verschillende gelegenheden, zooals bij de behandeling van eenige wetsontwerpen, gehouden. Hij betoonde zich in deze betrekking als een behoudsman. Zijn afkomst uit een aanzienlijk geslacht en zijn eerste opleiding moesten strekken om hem aristocratische, of liever oligarchische begrippen in te boezemen. Ondertusschen, de diepe vernedering waarin het vaderland, in van Lennep's eerste jeugd, gezonken was, en de roemrijke herrijzenis tot onafhankelijkheid en vrijheid, hadden een aanmerkelijke wijziging gebracht in de denkbeelden en gevoelens der patriciërs, en bij de nieuwere regeling van den herboren Staat, werden stelregels gevolgd, ontleend aan de gronddenkbeelden der groote omwenteling van het eind der vorige eeuw, die hemelsbreed verschilden met de vormen van het Staatsbestuur der voormalige republiek. Van Lennep was natuurlijk met de liberale beginselen, die toen heerschende waren, doortrokken, maar aan de Hoogeschool te Leiden knoopte hij vriendschapsbetrekkingen aan met eenige leerlingen van Bilderdijk, en weldra met den grooten Meester zelven. Met jeugdige geestdrift omhelsde hij diens legitimistische gevoelens, en het was hem een waar genot, in studentengezelschappen, zoowel onder de meer ernstige werkzaamheden, als daarna ‘bij pijp en glas’, als een kampvechter voor den absoluten regeringsvorm en het beginsel der legitimiteit te strijden. Mogen ook die overdreven denkbeelden later aanmerkelijk gewijzigd zijn, toch werden zij in zekere mate, volgens zijn eigen getuigenis, door hetgeen hij in lateren tijd zag gebeuren, meer bevestigd dan geschokt. - De parlementaire loopbaan van van Lennep levert hiervan het bewijs; nogtans dringt ons de waarheidsliefde hierbij te voegen, dat hij zich nimmer bepaaldelijk schaarde onder de vlag der zoogenoemde anti-revolutionaire partij; dat hij een warm voorstander was van Staatsinstellingen, die een vrijheidlievenden geest ademden, en dat hij, in de zamenleving wel verre van den aristocraat te spelen, een bescheiden, | |
[pagina 66]
| |
openhartig en goedwillig karakter vertoonde, dat hem tot een waar wereldburger maakte. - Als ik mij een juiste voorstelling maak van den geest der Vrijmetselarij, dan kon dit ook niet anders bij den man, die in de Orde zulke hooge waardigheden bekleedde en daarvan een der grootste sieraden was; gelijk de Heer Noordziek hem geschetst heeft in zijne gedachtenisrede, uitgesproken in de Loge: l'Union royale. Behalve de hooge rangen, waartoe van Lennep was opgeklommen in de Orde, voor welke hij almede een verbazende werkzaamheid aan den dag legde, en reizen deed naar Schotland, om aldaar aan de bronnen der Vrijmetselarij onderzoekingen in te stellen naar haar ontstaan en ontwikkeling, was hij, in den letterlijken zin des woords, overladen met titels en eerbewijzen. Het zou vermoeiend zijn die allen hier op te noemen, daarom worden slechts eenige vermeld. Hij was Lid van de 2de klasse van het Koninklijk Instituut, later van de Academie van Wetenschappen. Lid der Koninklijke Maatschappij van Beeldende Kunsten. Lid van de Leidsche Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, benoemd in 1829. Lid van het Utrechtsch Genootschap. Curator van het Stedelijk Gymnasium te Amsterdam. Secretaris der Provinciale Commissie van Landbouw in Noordholland. Lid van verdienste van 't Genootschap voor Uiterlijke Welsprekendheid. Kapitein der schutterij. Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw (1831). Lid van het Letterkundig Genootschap in Schotland. Correspondeerend Lid van de Maatschappij van Vlaemsche Letteroefening, met de kenspreuk: de taal is gansch het volk, te Gent. Kommandeur van de orde van de Eikenkroon (1849). Honorair Lid van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem. | |
[pagina 67]
| |
Membre correspondent de l'Académie Belge d'histoire et de philologie. Correspondeerend lid van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap te Maastricht. Honorair lid van Arti et Amicitiae te Amsterdam. Eerelid van het St. Lukasgilde te Antwerpen. Buitengewoon lid van het Friesche Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Letterkunde. Lid van verdienste der Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen. Ridder der Leopoldsorde (1860). Kommandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw (1867) enz. enz. In 1824 huwde van Lennep met Jonkvrouwe Henriette Sophia Wilhelmina Roëll. Van de zes kinderen uit dit huwelijk, zijn vijf overgebleven, namelijk, ééne dochter, Sara Cornelia Wilhelmina, gehuwd aan Jonkheer P. Hartsen, en vier zoons, David Jacob Cornelis gehuwd; Christiaan, (in Indië) weduwnaar; Maurits Jacob gehuwd; en Willem ongehuwd. Hij mocht zich ook verheugen in een dertiental kleinkinderen. Dáár, in den huiselijken kring, bevond hij zich het liefst, als geen beroeps- of andere bezigheden hem elders riepen. Een spel schaak, na ingespannen arbeid, of een prettig onderhoud met zijne kleinkinderen was hem het grootst genot. ‘Komt, kindertjes’, sprak grootvader, na geëindigden maaltijd, ‘moeten we niet een of andere publieke vermakelijkheid hebben?’ - Dan schaarden zich de kleinen om zijne knieën, en er werden fabelen en gedichtjes opgezeid, waarbij de kinderen niet zelden met stomme verbazing, aan schroomvalligheid grenzende, tegen grootvader opzagen, wanneer deze fouten opmerkte en verbeterde, of een hiatus uit zijn staal geheugen aanvulde. - Dat geheugen bewees hem niet slechts bij zijn veelvuldigen arbeid uitstekende dienst, maar was ook in 't gezellig verkeer voor hem en anderen een bron van genot. | |
[pagina 68]
| |
Zoo gebeurde het, dat hij te Parijs, in een kring van letterkundigen, tot verbazing der aanwezenden, dikwijls aanhalingen, ook uit de oudste Fransche dichters deed, of verouderde liedekens zong, die wellicht niemand kende. - Al wie hem in de eene of andere Rederijkerskamer hooren mocht, was ook in de gelegenheid om de getrouwheid van zijn geheugen te bewonderen, waardoor hij zooveel te meer al de kracht, al de nuances van het karakter, 't welk hij voorstelde, kon doen uitkomen; zoodat men een rijkdom van talent en een zeggenskracht in hem vereenigd vond, als maar zelden bij de grootste tooneelspelers worden aangetroffen. Van Lennep genoot een vaste gezondheid, uitgezonderd nu en dan aanvallen van jicht of podagra. De kracht van zijn mannelijken geest en onverstoorbare opgeruimdheid deden hem echter die aanvallen kloekmoedig doorstaan, en hoogst zelden belemmerden zij hem in zijn rustelooze werkzaamheid. Nimmer bleek dit sterker dan in 't najaar van 1867, ter gelegenheid van de feesten bij de onthulling van Vondel's standbeeld, voor welke zaak hij zich een reeks van jaren, als voorzitter der hoofdcommissie, later ook van de feestcommissie, zooveel zorg en moeite getroost had. Ofschoon tegen den tijd voor de feestviering bepaald, ernstig ongesteld, vermande hij zich echter, om de taak, die hij zich daarbij had opgelegd, te vervullen. Hoe hij dit deed, kunnen de duizenden getuigen, die deze feesten hebben bijgewoond. Bij elk deel der feestviering was hij tegenwoordig, en een der eersten. Boven alles was dit het geval bij de plechtigheid der onthulling, in het nieuw aangelegde rij- en wandelpark. Daar sprak hij met een krachtige en buitengewoon heldere stem zijn smaakvolle feestrede uit; en toen de minister van Binnenlandsche Zaken hem, uit naam des Konings, het Kommandeurskruis der Orde van den Nederlandschen Leeuw overreikte, onder de luide toejuichingen der duizenden aanwezigen, boog hij het grijze hoofd, onder de vracht van lauweren, waarmede zijn landgenooten hem overlaadden, met | |
[pagina 69]
| |
reden trotsch op den lievelingsdichter, die voor Vondel in de uitgaaf zijner werken, een eerzuil gesticht had, duurzamer dan het bronzen standbeeld, thans voor hunne oogen onthuld. Dit waren onvergetelijke, misschien de schoonste dagen door van Lennep beleefd! - Geen rond jaar mocht hij zich in den naglans er van verheugen. In de maand Juli 1868, terwijl hij den zomertijd te Oosterbeek doorbracht, deed hij nog een keer naar 's Gravenhage, en scheen geheel hersteld. Hij was als altijd opgeruimd en vroolijk, en schertsend beklaagde hij zich over de grilligheid van het lot, dat den Directeur der Duinwaterleiding, bij de hitte en droogte, die ook te Oosterbeek heerschten, gebrek aan water deed lijden! - Derwaarts teruggekeerd werd hij eensklaps ernstig ziek, en den 25sten Augustus, na een smartelijk lijden, doch in de laatste dagen aanmerkelijk verzacht, ontsliep hij, kalm en gelaten, te midden zijner geliefde betrekkingen. Zijn stoffelijk overschot werd in 't bijzijn van eenige vrienden, op eenvoudige wijs, te Oosterbeek begraven. Een gedenkteeken zal op zijn graf verrijzen, 't welk slechts de eenvoudige waarheid zal spreken, wanneer het van van Lennep getuigt als een onzer verdienstelijkste letterkundigen en als beminnelijk mensch.
Amsterdam, Februari 1869. A. Beeloo. | |
[pagina 71]
| |
Chronologische lijst van de dicht- en prozawerken van Mr. Jacob van Lennep, opgesteld naar de verzameling van den heer P. Knoll. | |
[pagina 73]
| |
(Verkortingen. - D. = Dichtstuk. - P. = Proza. - Hs. = Handschrift).
1818.
De overmaat. D. - Hs. Aan Mevr. A.L. van Loon geb. van Winter. D. - Hs. Orfeus Lierzang op St. Caeciliaasdag. D. - Gedichten, Amst. P. Meijer Warnars. 1827.
1819.
Bij het toezenden van een parelmoeren hondje. D. - Hs. De Tocht naar de zanderij. D. - Hs. Jacobi van Lennep de Immoderatis Hominum cupiditatibus oratio habita in Templo Novo ao. 1819. D. - Hs.
1820.
Bij de geboorte mijner zuster Anna Catharina. D. - Hs. Aan Ds. J. Teissèdre l'Ange. D. - Hs. Lofzang op Ceres. D. - Gedichten, Amst. 1827. Treurzang op Adonis. D. - Gedichten, Amst. 1827. Bij gelegenheid der bruiloft van den Heer J.J. van Winter en Jonkvr. J. Bicker. D. - Hs. Ter gelegenheid van een ontgroenpartij. D. - Hs.
1821.
Aan Mr. I. da Costa (met portret). D. - Hs. Bij gelegenheid der Promotie van den Heer Jacob Bruyn. D. - Hs. Aan eene jonge Jufvr. bij het toezenden van een waaijer. D. - Hs. Ter gelegenheid van het verjaarfeest van den Heer J.A. van Lennep. D. - HS.
1822.
Marino Faliero, Doge van Venetië. Treurspel. D. - Keur van Nederl. Lett., Amst. M. Westerman 1829. Schuldgevoel. D. - Hs. Navolging uit Horatius. D. - Hs. Aan mijnen vriend D. van Hogendorp. D. - Hs. Het Stud.-vaandel te Leyden door den Baron de Nostits in het oproer van 1642 gered. D. - Gedichten, Amst. 1827. | |
[pagina 74]
| |
Aan een naald. D. - Hs. Aan een roosje. D. - Hs. Aan mijn mond. D. - Hs.
1823.
Dichtregelen, uitgesproken ter gelegenheid der Bruiloft van den Heer H. Six en Jonkvrouwe C.J. van Winter. D. - Hs. Bij den dood van een zoontje van Jhr. W. van Loon en Vrouwe A.L.A. van Winter. D. - Hs. Op zekere spooren, als duivelsklaauwen, in de steenen vloer der boekerij van de Groote Kerk te Zutphen geprent. D. - Gedichten, Amst. P. Meijer Warnars. 1827.
1824.
Bij gelegenheid van den doop mijns broeders Cornelis. D. - Niet in den handel. Aan mijnen vriend Dirk Alewijn, bij gelegenheid van zijne bevordering tot Doctor in de beide Rechten. D. - Achter de dissert., Amst. Jacobus Radink. Disputatio Juridica inauguralis ad Valentiniani constitutionem de mendicantibus validis. P. - Lugduni Batavorum, apud L. Herdingh et filium. Uitboezeming aan mijnen vriend P. Lijndrajer. D. - Gedichten, Amst. 1827. De Dichter aan zijne verloofde, ten geleide van eene goudene keten. D. - Gedichten, Amst. 1827. De Dichter aan zijne verloofde, ten geleide van een gouden keten (vertaald in 't Hebreeuwsch door Gabriël Polak). D. - Nederl. Israëlitisch Jaarboekje voor 5628 (1867-1868), Rotterd. A.C. Hofstede. 1867. Aan Zijne Exc. den Bar. Mr. Willem Frederik Roëll, bij het aanbieden mijner dissertatie. D. - Gedichten, Amst. 1827. Op het Muiderslot. D. - Gedichten, Amst. 1827. Feestgroet, aan mijne Bruid op onzen huwelijksmorgen toegezongen. D. - Gedichten, Amst. 1827. Aangename samenspraak, gehouden tusschen Mevr. de wed. Calkoen, Peettante en Mr. J. van Lennep, Peetoom van den Heer Cornelis van Lennep. D. - Hs.
1825.
Fiësko, of de samenzweering te Genua. Treurspel. D. - Amst. M. Westerman & C. van Hulst. In het Album Amicor. Hiëronymi de Vries (met portret). D. - Hs. Graaf Floris Eerste Krijgstocht, Legende. D. - Gedichten, Amst. 1827. | |
[pagina 75]
| |
Aan mijn zuster Sophia Roëll. D. - Hs. Een vrolijk lied, uitgesproken den 20sten Nov. 1825, ter gelegenheid van het doopmaal mijns jongsten broeders Jan Hendrik van Lennep. D. - Hs.
1826.
De Casino. P. - De Naprater, Amst. Gebr. Diederichs. Calembour. (Fi-est-ce-ko). P. - De Naprater. Aan mijn geliefde broeder en zuster Willem Roëll en Cornelia Cath. Roëll geb. Hodshon. D. - Hs. Moorsche Weeklacht, of de verovering van Alhama. D. - Gedichten, Amst. P. Meijer Warnars 1827. Walsche Melody. D. - Gedichten, Amst. 1827. Acad. Idyllen (met 4 teekeningen door Mr. J. van Lennep). D. - Amst. P. Meijer Warnars. Aan Bilderdijk, met mijne Idyllen, met portret. D. - Gedichten, Amst. 1827. Wapenkreet. D. - Gedichten, Amst. 1827. Verjaarwensch van S.C.W. van Lennep aan haren Grootpapa Mr. D.J. van Lennep 15 Julij 1826. D. - Hs. Verwijt van den Griekschen zanger aan zijne landgenooten in 1810. D. - Gedichten, Amst. 1827. De Tentoonstelling. Oratorio. D. - De Naprater. De Abydeensche Verloofde. D. - Amst. P. Meijer Warnars.
1827.
De Genade. D. - Amst. P. Meijer Warnars. De Paradijsroos. Legende. D. - Gedichten, Amst. De Paradijsroos. Legende (met een plaat). D. - Bloemen gegaard uit den lusthof der Vaderl. Poëzij, Amst. P.N. van Kampen, 1853. Aan mijne Gade. D. - Hs. Aan den heer Bousquet, na het lezen van zijn voortreffelijk Treurspel ‘de Ruyter’. D. - Hs. Leven. D. - Gedichten, Amst. Gedichten. - Amsterd. P. Meijer Warnars.
1828.
Nederlandsche legenden in rijm gebracht. (Het huis ter Leede en Adegild, 2 deelen). D. - Amst. P. Meijer Warnars. Nederl. legenden in rijm gebracht. (Het huis ter Leede en Adegild). D. - Poëtische werken Ie deel, Rott. M. Wijt en Zonen 1859. De staatsman bij toeval. Blijspel met zang. P. - Dramatische werken Ie deel, Amst. P. Meijer Warnars 1852. Inleiding tot de Nederl. Mercurius. P. - De Nederl. Mercurius, Rott. L. Vermeer. | |
[pagina 76]
| |
Proefje van taal- en dichtkunde op Griekenland. Dichtstukjes van Wilhelm Müller door J.W. Yntema. P. - De Nederl. Mercurius, Rott. L. Vermeer. Tweezang aan Jonkvr. A.L.A. van Lennep, Bruid van den Heer Mr. H.A. van Lennep. D. - Hs. Recensie van twee vertalingen van ‘De dood van Socrates’ naar het Fransch van A. de Lamartine. P. - De Nederl. Mercurius, Rott. L. Vermeer. Tooneelverslag. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Recensie van ‘De Cykloop’ Saterspel, naar het Grieksch van Euripides door W. Bilderdijk. P. - Aldaar. Samenspraak. D. - Aldaar. Elk zijn smaak. - P. Aldaar. Dwaling van een Proponent. P. - Aldaar. Letterkundige wareld. P. - Aldaar. Verjaarwensch aan hunnen Grootpapa Mr. D.J. van Lennep, 15 Julij 1828. D. - Hs. Romantisch fragment. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Amsterdamsche Stads-Schouwburg. P. - Aldaar. Recept voor een beschrijvend leerdicht. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Roem. D. - Aldaar. Recensie van ‘Keur van Nederl. letteren.’ 2e jaarg. 13e st. P. - Aldaar. Recensie van ‘Réponse aux hommes égarés de ma patrie par J. Wap’. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. De Musen en de Musen-Almanak, Dramatische voorstelling. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar.
1829.
Verscheidenheden. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Amsterdamsche Jantje bij de eerste opvoering van ‘het sprakelooze meisje of het oproer te Napels.’ D. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Zitting van den Romeinschen Raad. P. - Aldaar. Nederl. legenden in rijm gebracht (Jacoba en Bertha) 2 deelen (met 4 platen). D. - Amst. P. Meijer Warnars. | |
[pagina 77]
| |
Nederl. legenden in rijm gebracht (Jacoba en Bertha). D. - Poëtische werken IIe deel, Rott. M. Wijt & Zonen, 1860. De Heer van Culemburg, in muzyk gebragt voor de piano door W.H. van Gelder. Muzyk. - Amsterd. P. Meijer Warnars. Romance. (De Heer van Culemburg). D. - Amst. F.G.L. Holst. Lied van Bertha, in muzyk gebragt voor de piano, door W.H. Brachthuizer. Muzyk. - Amst. P. Meijer Warnars. Lied van den Hofnar, in muzyk gebragt voor de piano door W.H. Brachthuizrr. Muzyk. - Amst. P. Meijer Warnars. Lied van Bertha, in muzyk gebragt voor de piano door W.H. Brachthuizer. Muzyk. - Onuitgegeven. Jagerslied, in muzyk gebragt voor de piano door W.H. Brachthuizer. Muzyk. - Amst. P. Meijer Warnars. De droom van Brederode, voorkomende in de ‘Jacoba en Bertha’ metrisch overgezet in 't Hoogd. door Eduard Wegener. D. - Die Nordische Telegraph. Leipzig, Carl B. Lorch, 1849. Aan den Heer G. Lamberts. D. - Hs. Puntdicht. D. - Hs. Fragment. P. - De Nederl. Mercurius, nu Amst. P. Meijer Warnars. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Tooneelkritiek. P. - Aldaar. Engelsche Schouwburg. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Tooneelkritiek. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Tooneelkritiek. P. - Aldaar. Engelsche Schouwburg. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Gelukkige lichtgeloovigheid. P. - Aldaar. De bekentenissen. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Engelsche Schouwburg. P. - Aldaar. Aangekondigde boekwerken. P. - Aldaar. Alledaagsch Tooneel. P. - Aldaar. Engelsche Schouwburg. P. - Aldaar. Stads-Schouwburg. P. - Aldaar. De Kenner. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Eene diligence van binnen. P. - Aldaar. Stads-Schouwburg. P. - Aldaar. Onfeilbare geneesmiddelen. P. - Aldaar. Vescheidenheden. P. - Aldaar. De Heer Netter. P. - Aldaar. | |
[pagina 78]
| |
Sympathie, Analogie, Contrasten. P. - Aldaar. Het huishouden van den Heer Smeervet. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Aan Miss Smithson. D. - Aldaar. De man zonder komplimenten. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. De Heer Voorbericht. P. - Aldaar. Gedachten. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Recensie van ‘Lofdicht op de Nederl. Taal.’ P. - Aldaar. De Heer Spotvogel. P. - Aldaar. Recensie van ‘Katholikon, Tijdschrift voor beschaafde Roomsch-Katholieken’. P. - Aldaar. De Geleerde en de Schuitenvoerder. P. - Aldaar. De gewoonte. P. - Aldaar. Het krediet van Scaremoes. P. - Aldaar. De Heer Letternieuws. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Verscheidenheden. P. - Aldaar. Nog een oogenblik. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Recensie van ‘Sketch of the language and literature of Holland’ by John Bowring. P. - Aldaar. Het chassinet. P. - Aldaar. Kleine Samenspraak. P. - Aldaar. Recensie van ‘De ziekte der Geleerden’, ‘de Mensch’, ‘Floris de Vijfde’, door W. Bilderdijk. P. - Aldaar. Gedachten van een dertigjarigen man. P. - Aldaar. De Heer Vroomhart. Fragment. P. - Aldaar. Kenmerken van een Fat. P. - Aldaar. De twee Schrijvers. P. - Aldaar. Tooneelnieuws. P. - Aldaar. Kaarten. P. - Aldaar. Recensie van ‘De Schildknaap’. P. - Aldaar. Algemeene regels. P. - Aldaar. Recensie van ‘Brieven over den aard en de strekking van hooger onderwijs’. P. - Aldaar. Dichtregelen, uitgesproken door G.C. Rombach, ter gelegenheid der feestviering van zijne 25jarige verbindtenis aan den Stads Schouwburg. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Afscheid. D. - Hs. | |
[pagina 79]
| |
1830.
Het recht van bruiloftsavondkout. Eene Fransche legende. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Het lied van de klok. D. - Nederl. Muzen-Almanak, 's Gravenhage, I. Immerzeel Jr. Gezangen bij gelegenheid van het openb. examen der stads-armenscholen. D. - Niet in den handel. Uitboezemingen bij het hooren der schrikmaren uit Frankrijk. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Aan de Noordstar. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Dichtregelen behoorende bij het gedicht ‘Aan de Noordstar’. D. - Onuitgegeven. Wapenkreet. Met Muzyk. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Zestal liederen, opgedragen aan de schutterijen van Noord-Nederl. groot 8o. en kl. 8o. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Opwekking. In muzyk gebragt voor de piano door J.B. van Bree (no. 1 van 't 6tal liederen). Muzyk. - Amst. Theune & Co. 1837. Le reveil, par Aug. Clavareau (opmerking no. 1 van 't zestal liederen). D. Liederen, opgedragen aan de Schutterijen van Noord-Nederland. In Muzijk gebragt voor de piano door J.C. Merghart (no. 5, 3, 2 en 4 van het zestal liederen). Muzijk. - Monnickendam, R. de Vries. 1833. De Schildwacht. In muzijk gebragt voor de piano door W.H. Bracht-Huizer (no. 6 van het zestal liederen). Muzijk. - Amst. P. Meijer Warnars. Lied voor de koninklijke Jagers, met muzijk. Muzijk. - Amst. P. Meijer Warnars. Heildronk aan de Keur-komp. Gron. en Franeker studenten. Muzijk. - Amst. P. Meijer Warnars. Het dorp aan de grenzen. Schets uit den tegenwoordigen tijd. Eerste druk (met 2 platen). Proza en Poëzij. - Amst. P. Meijer Warnars.
1831.
Het kalme Nederland. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Hulde aan de nagedachtenis van Holl. zeeheld J.C.J. van Speyk (met portret). D. - Amst. P. Meijer Warnars. Klaagzang van Amstels Stedemaagd. In muzijk gebragt voor de piano door J.K.B.G. Muzijk. - Amst. Guido. Lied ter eere der Kaas. D. - Niet in den handel. Het dorp aan de grenzen. Schets uit den tegenw. tijd. Vijfde druk, (vermeerderd met een couplet op de zelfopoffering van van Speyk). Proza en Poëzij. - Amst. P. Meijer Warnars. | |
[pagina 80]
| |
Het beleg van Corinthe. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Nederlandsche legenden in rijm gebragt. (De strijd met Vlaanderen), 2 deelen. D. - P. Meijer Warnars. Nederlandsche legenden in rijm gebracht. (De strijd met Vlaanderen). D. - Poëtische werken IIIe deel. Rotterdam M. Wijt en Zonen 1860. De lof des handels. Cantate. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Afscheid aan Warnsborn. D. - Hs. Op de afbeelding van Prins Frederik der Nederl. (met portret). D. - Hs. De stervende Heyduk. D. - Nederl. Muzen-Almanak. 's Gravenhage, J. Immerzeel Jr. Aan Hyder. D. - Aldaar. De Ban der Kroäten. D. - Aldaar. De angst der Burchtvrouw. D. - Aldaar. De eerste Augustus. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Het dorp over de grenzen, schets uit den laatsten veldtocht. Proza en Poëzij. - Amst. P. Meijer Warnars. De roem van twintig eeuwen. Geschiedkundige en zinnebeeldige voorstelling. D. - Amst. M. Westerman en C. van Hulst. Tafereelen van den Roem van twintig eeuwen, in muzijk gebragt voor de piano door R. Benucci. Muzijk. - Amst. D. Guido. Beurtzang, aangeheven op eenen vrienden maaltijd aan de te Amst. teruggekeerde Studenten gegeven. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Dichtregelen op een Sjassinet bij de Benefice-voorstelling van A.P. Voitus van Hamme, ter gelegenheid der 25jarige verbindtenis aan den Stads-Schouwburg te Amst. 8 Dec. 1831. D. - Hs. Gezangen ter gelegenh. van het feest ter inwijd. van het gedenkteek. ter eere van J.C.J. van Speyk in het Burgerweeshuis te Amst. (met een proefteekening door den vervaardiger van het gedenkt.). D. - Niet in den handel. Brief aan zijn vriend S. over de Zangen voor onze dagen door A.P. van Groningen. P. - Meijer Warnars. Stoffels en zijn broers. Kluchtspel. P. - Dramatische werken IIe deel, Amst. P. Meijer Warnars 1853.
1832.
Koorzang ter gelegenh. van het twee-honderd-jarig best. der doorlucht. school te Amst. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Een Amsterdamsche Winteravond in 1632. Geschiedkundig tafereel; klein 8o. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Een Amsterdamsche Winteravond in 1632. Geschiedk. tafereel; groot 8o. met de plaat. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Op den verjaardag van Z.K.H. Prins Frederik der Nederlanden. D. - Hs. | |
[pagina 81]
| |
Aan den Heer A. van der Hoop Jr. P. - Bijdragen tot boekenen menschenkennis. Rotterdam. In het Album van Mejonkvr. Joha. Roëll. D. - Hs. Gedenkboek van het twee-honderd-jarig bestaan van de doorluchtige School te Amst. Proza en Poëzij. - Amst. P. Meijer Warnars. Bij het begraven van J.C.J. van Speyk. D. - Verslag der plegtigheden, Amst. Gebr. Diederichs. Eene vraag aan Saartje, die gezegd had, dat zij gaarne den dag door had willen snoepen. D. - Hs. Aan Selinde. Met twee rozen. D. - Nederl. Muzen-Almanak, Amst. J. Immerzeel Jr. De Vlinder. D. - Aldaar. Mijmerij. D. - Aldaar. De lokken van Selinde. D. - Aldaar. Feestdronk. D. - Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen, Amst. Brest van Kempen. Aan Mevr. Six geb. van Winter en Jhr. Jan van Loon. D. - Hs. De Leydsche Weezen aan de Leydsche Burgerij bij den aanvang van het jaar 1833. D. - Niet in den handel.
1833.
Tassoos weeklacht in den kerker van het krankzinnigenhuis te Ferrara; groot 8o. met de tekst van Lord Byron (met een plaat). D. - Amst. Nayler & Co. Tassoos weeklacht in den kerker van het krankzinnigen huis te Ferrara. Tweede verbeterde druk. Zonder Engelschen tekst; klein 8o. D. - Amst. Nayler & Co. 1841. Proeven uit de werken van R. Burns, voorafgegaan door eene verhandeling over zijne werken. Proza en Poëzij. - Verzameling van voortbrengselen van uitheemsche vernuften, Amst. M. Westerman & Zoon. Kardoes. D. - Nederlandsche Volks-Almanak voor 1851, Schiedam, H.A.M. Roelants. Verklaring der Titelplaat (met titelplaat en portret). D. - Gedenkzuil voor W. Bilderdijk, Amst. M. Westerman & Zoon. De Pleegzoon, 2 deelen. P. - Amst. P. Meijer Warnars. De Pleegzoon, klein 8o.2 deelen. P. - Amst. P. Meijer Warnars, 1855. Der Pflegesohn, ein Roman aus d. Holl. übersetzt von Tross. P. - Aachen, 1834. Der Pflegesohn, ein histor. Roman aus dem Zeit des Prinzen Morits von Nassau, aus d. Holl. übersetzt von Carl Eduard Herght (3 Bände). P. - Aachen, Mayer, 1835. De Pleegzoon, 2 deelen. P. - Romantische werken, Ie en IIe deel, Rott. M. Wijt en Zonen, 1856. | |
[pagina 82]
| |
De Pleegzoon, roijaal 8o. P. - Romantische werken, Ie deel, 's Gravenhage, Leiden en Arnhem; Martinus Nijhoff, A.W. Sijthoff, D.A. Thieme, 1867. The adopted son translated by Hoskin, 2 Vol. P. - New-York, Burgess Stringer & Co. 1847. Onzin. D. - Keur van scherts en luim, Amst. F. Kaal en C. Bakker Bz. Haarlems verlossing. Zangspel. D. - Amst. P. Meijer Warnars.
1834.
Vertalingen en navolgingen in Poëzij. - Amst. P. Meijer Warnars. Saffo. Zangspel. Muzijk van J.B. van Bree. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Aan Mevr. Stoetz, geb. Majofski. D. - Hs. Aan Mevr. Engelman, geb. Bia. D. - Hs. Aan Mevr. Naret Koning, geb. Majofski. D. - Hs. Aan Mejufvr. Rinkes. D. - Hs. Verontschuldiging. D. - Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen, Alkm. J.A.M.W. le Sage Ten Broek. Vriendschap, Liefde en Wijn. D. - Hs. De Dichter. D. - Hs.
1835.
Aan mijn zoon David. D. - Hs. Receptie in den Mr... Gr... gehouden in de Willem Frederik in het O... van Amst. D. - Nederlandsche Vrijmetselaars-Almanak, Amst. de Erven H. van Munster & Zoon.Harald, de onversaagde. Zangspel. D. - Dramatische werken IIe deel, Amst. P. Meijer Warnars, 1853. Dichtregelen aan den Heer de Montherot. D. - Herinneringen, Indrukken, Gedachten en Tafereelen, opgedaan gedurende een reis naar het Oosten, door A. de Lamartine, Ie deel, Breda en Amst. F.P. Sterk en L. van Bakkenes. Dichtregelen aan Mevr. Jorelle. D. - Hetzelfde werk. Gethsemané of Julia's dood. D. - Hetzelfde werk, IIe deel. Dichtregelen te Balbek geschreven. D. - Hetzelfde werk, IIIe deel. Aan mijn vriend Jan I.F. Wap, in zijn vriendenrol. D. - Hs. De vier feestliederen. D. - Nederl. Muzen-Almanak, Amst. J. Immerzeel Jr. Aan den Heer N. Beets (met 3 portretten). D. - Tesselschade, Amst. H. Frijlink. Bij het aanbieden van een Album. D. - Hs. Mij behagen enz. D. - Hs. | |
[pagina 83]
| |
1836.
In een vriendenrol. D. - Hs. De roos van Dekama, 2 deelen. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Die Rose von Dekama. Ein Hist. Roman, aus d. Holl. übersetzt von Carl Eduard Herght, 3 Bände. P. - Aachen, Mayer, 1837. Die Rose von Dekama. Ein Hist. Roman, aus d. Holl. übersetzt von L.T. Moseler, 3 Bände. P. - Hamm, Schulzische Buchlg. 1837. La Rose de Dekama. Rom. Hist. du XIVe Siècle, traduit du Holl. par A.B.J. Dufauconpret et André Dubourcq, 2 Tomes. P. - Paris, Vve. le Gras Imbert & Co. 1841. De Roos van Dekama, 6 deeltjes. P. - Gent, Hebbelijnck, 1842. De Roos van Dekama, 2e druk, 4 deelen, klein 8o. P. - Amst. P. Meijer Warnars, 1844. The Rose of Dekama or the Friesian Heiress, translated from the Dutch by Franck Woodley. AB., 2 Toms. P. - London, Bruce and Wyld, 1847. De Roos van Dekama, 2 deelen. P. - Romantische werken, Ve en VIe deel, Rott. M. Wijt en Zonen, 1857. De Roos van Dekama, roijaal 8o. P. - Romantische werken, IIe deel, 's Gravenhage, Leiden en Arnhem; Martinus Nijhoff, A.W. Sijthoff en D.A. Thieme, 1868. La Rose de Dekama, traduit par M.M.L. Wocquier et D. van Lennep. P. - Paris, L. Hachette & Co. 1859. De Veerman aan de Lek, voorkomende in de Roos van Dekama, op muzijk gezet voor de piano door B.W.J. Heyne. Muzijk. - Rott. I.H. Paling & Co. Vondel, le Poête Hollandais. P. - Revue de Paris, Maestricht, F. Bury-Lefebvre. In den vriendenrol van den Heer Dr. Abr. de Vries. D. - Hs. Dichtregelen ter gelegenheid van het 25jarig engagement van Mej. Adams aan den Stads-Schouwburg te Amsterdam. D. - Hs. Afwezigheid. D. - Hs.
1837.
Bede. D. - Hs. Bij den jaardag van een moeder. D. - Hs. De ijzeren Spoorweg van Amsterdam naar Haarlem. Lierzang. D. - Amst. P. Meijer Warnars. De Girobank, deszelfs begin, werking en einde, voorgesteld op een print door een liefhebber. Steendruk. - Amst. G.L. Koopman. Aan den Heer C.C. Roëll, na de verdediging zijner dissertatie. D. - Achter de dissertatie, Utr. C. van der Post Jr. Ocheda. Fragment. D. - Nederl. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. | |
[pagina 84]
| |
Aan eene jeugdige erfgename. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak voor 1851, Amst. J.H. Laarman. Verjaarwensch van een zuigeling aan zijn vader, 't jaar na het overlijden zijner moeder. D. - Hs.
1838.
Vondel's droom. Tafereel, opgevoerd ter gelegenheid van het tweede eeuwfeest van den Schouwburg te Amst. D. - Amst. M. Westerman & Zoon en C. van Hulst. Op den dood van Hubertus Dahmen. D. - Hs. Hij is niet meer. Herinnering aan de nagedachtenis van wijlen Hubertus Dahmen. Muzijk van F.N. Stoetz. Muzijk. - Amst. P. Meijer Warnars. Bij den dood van Mr. Dirk Alewijn. D. - Hs. Heilwensch aan Abraham Willet. D. - Niet in den handel. Den Heere A. Willet, geneesheer te Amsterdam gedurende 25 jaren. D. - Niet in den handel. Aan eenen in Nederland geboren doch daarbuiten opgevoeden jongeling bij zijn vertrek naar Java. D. - Nederl. Volks-Almanak voor 1846, Schoonhoven, S.E. van Nooten. Soliman de Tweede, of de drie Sultanes. Zangspel. D. - Dramatische werken, IIe deel, Amst. P. Meijer Warnars, 1853. Aan Dr. A. Willet. D. - Hs. Onze voorouders in verschillende tafereelen geschetst, 5 deelen. P. - Amst. P. Meijer Warnars, 1838-1844. Brinio, Nouvelle Caninefate. Traduit du Holl. par F. Douchez, 2 Volumes. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Die Caninefaten, aus d. Holl. übersetzt von I.H.F. Lerz, 2 Bände. P. - Aachen, Mayer, 1840. Chariëtto und das Sachsische Wesen, aus d. Holl. übersetzt von I.H.F. Lerz. P. - Aachen, Mayer. Die Friezen in Rom, aus d. Holl. übersetzt von I.H.F. Lerz. P. - Aachen, Mayer, 1842. Der Klosterzögling, aus d. Holl. übersetzt von I.H.F. Lerz, 2 Bände. P. - Aachen, Mayer, 1842. Onze voorouders, 5 deelen. P. - Romantische werken, IXe-XIIIe deel, Rott. M. Wijt & Zonen, 1858-1859. Onze voorouders, roijaal 8o. P. - Romantische werken, IIIe deel, 's Gravenhage, Leiden en Arnhem; Martinus Nijhoff, A.W. Sijthoff en D.A. Thieme, 1868. Op de afbeelding van H.K.M. Frederika Louiza Wilhelmina Koningin der Nederl. (met portret). D. - Hulde aan de nagedachtenis van wijlen H.M., Amst. I.F. Schleijer. | |
[pagina 85]
| |
De 3 jonge Meisjens (met een plaat). P. - Tesselschade, Amst. H. Frijlink. Doctrina op het bal van Amicitia. D. - Niet in den handel. Extemporé door de Heeren J. van Lennep, R.H. van Someren en H. Tollens Cz. D. - Hs. Een nieuw lied op het 50jarig bestaan van het genootschap Doctrina et Amicitia. D. - Niet in den handel.
1839.
Jacobaas Weeklacht op het Huis te Teylingen. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Jacoba's Lament at the House of Teylingen, from the Dutch by S. Farncombe Sanders. D. - The Hague, K. Fuhri. Proeve van een kritiesch onderzoek der zoogenaamde Kronijk van Andreas Cornelius. P. - Bijdragen voor Vaderlandsche Geschied- en Oudheidkunde, Arnhem, Is. An. Nijhoff. Aan de Zanggodin (met portret van Mlle. Rachel Felix). D. - Nederl. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Winternacht. Facsimilé. D. - Aldaar. Ter zilveren bruiloft van den Heer W. Roëll en Mevrouw C.C. Roëll geb. Hodshon. D. - Hs. Rouwklanken, ter uitvaart van den Broeder... F. - D. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs.
1840.
De lotgevallen van Ferdinand Huyck, 2 deelen. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Die Abentheuer Ferdinand Huycks, 3 Bände. P. - Aachen, Mayer, 1841. Ferdinand Huyck, 2 deelen. P. - Romantische werken, IIIe en IVe deel, Rott. M. Wijt & Zonen, 1856. Ferdinand Huyck, roijaal 8o. P. - Romantische werken, Ie deel, 's Gravenhage, M. Nijhoff; Leiden, A.W. Sijthoff; Arnhem, D. A. Thieme, 1867. Le fils du Bailli. P. - Journal pour tous, XIe Vol. p. 425, Paris, Publication de Ch. Lahure et Co. 1862-1863. Les avantures de Ferdinand Huyck, traduit du Holl. par MM. L. Wocquier et D. van Lennep. P. - Paris, L. Hachette & Co. 1858. Aan den Heer Claude Crommelin. D. - Hs. In het Album van mijn Dochtertjen. D. - Hs. In het Album van mijn Dochtertjen (variant). D. - Nederl. Volks-Almanak voor 1846, Schoonhoven, S.E. van Nooten. Nootenkraker en Muizekoning. P. - Amst. P. Meijer Warnars. | |
[pagina 86]
| |
Vertaling van dichtregelen in het huis van Czaar Peter, te Zaandam. D. - De Aardbol, Magazijn van hedendaagsche Land- en Volkenkunde, IIIe deel, Amst. J.H. Laarman, 1841. Don Ramiro. D. - Nederl. Muzen-Almanak. In den vriendenrol van Mr. Samuel Iperusz. Wiselius (met portret). D. - Aldaar. Aan de gestrenge beoordeelaars. D. - Aurora, 's Gravenhage, K. Fuhri. Hoe loopt de Dusse langs het Hol van Neander? D. - Nederl. Muzen-Almanak voor 1842. Aan eene zangeres, die eene oude Romance zong. D. - Hs. Verbeelding en wezenlijkheid. D. - Hs. In antwoord aan den Heer Mr. F.A. van Hall. D. - Hs. Aanspraak bij het openen der gewone vergadering van de 2e Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, 17 Sept. 1840, de eerste na den dood van J.H. van der Palm (met portret). P. - Hs. Bij de komst van Willem II (met portret). D. - Hs. Adelaïde. D. - Hs. Ter gelegenheid der 25jarige Echtverbinding van Jhr. Willem van Loon en Vrouwe Anna Louisa Agatha van Winter. D. - Niet in den handel.
1841.
De Bergwerkers. Zangspel. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Feestzang. D. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. V... M... Regel. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren. Over twee Hs. van ‘Der Leecken-Spiegel.’ P. - Verslagen en Mededeelingen van het Instituut, Amst. Johannes Muller. De omroeper (met plaat en 3 vign.). P. - De Nederlanden, karakterschetsen, kleederdragten, houding en voorkomen van verschillende standen, 's Gravenhage, Nederl. Maatschappij van Schoone Kunsten. Het wafelmeisjen (met plaat en 3 vignetten). P. - Hetzelfde werk. De Aanspreker (met plaat en 3 vignetten). P. - Hetzelfde werk. De Holl. Werkmeid (met plaat en 3 vignetten). P. - Hetzelfde werk. De Kruier van Amst. (met plaat en 3 vignetten). P. - Hetzelfde werk. De kweekeling voor de zeevaart (met plaat en 3 vignetten). P. - Hetzelfde werk. Grafschrift (met gravure). D. - Almanak voor Holl. Blijgeestigen, Hoorn, Gebr. Vermande. Réponse à Mr. de Latour. D. - Hs. | |
[pagina 87]
| |
Van Amsterdam naar Parijs. P. - Aurora, 's Gravenh. K. Fuhri. Aan de Redactie van het Handelsblad (over het toezenden van een Diploma van vrijen toegang in den Hollandschen Schouwburg. P. - Algem. Handelsblad No. 3058, Amst. Gebr. Diederichs. De E. Legende. P. - Niet in den handel. Dichtregelen bij het 25jarig bestaan der Loge Anna Paulowna te Zaandam. D. - Hs.
1842.
Coupletten, uitgesproken op een gastmaal, bij gelegenheid dat Mr. F.A. van Hall Deken van de Orde der Advocaten werd. D. - Hs. Verhandeling over de zoogenaamde Fantastische letterkunde. P. - Europa, Verzameling van In- en Uitlandsche lettervruchten, Dord. H. Lagerwey. De Bouwkunst. Leerdicht. D. - Amst. P. Meijer Warnars. De slag bij Coevoorde 1227. D. - Drentsche Volks-Almanak, Koevorden, D.H. van der Scheer. De slag bij Coevoorde 1227. D. - Koevorden, D.H. van der Scheer. Vertaling van dichtregelen uit het Fransch van Victor Hugo. D. - Hs. Aan de Redactie van het Handelsblad (over de vertalingen van den Heer I.H.F. Lerz). P. - Algem. Handelsblad no. 3421, Amst. Gebr. Diederichs. Aan Mr. AE. Baron Mackay. D. - Hs.
1843.
Vrijmetselaars-typen. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Luther door G.C. (met 12 staalplaatjes). P. - Amst. P. Meijer Warnars. De Eed op den reiger. D. - Holl. Schilder- en Letterkundig Album voor 1849, 's Gravenhage, P.H. Noordendorp. In den vriendenrol van den Heer Mr. J.W. Willekes (met portret). D. - Hs. Herderskout. D. - Hs. Apollo groen en niet groen. D. - Hs. Het blinde Meisjen. D. - Hs. De Gebroeders. Romance. D. - Proza en Poëzij. Uitgegeven ten voordeele van de bewoners van Twenthe, 's Gravenh. J.M. van 't Haaff, 1845. Het sterfbed in de hut. D. - Nederl. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Aan Inez. D. - Almanak voor het Schoone en Goede, Amst. G.J.A. Beijerinck. | |
[pagina 88]
| |
Aan Mej. S. Trakranen. D. - Hs. In het Album van .... D. - Hs.
1844.
Gezangen bij de viering van het lijkfeest van Z.M. Willem Frederik, Graaf van Nassau (met portret). D. - Niet in den handel. Geschiedkundige aanteekeningen betreffende de Orde van den Tempel. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Vrijmetselaars-typen (vervolg). P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren. Dichtregelen ter gelegenheid van het zilveren bruiloftsfeest van den Heer Mr. David Jacobus van Lennep en Vrouwe Anna Catharina van de Poll. D. - Niet in den handel. Proeve eener verduitsching der Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Plat-Amsterdamsch. P. - Overijsselsche Almanak voor Oudheid- en Letterkunde, Deventer, I. de Lange. Proeve van Plat-Amsterdamsch met ophelderende aanmerkingen van Dr. J.H. Halbertsma. P. - Niet in den handel. Ter Bruiloft van den Heer Mr. Aart Veder en Mejuf. Constance Balck. D. - Hs. Avondrust. D. - Nederl. Muzen-Almanak, Amst., J.H. Laarman. De vliegende visch. D. - Aldaar. De Draad van Ariadne. D. - Aurora, 's Gravenh. K. Fuhri. Ter Bruiloft van den Heer I.H. Kruimel en Mej. A. Schumer. D. - Hs. Geschiedkundige en plaatselijke beschrijving der meeste buitenplaatsen in de omstreken van Haarlem. P. - Gezigten in de omstreken van Haarlem door P.I. Lutgert, Amst. Frans Buffa & Zonen; Haarl. Wed. A. Loosjes Pz. 1837-1844. Aan de Redactie van het Handelsblad (over het verschil tusschen de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal). P. - Algemeen Handelsblad no. 4053.
1845.
De voornaamste geschiedenissen van Noord-Nederland aan zijne kinderen verhaald, 4 deelen of 12 stukken, klein 8o. P. - Amst. P. Meijer Warnars, 1845-1849. De voornaamste geschiedenissen van Noord-Nederland aan zijne kinderen verhaald, 4 deelen met platen, groot 8o. P. - Amst. Gebr. Kraay, 1856-1857. Vrijmetselaars Wetgeving. Over de Groote Loge Schotland en haar Wetboek. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren. | |
[pagina 89]
| |
Heilwensch aan eene Bruid door hare zoogzuster toegebracht. D. - Nederl. Volks-Almanak voor 1849, Schiedam, H.A.M. Roelants. Laudabunt alii. D. - Hs. Laudabunt alii. Variant. D. - Almanak voor het Schoone en Goede voor 1851, Amst. A. Jager. Bedenkingen tegen het Koninklijk Besluit van 23 Mei 1845. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Het Gods oordeel. P. - De Tijd. Merkwaardigheden der Letterkunde en Geschiedenis van den dag voor de beschaafde wereld, 's Gravenhage, J.L. van der Vliet. Titels in brieven. Een gesprek. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Brief aan de Schrijvers van het Tijdschrift ‘de Spectator’. P. - De Spectator 's Gravenh., I.A.A. van den Bergh. Zij dacht aan hem. D. - Maria en Martha, Schoonhoven, S.E. van Nooten. De slechte maaltijd. Een ware gebeurtenis. P. - Europa. Verzameling van in- en uitlandsche lettervruchten, Dordrecht, H. Lagerwey. Salvator Rosa. D. - Nederl. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Meester Harmen. D. - Aldaar. Nekrologie van den Heer Samuel Iperusz. Wiselius (met portret voorzien van bijschrift.) P. - Aldaar. Nekrologie van den Heer Johannes Kinker (met portret). P. - Aldaar. Trojan, Koning der Serviërs. D. - Almanak voor het Schoone en Goede, Amst. G.J.A. Beijerinck. Op het lijkfeest van den Z... V... Br...] I.W. Willekes. D. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Toepasselijke dichterlijke bijschriften op het Portret en Tooneel-Decoratief van F.J. Pfeiffer Jr. (met portret en platen). D. - Amst. C. Weddepohl. Gedachten over de vrijheid der drukpers. P. - Algemeen Letterlievend Maandschrift, Utrecht, J.G. Andriessen. Een anekdote uit het leven van den tooneelspeler Fleury. P. - De Spectator, 's Gravenhage, I.A.A. van den Bergh, 1846. Op het Bruiloftsfeest van den Heer H. Cruys en Mej. S. Trakranen. D. - Hs.
1846.
Ruwaardes Geertruida. Historische voorstelling. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Dichtregelen uitgesproken door Mevr. de wed. M.T. Engelman, geb. Bia, ter gelegenheid der feestviering harer vijf-en-twintig-jarige verbindtenis aan den Stads-Schouwburg te Amsterdam. D. - Amst. P. Meijer Warnars. | |
[pagina 90]
| |
Danslied. D. - Niet in den handel. Extemporé. D. - Hs. Aan den Heer P.A. de Genestet, na ontvangst van zijn gedicht: ‘Morgen is mijn Dichter jarig’. D. - Hs. De zwemschool aan het IJ. D. - Niet in den handel. Baden en zwemmen. D. - Niet in den handel. Aan mijnen vriend H. Krieger Schumer, ter gelegenheid van het heuchelijk feest, door hem gevierd op den 29sten Junij 1846. D. - Hs. Dona Inez. D. - Vergeet mij niet, Amst. Gebr. Diederichs. In het Album te Han sur Lesse. D. - Aurora, 's Gravenh. K. Fuhri. Klaagzang van den Badgast te Kreuznach. D. - Nederl. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Bij het terugzenden van een gouden hart (Fransch). D. - Hs. Verhandeling over de eischen der kunst. P. - Vaderl. Letteroefeningen, Amst. G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. IJntema. Levensschets van Sir David Milne van Milnegraden. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren. De Nachtwacht aan de ingezetenen van Amsterdam, bij den aanvang van het jaar 1847. D. - Niet in den handel. Kritische beschouwingen van den ‘Lucifer’ van Vondel. P. - Hs.
1847.
Antikritiek aan den Heer J.A. Alberdingk Thijm. P. - Algemeen Letterlievend Maandschrift, Utrecht, J.G. Andriessen. Gezangen bij gelegenheid van het openbaar examen der stads-armenscholen en gedachtenis aan hun vijftigjarig bestaan. D. - Niet in den handel. Mozaïek (panem et circenses). P. - De Spectator. Kritiesch en Historiesch Kunstblad, Utrecht, L.E. Bosch & Zoon. Aan het Tijdschrift ‘de Tijd’ bij het zien der door hem geleverde zoogenaamde afbeelding van Mej. Toussaint (met 2 portretten). D. - Hs. Den Dichter H.C. Andersen (met portret). D. - De Tijd. Merkwaardigheden enz. 's Gravenh. J.L. van der Vliet. Aan de Bruid. Bij gelegenheid van het huwelijk van Mejonkvr. S. Hodshon en den Hoog WelGeb. Heer J. Baron Taets van Amerongen van de Natewisch. D. - Hs. Nog iets over den Angel in het gras. P. - Magazijn van Nederl. Taalkunde, 's Gravenh. Gebr. Belinfante. Abigaïl (met portret). D. - Bijbelsche vrouwen des Ouden Verbonds, Haarlem, A.C. Kruseman. Over uitwijden en uitweiden. P. - Magazijn van Nederl. Taalkunde, 's Gravenh. Gebr. Belinfante. Nog een paar aanmerkingen. P. - Aldaar. | |
[pagina 91]
| |
Rosenveldt. P. - De Spectator. Kritiesch en Historiesch Kunstblad, Utrecht, L.E. Bosch & Zoon. Aan mijn vaderland. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Requiescat. D. - Aldaar. Feestlied, toegezongen aan de Rederijkers-Kamer opgericht te Amsterdam in den jare 1844. D. - Aurora, 's Gravenh. K. Fuhri. De twee pistoolschoten (met een plaat). P. - Nederl. Schilderschool, 's Gravenh. C.W. Mieling. Nederlandsche legenden in rijm gebracht (Eduard van Gelre). 2 deelen. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Nederlandsche legenden in rijm gebracht (Eduard van Gelre). D. - Poëtische werken, IVe deel, Rotterd. M. Wijt & Zonen 1860. Een woord ter waarschuwing, uitgesproken bij gelegenheid der jongst gedane benoeming van kiezers (zonder naam). P. - Amst. P. Meijer Warnars. Een woord ter waarschuwing, uitgesproken bij gelegenheid der jongst gedane benoeming van kiezers (met naam). P. - Amst. P. Meijer Warnars. Bij het zenden eener Surprise. D. - Hs. Verjaarwensch van Gerard en Arnoldien aan hunne moeder. D. - Hs. Eene vergadering der Staten van Holland in 1672. P. - Holland. Almanak voor 1849, Amst. P. Kraay Jr. De Yankee. D. - Hs. Keur van Grafschriften op J. van Lennep. D. - Hs.
1848.
Mozaïek (Jan van Schaffelaar. - Een tooneelgordijn). P. - De Spectator. Kritiesch en Historiesch Kunstblad, Utrecht, L.E. Bosch & Zoon. Aan alle oudheidkenners van Nederland. P. - Algemeene Konsten Letterbode voor 1848. no. 3, Haarl. Erven Loosjes. Aanmerkingen op het ontwerp van gewijzigde Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Brief aan Mr. D. Donker Curtius ss. tt. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Aan de Redactie van het Handelsbad (opheldering van een vermoeden in bovengemelden brief geuit). P. - Algemeen Handelsbad no. 5148. Aan de Redactie van het Handelsblad (Antwoord op een artikel in het algemeen Handelsblad no. 5149). P. - Algemeen Handelsblad no. 5153. Brief aan den Heer Joan Muller. P. - Amst. P. Meijer Warnars. Liederen, gezongen bij de feestviering van het 25jarig bestaan der Societeit ‘Bellevue en Concordia’. D. - Niet in den handel. | |
[pagina 92]
| |
Gallerie particulière do tableaux de S.M. le roi des Pays-Bas (4 Livraisons). P. - A la Haye, C.W. Mieling 1848-1857. Bemoediging. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. De aanhaling. D. - Aldaar. Vijf zeemansliedtjens uit den ouden tijd. D. - Aurora, 's Gravenh. K. Fuhri. De vader aan zijn eenig zoontjen. D. - Almanak voor het Schoone en Goede, Amst. G.J.A. Beijerinck. De twee grasmaaijers. D. - Aldaar. De verschijning. D. - Dorcas, Rott. H. Nijgh. Brief aan den Hoogwelgeb. Heer Jhr. M. Salvador. P. - Opregte Haarlemsche Courant, 1854 no. 112. Voorbericht voor de Almanak ‘Holland’. P. - Holland. Almanak voor 1849, Amst. P. Kraay Jr. Kalender voor het jaar 1849 (met de houtsneden in den tekst). P. - Aldaar. Korte Kronijk voor den jare 1848. P. - Aldaar. Rembrandt van Rijn. Historische schets met zang. Proza en Poëzij. - Amst. P. Meijer Warnars. Voorrede voor ‘de Jonker van Brederode’ door W.J. Hofdijk. P. - Amst. P. Kraay Jr. Dichtregelen, uitgesproken bij gelegenheid der ontbinding van het Saturdagsch gezelschap. D. - Hs. Vaersjes voor Thomas-vaêr. (Ham. - De Sla. - Aardappelen. - Wijn. - Kaas. - Brood. - De Souffleur). D. - Hs.
1849.
Wenken aangaande den toestand der uitwendige eerdienst. P. - Boekzaal der geleerde waereld, Amst. De Erven D. Onder de Linden & Zoon. Over de onderlinge en wederkeerige vertegenwoordiging der Groot-Loges. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Onder het wapen van Hare Majesteit (met twee portretten en wapen). D. - Niet in den handel. De twee Amiralen. P. - Nederland, Utrecht en Meppel, W.H. van Heyningen. De twee Amiralen, 12o. P. - Utrecht, W.H. van Heyningen. Vrijsters-tarief. D. - Muzen-Album, Amst. Gebr. Diederichs. Zang, bij gelegenheid van de Rouwplechtigheid door de vereenigde Vrijmetselaars-Loges te Amsterdam op den 18den April aangeheven, bij den dood van Koning Willem II (met portret). D. - De | |
[pagina 93]
| |
Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant no. 209, Utrecht, Kemink & Zoon. Aanteekeningen bij het lezen der ‘Blikken in P. Weiland's Handwoordenboek voor de spelling door D. Bomhoff Hz. P. - Magazijn van Nederl. Taalkunde, 's Gravenh. Gebr. Belinfante. Op de blijde inkomst van Willem III (met portret). D. - Amsterdamsche Courant no. 113, Amst. J. van Bonga. Beantwoording van vraag 40 over de spelling ‘Brabant’ enz. P. - Magazijn van Nederl. Taalkunde. Vraag 41 ‘Robijnengloed en robijnegloed’, enz. P. - Aldaar. Emilia van Nassau (met portret en plaat). P. - Holl. Schilderen Letterkundig Album, 's Gravenh. P.H. Noordendorp. Een droom van Californië. Kluchtspel. Proza en Poëzij. - Amst. P. Meijer Warnars. Mozaïek (‘van af - tot toe’). P. - De Spectator. Kritiesch en Historiesch Kunstblad, Utrecht, L.E. Bosch & Zoon. Toespraak bij de opening der openbare vergadering van de Rederijkers-Kamer ‘Achilles’, op den 3den Mei 1849. P. - Kunstkronijk, 's Gravenh. K. Fuhri. Wie was de verdrukte? Blijspel. P. - Dramatische werken, IIIe deel, Amst. P. Meijer Warnars, 1854. Anna Maria Kamphuizen (met 3 portretten). P. - De Spectator. Kritiesch en Historiesch Kunstblad, Utrecht, L.E. Bosch & Zoon. Zeemansliedtjens. D. - Aurora, Haarlem, A.C. Kruseman. De weifelende Ezel. D. - Almanak voor het Schoone en Goede, Amst. G.J.A. Beijerinck. Aan eene vriendelijke Gastvrouw. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak voor 1854, Amst. J.H. Laarman. Geld is de beste vriend. D. - Nederl. Volks-Almanak, Schiedam, H.A.M. Roelants. Guurtjen. D. - Aldaar. Aan Laura. Klinkdicht. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak. Grijsaartslied. D. - Aldaar. De Eik. D. - Holland. Almanak voor 1850, Amst. P. Kraay Jr. Le Chêne par F.L.A. de Jagher. D. Etudes nationales. Traductions et imitations du Hollandais, à la Haye, C.M. Susan, 1850. Vertelling van den Heer die zijn koffer kwijt was (met de houtsneden in den tekst). P. - Holland. Almanak voor 1850. Een brief van een nichtjen dat buiten woont aan haar neef te Amsterdam. D. - Aldaar. Vervolg der korte Kronijk (met de houtsneden in den tekst). P. - Aldaar. Verontschuldiging, uitgesproken in verschillende letterkundige Ge- | |
[pagina 94]
| |
nootschappen in het Maatschappelijk jaar 1849-1850. D. - Amst. P. Meijer Warnars. Voorwoord voor ‘J. van Vondel's Gijsbrecht van Amstel’. P. - Amst. I. Noordendorp. Uittreksel uit het verslag der vergadering van de Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten. P. - Algem. Handelsblad no. 5601. Aan de Redactie van het Handelsblad (terechtwijzing van bovengegenoemd verslag). P. - Algemeen Handelsblad no. 5604. Bij het 50jarig Hoogleeraarsambt van den Heer Mr. D.J. van Lennep. D. - Verslag van het gebeurde te dier gelegenheid, Amst. Frederik Muller, 1850. Inleiding voor de Kunstkronijk (met de houtsneden in den tekst). P. - Kunstkronijk voor 1850, 's Gravenhage, K. Fuhri. Iets over de voorgenomen slooping der Gevangenpoort te 's Gravenvenhage (met de houtsneden in den tekst). P. - Aldaar. Het graf van Chateaubriand (met de plaat). D. - Cahier van 4 premieplaten, 's Gravenhage, J.L. van der Vliet. Aan Mevr. Stoetz-Majofski. D. - Hs. Aan Mej. M. Engelman. D. - Hs. Aan Mej. C. Scheps. D. - Hs. Dichtregelen bij gelegenheid der 25jarige verbindtenis van Mevr. Stoetz-Majofski aan den Stads-Schouwburg te Amsterdam, 28 Februarij 1849. D. - Hs. Den Heer S.L. Ihnken. D. - Hs.
1850.
De niet uit te spreken naam. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. De val van Jerusalem. Treurspel door Mr. J. van Lennep en A.J. de Bull. D. - Amst. J. Noordendorp. Uittreksel uit het verslag van de Duinwater-Maatschappij in de Vergadering van 21 Januarij. P. - Amsterdamsche Courant no. 20, Amst. J. van Bonga. Aan de Redactie der Amsterdamsche Courant (terechtwijzing van bovengenoemd verslag). P. - Amsterdamsche Courant no. 21. Proeve van beantwoording eener vroeger in dit Tijdschrift door mij gedane vraag ‘Robijnengloed en Robijnegloed’ enz. P. - Magazijn van Nederl. Taalkunde, 's Gravenh. Gebr. Belinfante. Meer, meerder, meerdere. P. - Aldaar. Raadsel. ‘De Briefbesteller’. D. - Nederl. Jaarboekje der Posterijen, Tilburg, A. van der Voort & Zonen. Correspondentie (over eene vertaling door Mevr. Bilderdijk). P. - Algemeen Letterlievend Maandschrift, Utrecht, J.G. van Terveen & Zoon. | |
[pagina 95]
| |
Aan de Redactie van het Handelsblad (uitnoodiging ter completeering van Vondels werken). P. - Algemeen Handelsblad no. 5717, Amst. Gebr. Diederichs. De vrouw van Pilatus (met plaat). D. - Bijbelsche vrouwen des N. Verbonds, Haarlem, A.C. Kruseman. Eene schaking in de 17de eeuw. P. - Nederland, Utrecht, W.H. van Heyningen. Eene schaking in de 17de eeuw, 12o. P. - Utrecht, W.H. van Heyningen. Uittreksel uit het verslag der vergadering van de Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut (over het uitgeven van gehoorde leerredenen). P. - Nederl. Staats-Courant no. 111. Over het drukken van gehoorde leerredenen. P. - Amsterdamsche Courant no. 96, Amst. J. van Bonga. Maria van Borgondiën (met 2 portretten en plaat). P. - Album van Schoone Kunsten, Haarlem, J.J. van Brederode. Uittreksel uit het verslag van de vergadering der Tweede Klasse van het Koninklijk Nederl. Instituut (voorgenomen wijze van bewerking van Vondels werken). P. - Nederl. Staats-Courant no. 121. Verslag der Kommissie tot bevordering der Waterleiding uit de Duinen bij Haarlem naar en in Amsterdam. P. - Amsterd. Courant no. 162. Zeemansliedtjens (vervolg). D. - Aurora, Haarlem, A.C. Kruseman. Een klavertal. D. - Muzen-Album, Amst. Gebr. Diederichs. Emilia Barten. P. - Holland. Almanak voor 1851, Amst. Gebr. Kraay. Een Staats-examen in 1851. P. - Aldaar. Brandblussching. D. - Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen, Schoonhoven, S.E. van Nooten. Ter Echtvereeniging van Jonkvr. S.C.W. van Lennep en Jhr. C. Hartsen. D. - Hs. Tweespraak tusschen een Noord- en Zuid-Nederlander. D. - Hs. Vervolg der korte Kronijk. P. - Holland. Almanak voor 1851. 18 November 1813. D. - Achter het programma van een orgelconcert. Niet in den handel. Elizabeth Musch. Een tafereel uit de 17de eeuw (3 deelen). P. - Amst. P. Meijer Warnars. Elizabeth Musch (2 deelen). P. - Romantische werken, VIIe en VIIIe deel, Rott. M. Wijt & Zonen, 1857. Elizabeth Musch, roijaal 8o. P. - Romantische Werken, IIe deel, 's Gravenhage, Leiden, Arnhem, Martinus Nijhoff, A.W. Sijthoff, D.A. Thieme, 1868. Twee dichters en twee eiken. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. | |
[pagina 96]
| |
Kaap Tabin. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Vondel's eigenhandig afschrift van ‘Hierusalem verlost’. P. - Aldaar. De werken van Vondel, in verband gebracht met zijn leven, en voorzien van verklaringen en aanteekeningen, met platen en afbeeldingen (12 deelen). Poëzij en Proza. - Amst. M.H. Binger & Zonen. Ter Bruiloft mijner lieve Nicht Henriette Roëll en Jhr. A. Clifford. D. - Hs. Aan den Heer J. Radink. D. - Hs.
1851.
De betooverde Viool en het Bloemen-oproer. Een Anacreontisch, romantisch, fantastisch, bloemrijk, tragi-komisch, met zang, dans en verderen vreemden toestel versierd, Drama-Ballet. Proza en Poëzij. - Amst. P. Meijer Warnars. Over Begonnen, - Vergeten, - Gestopt - en Aan zijn. P. - Magazijn van Nederl. taalkunde, 's Gravenh. Gebr. Belinfante. Een lijkrede van Bossuet (met houtsnede in den tekst). P. - Kunstkronijk, 's Gravenh. K. Fuhri. Aan de Redactie van het Handelsblad (over eene uitnoodiging op het Loo). P. - Algemeen Handelsblad no. 6018. Aan de Redactie van de Nederlander (over het gevoelen der Broeders Vrijmetselaren omtrent het Schoolwezen). P. - De Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant no. 203, Utrecht, Kemink & Zoon. Vader en zoon. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Gedichten, zoo oude als nieuwe, groot 8o. D. - Amst. Gebr. Kraay. Gedichten, zoo oude als nieuwe, klein 8o. D. - Amst. Gebr. Kraay, 1853. De Trojaansche oorlog. D. - Nederl. Volks-Almanak, Schiedam, H.A.M. Roelants. Een lied uit het Gaskonsch van Jasmin, den kapper van Agen. D. - Aldaar. Zestal Zeemansliedtjens. D. - Aurora, Haarl. A.C. Kruseman. Aan de Redactie van de Nederlander, verklaring van het woord ‘vrijzinnig’. P. - De Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant no. 356, Utrecht, Kemink & Zoon. Aan de beschaafde vrouwen van Nederland. P. - Holland. Almanak voor 1852, Amst. Gebr. Kraay. De gravin van Overston. D. - Almanak voor het Schoone en Goede, Amst. A. Jager. Gedachten bij de tentoonstelling te Londen. D. - Holland. Almanak voor 1852, Amst. Gebr. Kraay. | |
[pagina 97]
| |
De wakkere knaap. D. - Het nachtegaaltje, Amst. Gebr. Willems. Het Schepnet (met het plaatjen). D. - Aldaar. Het blijde Meisjen. D. - Aldaar. Paardje-spelen. D. - Aldaar. Een aardig ventjen. D. - Aldaar. Raadsel ‘Maal’. D. - Aldaar. De Ekster. D. - Het Lijstertje, Amst. Gebr. Willems. Klara tot haar pop (met het plaatjen). D. - Aldaar. De opgeschikte Kat (met het plaatjen). D. - Aldaar. De poppekast. D. - Aldaar. Raadsel ‘Knaap’. D. - Aldaar. Instudéren. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Aan den Heer A. de Jager. P. - Magazijn van Nederl. Taalkunde, 's Gravenh. Gebr. Belinfante. Aan de Redactie van ‘de Nederlander’ (Beantwoording van artikelen in de Provinciale, Friesche en Zeeuwsche Couranten). P. - De Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant, no. 390, Utr. Kemink & Zoon. Vervolg der korte Kronijk. P. - Holland. Almanak voor 1852, Amst. Gebr. Kraay. Programma bij de plechtige gedachtenis aan wijlen den A... Br... Johan Gerard Kruimel. P. - Niet in den handel. Aan de Redactie van ‘de Nederlander’ (wederantwoord aan de Zeeuwsche Courant). P. - De Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant, Utr. Kemink & Zoon. Rembrandt's Nachtwacht (met een plaat). P. - Kunstkronijk, 's Gravenhage, K. Fuhri. Plegtige aanvang der werkzaamheden voor de Waterleiding uit de Duinen bij Haarlem naar en in Amsterdam, 11 November 1851. P. - Amsterdamsche Courant, no. 269, Amst. J. van Bonga. De zwarte tulp. P. - De Tijd. Merkwaardigheden enz. 's Gravenhage, J.L. van der Vliet. De opheffing van het Koninklijk Nederlandsch Instituut. P. - Kunstkronijk, 's Gravenhage, K. Fuhri. Raadsel ‘Vloo’. D. - Almanak voor het Zoölogisch Genootschap ‘Natura Artis Magistra’, Amst. M. Westerman & Zoon. Lijkzang aan de Leden der voormalige Kommissie van Landbouw in Noord-Holland. D. - Hs. Vaers bij de print (met de print). D. - Achter het titelblad van de Landbouw-Courant, Arnhem, G.J. Thieme.
1852.
Proeve van Ministerieele Beleefdheid. P. - De Nederlander. Nieuwe Utrechtsche Courant, Utr. Kemink & Zoon. | |
[pagina 98]
| |
Afscheid aan eenen jeugdigen nieuwelings tot Mr... bevorderden Broeder. D. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Eenige bedenkingen. P. - Magazijn van Nederl. Taalkunde, 's Gravenh. Gebr. Belinfante. Jubelzang, aangeheven naar aanleiding van het medegedeelde in den brief van 's Konings Kommissaris voor de Koninklijke Schouwburgen in dato 15 Maart 1852. D. - Hs. Ter herinnering aan den Heer M. Westerman. Fragment. D. - Hs. Alexander Vattemare. P. - Bijvoegsel tot de Amsterdamsche Courant, no. 88. Salomon (met plaat). D. - Apostelen en Profeten, 's Gravenh. J.H. Noordendorp. Het Kasteel van Arckel, P. - Merkwaardige Kasteelen in Nederland, Ie deel, Amst. G.W. Tielkemeijer. Verslag van de Eerste Algemeene Vergadering der Duinwater-Maatschappij. P. - Amsterdamsche Courant, no. 121. Aan den Heer H. Binger. D. - Hs. Feestregelen, uitgesproken door Leden der Rederijkerskamer ‘Achilles’ ter gelegenheid van de luisterrijke viering der oprichting van Rembrandt's standbeeld te Amsterdam, op den 26sten Mei 1852 (met 3 afbeeldingen). D. - Holland. Almanak voor 1854, Amst. Gebr. Kraay. Over spraak en schrift (met de houtsneden in den tekst). P. - Kunstkronijk, 1852-1854, 's Gravenhage, K. Fuhri. Verklaring van het woord: ‘gewoud’. P. - Hs. Nog iets over G en CH. P. - Magazijn van Nederl. Taalkunde, 's Gravenhage, Gebr. Belinfante. Antwoord op de vraag door den Heer A.L. Boeser gedaan. P. - Aldaar. Afkomelingen van Anna Engels en Konstantijn Sohier. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Handschriften en berigten omtrent het geslacht Baeck of Bake. P. - Aldaar. Haimatochara. P. - Holland. Almanak voor 1853, Amst. Gebr. Kraay. De toerist en zijn gids. P. - Aldaar. De Pinxterbloem. D. - Aldaar. Het Rijks-Muzeum te Amsterdam. Eéne aflevering. P. - 's Gravenhage, C.W. Mieling. De Heer van Burleigh. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. De Burchtvrouw van Shalot. D. - Almanak voor het Schoone en Goede, Amst. A. Jager. | |
[pagina 99]
| |
Vervolg der korte Kronijk. P. - Holland. Almanak voor 1853, Amst. Gebr. Kraay. Zeemansliedtjens. D. - Amst. Gebr. Kraay. Slot-coupletten bij de benefice-voorstelling voor Mevr. Louise Lapramuller, 25 Mei 1852. D. - Hs. Twijfel bij een bezoek op het Huis te Manpad. D. - Hs. Aan de Koningin op haar geboortedag, 17 Junij 1852. D. - Hs. De wijdvermaarde reis van den grooten Thor door Nederland in 1852. D. - Hs. Dramatische werken. Met kritiesche beschouwingen en aanteekeningen, 3 deelen. Poëzij en Proza. - Amst. P. Meijer Warnars, 1852-1854. Romeo en Julia. Treurspel (met een plaat). P. - Amst. P. Meijer Warnars. Nieuwejaarsgroete van de kinderen in het Gereformeerde Weeshuis te Leiden voor het jaar 1853. D. - Niet in den handel.
1853.
Lijkzang op den Hertog van Wellington (met portret in kleuren). D. - Almanak voor het Schoone en Goede, Amst. A. Jager. Opwekking. D. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Goejanverwellensluis. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Volksliedjes: ‘Daar komt Pauwel Jonas (Prins Eneas) aan’. P. - Aldaar. Uitspraak der θ bij de nieuw-Grieken. P. - Aldaar. Daarstellen. P. - Aldaar. Iets over Dirck Pieterszoon Pers en zijn werken. P. - Nederland, Utrecht, W.H. van Heyningen. Hulde aan de nagedachtenis van Jan Willem Pieneman (met portret). P. - Kunstkronijk, 's Gravenhage, K. Fuhri. Voorrede voor het Lantspel: ‘Leeuwendalers’ door J. van Vondel. P. - Amst. J. Noordendorp. Het Kasteel van Heusden. P. - Merkwaardige Kasteelen in Nederland, IIe deel, Amst. G.W. Tielkemeijer. Verslag van de Tweede Algemeene Vergadering der Duinwater-Maatschappij. P. - Algemeen Handelsblad, no. 6701, Amst. Gebr. Diederichs. Parlementaire redevoering, 24 Junij. P. - Bijblad van de Nederlandsche Staats-Courant, 1853, II, vel 9. Over de onvereenigbaarheid der betrekking van Lid der Provinciale Staten met die van Hoogleeraar aan het Athenaeum te Amsterdam en omgekeerd. P. - Amsterdamsche Courant, no. 154. Antwoord aan den Heer Mr. F.F. Karseboom. P. - Aldaar, no. 159. | |
[pagina 100]
| |
Nog een Zeemansliedtjen: ‘Hou zee’. D. - Aurora. Haarlem, A.C. Kruseman. Hou zee. Op muzijk gezet door Dr. J.J. Viotta. Muzijk. - Swelingh. Jaarboekje aan de Toonkunst in Nederland gewijd, Amst. Gebr. Binger, 1859. De zeden onzer Voorvaderen met de onze vergeleken. P. - Holland. Almanak voor 1854, Amst. Gebr. Kraay. Rust (met de plaat). D. - Aldaar. Parlementaire redevoering, 28 Julij. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1853, II, vel 29, 30. Parlementaire redevoering, 30 Julij. P. - Aldaar, vel 34. Parlementaire redevoering, 17 Augustus. P. - Aldaar, vel 58, 59. Parlementaire redevoering, 22 Aug. P. - Aldaar, vel 81. Parlementaire redevoering, 23 Aug. P. - Aldaar, vel 85. Klacht van een stoovezetster over de wijziging door den Heer Mr. P.J. Elout van Soeterwoude, Afgevaardigde uit Gorcum op art. 2 der wet op de kerkgenootschappen. D. - Hs. Aan hunnen geëerbiedigden en geliefden Koning Z.M. Willem III de Studenten der Utrechtsche Hoogeschool. D. - Niet in den handel. Herinneringen uit den worstelstrijd met Spanje, groot 8o. Proza en Poëzij. - 's Gravenhage, K. Fuhri. Herinneringen uit den worstelstrijd met Spanje, klein 8o. Proza en Poëzij. - Leyden A.W. Sijthoff, 1857. De Pleegzoon, roijaal 8o. P. - Romantische werken, Ie Deel, 's Gravenhage, Leiden, Arnhem; Martinus Nijhoff, A.W. Sijthoff, D.A. Thieme, 1867. Parlementaire redevoering, 26 September. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1853-1854, II, vel 7. Vervolg der korte Kronijk. P. - Holland. Almanak voor 1854, Amst. Gebr. Kraay. Laurens Reael. P. - Almanak voor de jeugd, Amst. H.J. van Kesteren. Parlementaire redevoering, 18 Nov. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1853-1854, II, vel 31. Parlementaire redevoering, 19 Nov. P. - Aldaar, vel 34. Parlementaire redevoering, 25 Nov. P. - Aldaar, vel 47, 48, 49. Parlementaire redevoering, 26 Nov. P. - Aldaar, vel 55. Parlementaire redevoering, 1 Dec. P. - Aldaar, vel 69. Parlementaire redevoering, 3 Dec. P. - Aldaar, vel 76. Aan de Bruid. Ter gelegenheid der 25jarige Echtverbindtenis van den Heer Mr. H.A. van Lennep en Vrouwe A.L.A. van Lennep geb. van Lennep. D. - Hs. | |
[pagina 101]
| |
Notulen der Vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op Saturdag den 10den December 1853. D. - Hs. Parlementaire redevoering, 12 Dec. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1853-1854, II, vel 107, 108.
1854.
Verslag van de Buitengewone Algemeene Vergadering der Duinwater-Maatschappij. P. - Amsterdamsche Courant, no. 13. De dochter eens Vrijmetselaars. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. De tentoonstelling op Arti-et-Amicitiae. P. - Amsterdamsche Courant, no. 33. Parlementaire redevoering, 13 Maart. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1853-1854, II, vel 163. Parlementaire redevoering, 28 Maart. P. - Aldaar, vel 194, 195. Parlementaire redevoering, 29 Maart. P. - Aldaar, vel 196. Aan de Beek van Leyduin. D. - Holland. Almanak voor 1855, Amst. Gebr. Kraay. Tijdkaart van de Geschiedenis des Vaderlands. - Haarlem, A.C. Kruseman. Parlementaire redevoering, 17 Mei. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1853-1854, II, vel 235, 236. Parlementaire redevoering, 18 Mei. P. - Aldaar, vel 239. Parlementaire redevoering, 19 Mei. P. - Aldaar, vel 243. Parlementaire redevoering, 26 Mei. P. - Aldaar, vel 260. Parlementaire redevoering, 27 Mei. P. - Aldaar, vel 262, 263. Parlementaire redevoering, 29 Mei. P. - Aldaar, vel 266. Parlementaire redevoering, 30 Mei. P. - Aldaar, vel 269, 270. Verslag van de Derde Algemeene Vergadering der Duinwater-Maatschappij. P. - Amsterdamsche Courant, no. 131. Parlementaire redevoering, 1 Junij. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1853-1854, II, vel 280, 281. Tafereelen uit de Geschiedenis des Vaderlands, tot nut van groot en klein, vermakelijk voorgesteld door Mr. J. van Lennep & Comp. Drie afleveringen. D. - Amst. M.H. Binger & Zonen. Verantwoording over de uitgave van bovengenoemde tafereelen. P. - Amst. M.H. Binger en Zonen. Chronologische Aanteekeningen. P. - Holland. Almanak voor 1855, Amst. Gebr. Kraay. Een bedrukte vader (met de plaat). P. - Aldaar. Bevond ik mij op vreemden grond. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Vergeet mij niet. D. - Aurora. Haarlem, A.C. Kruseman. | |
[pagina 102]
| |
Parlementaire redevoering, 15 Julij. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1853-1854, II, vel 291, 292. Parlementaire redevoering, 19 Julij. P. - Aldaar, vel 303. Parlementaire redevoering, 20 Julij. P. - Aldaar, vel 308. Parlementaire redevoering, 21 Julij. P. - Aldaar, vel 309. Parlementaire redevoering, 22 Julij. P. - Aldaar, vel 317. Parlementaire redevoering, 25 Julij. P. - Aldaar, vel 326, 327. Parlementaire redevoering, 1 Aug. P. - Aldaar, vel 351. Parlementaire redevoering, 4 Aug. P. - Aldaar, vel 367. Parlementaire redevoering, 8 Aug. P. - Aldaar, vel 385. Parlementaire redevoering, 9 Aug. P. - Aldaar, vel 390, 391. Schilderslied. D. - Hs. Ter Bruiloft van den Heer C. van Lennep en Jonkvr. S.W.P. Teding van Berkhout. D. - Hs. Aan de Bruid. D. - Hs. Drie jongens bij het beleg van Leyden (met de plaat). P. - Almanak voor de jeugd, Amst. H.J. van Kesteren. Vondel. D. - Album der St. Lukas-gilde, Antw. J. Peeters van Genechten; Amst. H.J. van Kesteren. Het feest van het St. Lukas-gild te Antwerpen. P. - Nederland, Amst. J.C. Loman Jr.; Utr. N. de Zwaan. Vervolg der korte Kronijk. P. - Holland. Almanak voor 1855, Amst. Gebr. Kraay. Otello. De Moor van Venetiën. Treurspel. D. - Dramatische werken, IIIe deel, Amst. P. Meijer Warnars. Parlementaire redevoering, 26 Sept. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1854-1855, II, vel 6. Parlementaire redevoering, 17 Nov. P. - Aldaar, vel 15. Parlementaire redevoering, 20 Nov. P. - Aldaar, vol 17, 18. Parlementaire redevoering, 25 Nov. P. - Aldaar, vel 39. Parlementaire redevoering, 30 Nov. P. - Aldaar, vel 59. Parlementaire redevoering, 4 Dec. P. - Aldaar, vel 70. Parlementaire redevoering, 5 Dec. P. - Aldaar, vel 72, 73. Parlementaire redevoering, 6 Dec. P. - Aldaar, vel 76. Parlementaire redevoering, 12 Dec. P. - Aldaar, vel 100. Parlementaire redevoering, 14 Dec. P. - Aldaar, vel 110, 111. Parlementaire redevoering, 20 Dec. P. - Aldaar, vel 127.
1855.
Filoktetes op het Eiland Lemnos. D. - Dramatische Poëzij, Amst. L.F.J. Hassels, 1856. Parlementaire redevoering, 6 Maart. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1854-1855, II, vel 153. | |
[pagina 103]
| |
Parlementaire redevoering, 7 Maart. P. - Aldaar, vel 158. Parlementaire redevoering, 8 Maart. P. - Aldaar, vel 160. In het Album van den Heer O.W. Hora Siccama, Lid van de Rekenkamer. D. - Hs. Verslag van de Vierde Algemeene Vergadering der Duinwater-Maatschappij. P. - Amsterdamsche Courant, no. 112. Parlementaire redevoering, 21 Mei. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1854-1855, II, vel 184. Aansporing aan de kiezers te Middelburg. D. - Hs. Parlementaire redevoering, 23 Mei. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1854-1855, II, vel 193. Parlementaire redevoering, 2 Junij. P. - Aldaar, vel 207, 208. Parlementaire redevoering, 14 Junij. P. - Aldaar, vel 248. Parlementaire redevoering, 18 Junij. P. - Aldaar, vel 256. Parlementaire redevoering, 21 Junij. P. - Aldaar, vel 268, 269. Parlementaire redevoering, 26 Junij. P. - Aldaar, vel 280. Parlementaire redevoering, 28 Junij. P. - Aldaar, vel 293-295. Afscheid aan mijn vriend Rochussen. D. - Hs. Lentemijmeringen in Junij 1855. D. - Aurora. Haarlem, A.C. Kruseman. Oriana. Ballade. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Fragmenten uit het dagboek door ‘den Redakteur van Holland’ gehouden gedurende zijn reis naar Zwitserland in Julij en Augustus 1855. P. - Holland. Almanak voor 1856, Amst. Gebr. Kraay. Parlementaire redevoering, 24 Sept. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1855-1856, II, vel 5. Vervolg der korte Kronijk. P. - Holland. Almanak voor 1856. Bij gelegenheid van den ondertrouw van den Heer Mr. David J.C. van Lennep en Jonkvr. A.C. Willet. D. - Hs. Parlementaire redevoering, 17 Nov. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1855-1856, II, vel 26. Parlementaire redevoering, 22 Nov. P. - Aldaar, vel 42. Parlementaire redevoering, 26 Nov. P. - Aldaar, vel 55. Parlementaire redevoering, 30 Nov. P. - Aldaar, vel 66, 67. Parlementaire redevoering, 13 Dec. P. - Aldaar, vel 110-112. Parlementaire redevoering, 14 Dec. P. - Aldaar, vel 114, 115, 117. Parlementaire redevoering, 15 Dec. P. - Aldaar, vel 120, 121. Parlementaire redevoering, 18 Dec. P, - Aldaar, vel 132-134.
1856.
Parlementaire redevoering, 15 Febr. P. - Aldaar, vel 153. Missive met Memorie van Toelichting, gezonden in de Tweede Kamer | |
[pagina 104]
| |
der Staten-Generaal, 27 Febr. P. - Bijlagen tot het Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1855-1856, II, vel 138. Elegie. D. - Hs. De A ... Loge Willem Frederik. D. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Parlementaire redevoering, 7 Maart. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1855-1856, II, vel 165. De Geschiedenis des Vaderlands in schetsen en afbeeldingen. Proza en Poëzij. - Amst. M.H. Binger & Zonen, 1856. Romantische werken, 14 deelen. P. - Rotterd. M. Wijt & Zonen, 1856-1859. Parlementaire redevoering, 12 April. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1855-1856, II, vel 181, 182. Parlementaire redevoering, 15 April. P. - Aldaar, vel 188, 189, 190, 191. Ter Bruiloft van Jhr. J.P. Six en Jonkvr. C. Teding van Berkhout. D. - Hs. Parlementaire redevoering, 25 April. P. - Bijblad van de Nederl. Staats-Courant, 1855-1856, II, vel 220. Het Kasteel te Muiden. P. - Merkwaardige kasteelen in Nederland, 2e Serie, IIe deel, Amst. G.W. Tielkemeijer. Feestcantate. D. - Niet in den handel. Brief aan den Heer Dr. C.A. Engelbregt, over de spelling van Grieksche en Latijnsche eigennamen. P. - Bijdragen tot de kennis en den bloei der Nederl. Gymnasiën, Utr. Kemink & Zoon, 1857. De Dochteren van Pretus D. - Aurora. Haarl. A.C. Kruseman. Jaap, de Reuzedooder. D. - Almanak voor de jeugd, Amst. H.J. van Kesteren. Zeemans-Woordeboek. P. - Amst. Gebr. Binger. De Moeder en de Magistraat. P. - Amst. Gebr. Binger. Vertellingen en Tafereelen van vroeger en later tijd. P. - Amst. Gebr. Kraay. Iets over de vrouwenamen, vroeger hier te lande in gebruik. P. - Nederland, Amst. J.C. Loman Jr. Feestdronk bij de onthulling van het gedenkteeken van den volksgeest in 1830 en 1831 (met afbeelding in gouddruk). D. - Verslag der Feesten te dier gelegenheid. Ter drukkerij der Amsterdamsche Courant. Mijmeringen in en over Amsterdam (met de houtsneden in den tekst). P. - Holland. Almanak voor 1857, Amst. Gebr. Kraay. De dichters van Griekenland. D. - Aldaar. Hercules bij Troje. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Vervolg der korte Kronijk. D. - Holland. Almanak voor 1857. | |
[pagina 105]
| |
Wat men toch vóór heeft, als men braaf is. D. - Nederl. Volks-Almanak, Amst. H.J. van Kesteren. Aan de Kiezers van het distrikt Steenwijk. P. - Amst. Courant, no. 251, Amst. J. van Bonga. Aan den dichter Jan van Beers (met portret van H. Tollens). D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak voor 1858, Amst. J.H. Laarman.
1857.
Aanprijzing van een ‘Handboek voor Practische Tooneelspeelkunst’. P. - Bestellinglijst op dit werk, Amst. H.J. van Kesteren. Andreas Winius. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Aan Jonkvr. Carolina Wilhelmina van Loon, toen zij op 12 Februarij 1857 als Bruid van mijnen zoon Mr. Maurits Jacob van Lennep mijn woning betrad. D. - Hs. Aan mijn Tante Vrouwe A.L.A. van Winter, Douairière Jhr. W. van Loon. D. - Hs. Ter gelegenheid der Echtvereeniging van den Heer Christiaan van Lennep en Mejuffrouw Louise Meis te Samarang op Java. D. - Hs. Opmerkingen betreffende eenige punten van Stijl, Taal en Spelling. P. - Amst. Courant, no. 97. Opmerkingen betreffende eenige punten van Stijl, Taal en Spelling (meer uitvoerig). P. - Verslagen en mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, Amst. C.G. van der Post. De uitlegging der woorden: ‘Besloten plaatsen’ in art. 167 der Grondwet. P. - 's Gravenhage, Martinus Nijhoff. Toelichting. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Cezar Ripa. P. - Aldaar. Aanteekeningen op de lijst van verouderde woorden door den Heer A.C. Oudemans opgegeven. P. - Nieuw Nederl. Taalmagazijn, 's Gravenhage, Gebr. Belinfante. Aan de Redaktie van de Amsterdamsche Courant (over het schenken van genever op 's lands vloot ten tijde van Tromp en de Ruijter). P. - Amst. Courant, no. 185. Het Hof te 's Gravenhage gedurende zes eeuwen (met de plaat). D. - Holland. Almanak voor 1858, Amst. Gebr. Kraay. Mijmeringen in en over Amsterdam (vervolg). P. - Aldaar. Aan mijn oude lamp. D. - Aurora, Haarlem, A.C. Kruseman. ‘Open’ brief in 't Nieuw Hollandsch aan den Redakteur. P. - Nederl. Volks-Almanak, Amst. H.J. van Kesteren. Vervolg der korte Kronijk. D. - Holland. Almanak voor 1858. Iets over de uitkomsten door de bestaande zoogenaamde Rederijkers-Kamers in Nederland geleverd, en over hetgeen van die Kamers | |
[pagina 106]
| |
voor de toekomst mocht verwacht worden. P. - Jaarboekje voor Rederijkers, Amst. L.F.J. Hassels. Het Wetsontwerp op het personeel. P. - Amst. Courant, no. 252, 254, 255, 256, 258, Amst. J. van Bonga. Kornelia Vossius. P. - Nederland, Amst. J.C. Loman Jr. Kluchtige droom. P. - Jaarboekje voor het Koninklijk Zoölogisch Genootschap ‘Natura Artis Magistra’, Amst. M. Westerman & Zoon. Eene Levensschets van Rembrandt. P. - Beurzen-Courant, no. 340, Gent, Aug. Doele.
1858.
Een sierlijk gebouw ontsierd. P. - Amst. Courant, no. 13. Het Personeel als belasting beschouwd. P. - Aldaar, no. 47. De stichting van Batavia. Tooneelspel (met een plaat). P. - Amst. J. de Ruyter. Vergaderen op het waterpas en scheiden op den winkelhaak. D. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Des Vrijmetselaars Vaderland. D. - Niet in den handel. De Weesperpoort. P. - Amst. Courant, no. 81. Bij gelegenheid van de vijftigjarige verbindtenis aan den Stads-Schouwburg van den Heer A.P. Voitus van Hamme. D. - Hs. Aan Jonkhr. Mr. W. Boreel van Hogelanden, Kommissaris des Konings in de provincie Noord-Holland. D. - Hs. Aan mijn geachten vriend W.J. Hofdijk. P. - ‘Uit 's levens leerschool’ Christelijk magazijn voor de huiskamer, Deventer, A. ter Gunne. Het slot Loevestein. P. - Merkwaardige Kasteelen in Nederland, 3e Serie, Ie deel, Amst. G.W. Tielkemeijer. Neêrlands Roem. Het tijdvak van Frederik Hendrik, voorgesteld in levensbeschrijvingen (1858-1861). P. - Utrecht, L.E. Bosch & Zoon. Het verheugd Amsterdam (met portret van Z.K.H. den Prins van Oranje). D. - Amst. J. de Ruyter. Mijmeringen in en over Amsterdam (vervolg). P. - Holland. Almanak voor 1859, Amst. Gebr. Kraay. Vervolg der korte Kronijk. D. - Aldaar. Aan een mijner Kleinzoons. D. - Aurora, Haarlem, A.C. Kruseman.
1859.
Het Huis te Rozendaal. P. - Merkwaardige Kasteelen in Nederland, 3e Serie, IIe deel, Amst. G.W. Tielkemeijer. De Heeren van de Munt aan Mr. J. van Lennep. D. - Hs. De Aeloude Geheimenissen. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. | |
[pagina 107]
| |
Adres aan den Gemeenteraad. P. - Amst. J. de Ruyter. Iets over den Schrijver (G. van de Linde Jansz.) en zijn dichttrant. P. - Gedichten van den Schoolmeester uitgegeven door Mr. J. van Lennep, Amst. Gebr. Kraay. Over de Epische Poëzij van denzelfden. P. - Aldaar. Over de Dramatische Poëzij van denzelfden. P. - Aldaar. Aan de Baronnesse van Zuylen van Nyevelt, Hofdame. D. - Hs. De Vrouwe van Waardenburg (met de plaat). P. - Nederland, Amst. J.C. Loman Jr. De Vrouwe van Waardenburg (met de coupures om te kunnen opgevoerd worden). P. - Amst. J.C. Loman Jr. Over den toestand van 's Rijks Muzeum. P. - Bijvoegsel tot de Amst. Courant, no. 92, Amst. J. van Bonga. Rapport uitgebracht in de vergadering van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam. P. - Niet in den handel. Tachentig of tachtig? P. - Nederl. Magazijn, Amst. Gebr. van Es. De Nieuwe Kerk te Amsterdam (met een plaat. Eerste Afl.). P. - Nederl. Kunst, Haarlem, J.J. Weeveringh. A Madame Hachette. D. - Hs. Jan Janszoon Starter. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Poëtische werken, 12 deelen. D. - Rotterd. M. Wijt & Zonen, 1859-1867. A Madame Ristori. D. - Hs. Buitengewone Amsterdamsche Courant, 2e Editie van Saturdag 13 Aug. 1859. Proza en Poëzij. - Niet in den handel. Aan den Heer H. Binger. D. - Hs. Een Amsterdamsche Jongen of het Buskruit-verraad in 1622. Tooneelspel (met een plaat). P. - Amst. J. de Ruyter. Loflied. In Muzijk gebracht door Joh. M. Coenen. Muzijk. - Amst. De Erven H. van Munster & Zoon. Voorrede voor ‘de Juwelen van B. Auerbach, vertaald door Z.C.C. van Lennep’. P. - Schoonhoven, S.E. van Nooten. Mijmeringen in en over Amsterdam (vervolg). P. - Holland. Almanak voor 1860, Amst. Gebr. Kraay. Weeklacht over de veranderde bestemming, gegeven aan het gebouw onder Bennebroek, van ouds beroemd onder den naam van: ‘de Geleerde Man’. D. - Aldaar. Gelaat en Gemoed. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Een vertelling van Mejufvrouw Stauffacher. P. - Romantische werken, XIVe deel, Rott. M. Wijt & Zonen. De vloek van het Huis ter Leck. D. - Aurora, Haarlem, A.C. Kruseman. | |
[pagina 108]
| |
Iets over de uitspraak onzer taal. P. - Nederl. Volks-Almanak, Amst. H.J. van Kesteren. Hoe men een vrouw al of niet behandelen moet. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Vervolg der korte Kronijk. D. - Holland. Almanak voor 1860, Amst. Gebr. Kraay. Lied ter gelegenheid der inwijding van het Societeitsgebouw ‘Concordia’. Muzijk van I.M.G. Graichen. D. - Niet in den handel. Brief aan den Heer W.B.J. van Eyk te Deventer, over het plaatsen van ZEd. gedicht: ‘Reizen en Rusten’ in de Almanak ‘Holland’ voor 1860. P. - De Tijdspiegel, Afl. Januarij 1860, Arnhem, D.A. Thieme. Witte Glacé-handschoenen. P. - Bijvoegsel tot de Amst. Courant, no. 291. De Zeekapitein of het Geboorterecht. Treurspel. Proza en Poëzij. - Amst. J. de Ruyter.
1860.
Geneeskundigen te Jisp. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Nuf, Nufje. P. - Aldaar. Randschrift op een Tooneelstuk, ingezonden ter mededinging naar den prijs door de Heeren Roobol en Tjasink uitgeloofd. D. - Hs. Aan den Heer W. Ruys, na het ontvangen van zijn verslag over de zeventien stukken, ingezonden ter mededinging naar den prijs door de Heeren Roobol en Tjasink uitgeloofd. D. - Hs. De Honden en de Maan. P. - De Navorscher. Europeanen. P. - Aldaar. De Aeloude Geheimenissen (vervolg). P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Aan Mevrouw van de Poll geb. Muilman, die mij op 24 Maart 1860 een bloemruiker en een gedicht had toegezonden. D. - Hs. Aan mijn vriend A.J. de Bull bij zijn benoeming tot Ridder der Orde van de Eikenkroon. D. - Hs. Wachter! wat is er van de nacht? Een vraag aan de Natie. P. - Amst. J. de Ruyter. Nadere toelichting der vraag aan de Natie. P. - Amst. J. de Ruyter. Uittreksel uit het Jaarlijksch Verslag der Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten, 20 Junij 1860. P. - Amst. Courant, no. 146. De Nederlandsche vrouwennamen. P. - De Navorscher. De Automaat-Schaakspeler. P. - Aldaar. Hertog Jan I van Brabant. D. - Niet in den handel. Dichtregelen op 23 en 25 Sept. 1860, uitgesproken door Mevr. van | |
[pagina 109]
| |
Ollefen-da-Silva op den Nationalen Schouwburg te Brussel. D. - Amst. J. de Ruyter. Mijmeringen in en over Amsterdam (vervolg). P. - Holland. Almanak voor 1861, Amst. Gebr. Kraay. De Raaf. D. - Aldaar. Vervolg der korte Kronijk. D. - Aldaar. De Effen Ring. D. - Vergeet mij niet. Muzen-Almanak, Amst. J.H. Laarman. Vrouw, kinderen en vrienden. D. - Aldaar. Hertog Jan I van Brabant. D. - Aurora, Haarl. A.C. Kruseman. Uittreksel uit de Handelingen op het 6de Taal- en Letterkundig Congres, gehouden te 's Hertogenbosch 11, 12 en 13 September 1860. Proza en Poëzij. - Handelingen van het 6de Nederl. Taal- en Letterkundig Congres, 's Hertogenbosch, Gebr. Muller. Rouwtoonen. Aan mijne gade. D. - Niet in den handel.
1861.
Slot van een brief aan Z. Exc. Mr. M.H. Godefroi, Minister van Justitie, 1 Januarij 1861. D. - Hs. Het leven van Mr. C. en Mr. D.J. van Lennep, beschreven en toegelicht uit hunne gedichten en andere oorspronkelijke bescheiden en in verband met hunnen tijd beschouwd, 3 deelen. Proza en Poëzij. - Amst. Frederik Muller, 1861-1862. Aan Mr. H.J. Koenen, Secretaris der Koninklijke Akademie van Wetenschappen (4de Afd.). D. - Hs. Iets over Dr. D.J. Veegens. P. - Amst. Courant, no. 26. Rouwtoonen, uitgegeven ten voordeele der slagtoffers van den watersnood in Noord-Brabant. D. - 's Hertogenbosch, Gebr. Muller. Uittreksel uit de ‘Notes and Queries’. P. - London, G.A. Spottiswoode. Kan ... gehouden in het Groot-Oosten, den 26sten Mei 1861. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Vondel's Lof van Antwerpen. (Eenigzins gewijzigd). D. - Album door Nederl. Kunstenaars het Antwerpsche kunstverbond aangeboden. Proeve eener natuurlijke historie voor de jeugd. De Insecten. Holland. Almanak voor 1862. Programma der rouwplechtigheid in de A... Loge Willem Frederik in het O... van Amsterdam, ter vereering der nagedachtenis van wijlen den Z... A... Br... Dirk Jacob Veegens in leven Gedep... Mr... der Loge. P. - Niet in den handel. Zangen bij de rouwplechtigheid in de A... Loge Willem Frederik in het O... van Amsterdam, ter vereering der nagedachtenis van wijlen den Z... A... Br... Dirk Jacob Veegens. D. - Niet in den handel. | |
[pagina 110]
| |
In het Album van het Schuttersgild ‘Le juste Milieu’ te Deventer. D. - Hs. La Dame de Wardenbourg. P. - Paris, L. Hachette & Co. De Aeloude Geheimenissen (vervolg). P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Evert van Lennep. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Dichtregelen geplaatst aan den ingang der Koninklijke Akademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, bij 's Konings bezoek, 12 April 1861. D. - Amst. Courant, no. 88, Amst. J. van Bonga. Een veel besproken boek. Inleiding tot het verslag van I.W.B. Money, Java, or how to manage a colony etc. P. - Amst. Courant, no. 130, 131. Aan de Redactie der Amsterdamsche Courant. (Bekeuring van I. Eduard Stumpff). P. - Amst. Courant, no. 139. Adres aan den Gemeente-Raad van Amsterdam. P. - Amst. Courant, no. 147. Prospectus van de beschrijving en verklaring van Nederlandsche Historie-Penningen ter voortzetting en voltooijing van het vervolg op G. van Loon's Penningwerk. P. - Amst. Frederik Muller. Prospectus de la description et explication des Médailles Historiques des Pays-Bas, faisant suite et complément à la continuation de l'Histoire Métallique de G. van Loon. P. - Amst. Frederik Muller. Uittreksel uit, ‘the Freemasons Magazine’. P. - The Freemasons Magazine and Masonic Mirror, London, Wm. Smith. Troef. P. - De Navorscher. Aan de Redactie der Amsterdamsche Courant (over het altoosdurend eigendomsrecht). P. - Amst. Courant, no. 202. Evert van Lennep en Heyman Jacobsz. P. - De Navorscher. Voorspelling aangaande het Stadhuis van Amsterdam. P. - Aldaar. Mijmeringen in en over Amsterdam (vervolg). P. - Holland. Almanak voor 1862, Amst. Gebr. Kraay. Aanteekening over den dichter P.A. de Genestet. P. - Aldaar. Vervolg der korte Kronijk. D. - Aldaar. Vijf Zustertritsen. D. - Aurora, Haarl. A.C. Kruseman. Beschrijving en verklaring van Nederlandsche Historie-Penningen, ter voortzetting en voltooijing van het vervolg op G. van Loons Penningwerk, door Mr. J. Dirks, Dr. L. Ph. C. van den Bergh, Dr. C. Leemans en Mr. J. van Lennep, Leden der Koninklijke Academie van Wetenschappen, afdeeling Letterkunde, IX stukken 1861-1865. P. - Amsterdam, Frederik Muller.
1862.
De Abdissen van Elten. P. - De Navorscher. Andries Boel Dircksz. P. - Aldaar. | |
[pagina 111]
| |
Biron. Hemelvaart van Juno. P. - De Navorscher, Amst. Frederik Muller. Aan de Redactie der Amsterdamsche Courant (De klok heeft ....?). P. - Amst. Courant, no. 22, Amst. J. van Bonga. Brief aan den Heer E. Douwes Dekker. P. - Amst. J. de Ruyter. Grafschrift: ‘Hier ligt een zoon’ enz. P. - De Navorscher. Eindverslag in zake den letterkundigen eigendom. P. - Hs. De Aeloude Geheimenissen (vervolg en slot). P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Medailjes van de geschiedenis onzer Oost-Indische bezittingen. P. - Amst. Courant, no. 75. Ongevraagde toezending van boeken, tijdschriften, enz. P. - Amst. Courant, no. 92. Punten of grondstellingen betreffende den zoogenaamden Letterkundigen of Kunsteigendom. P. - Verslagen en mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, Amst. C.G. van der Post. Andries Boel Dircksz. P. - De Navorscher. Verslag van den staat van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. P. - Niet in den handel. Kritiek van ‘Spelde- en Naaldegeld’. Tooneelspel door H. Kuyper Gtz. P. - Amst. Courant, no. 108. Klaaglied, aangeheven op dien zonnigen marktdag van 5 Mei 1862, door een jeugdige minnares van bloemen. D. - Amst. Gebr. Binger. Schrijvers Rechten. P. - Amst. Courant, no. 117. Bedenkingen op het besluit van 15 Mei 1862. P. - Amst. Courant, no. 130, 131, 132. Aan Jhr. M. Salvador. P. - Amst. Courant, no. 134. Portret van van Lennep. P. - De Navorscher. De Jagers en het Melkmeisje. P. - Aldaar. Verschillende grafschriften. D. - Humoristisch Album, Rotterdam, H. Nijgh. Taalkundig advies betreffende zekere testamentaire quaestie. P. - Taalkundige adviezen betreffende zekere testamentaire quaestie enz. door Mr. J.A.N. Travaglino, Amst. H.A. Winkelhagen. Vuur, dichtregelen van Dr. E. Laurillard, uitgegeven ten voordeele van de noodlijdenden door den brand te Enschedé, doorvlochten met bescheiden opmerkingen van een minnaar der dichtkunst. D. - Hs. Spokerijën op de oude Schans te Amsterdam. P. - De Navorscher. Sneldicht op den eersten dag van het VIIe Taal- en Letterkundig Kongres te Brugge, staande de vergadering vervaardigd. D. - Algemeen Handelsblad, bl. no, 9586, Amst. Gebr. Diederichs. | |
[pagina 112]
| |
Mijmeringen in en over Amsterdam (vervolg). P. - Holland. Almanak voor 1863, Amst. Gebr. Kraay. Proeve eener natuurlijke historie voor de jeugd (vervolg). De Watervogels. D. - Aldaar. Vervolg der korte Kronijk. D. - Aldaar. Onderwijs voor kinderen door W.E. de Perponcher, tot gebruik zijner kinderen opgesteld. Herzien en op nieuw uitgegeven door Mr. J. van Lennep, 3 deelen (1862-1863). P. - Amst. Gebr. Kraay. Een en ander over letters. P. - Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, Amst. C.G. van der Post.
1863.
Samenspraak gehouden tusschen Mr. J. van Lennep en Mevr. S. Hartsen op een feest, ten huize van laatstgemelde gegeven op 30 Januarij 1863, ter eere van Jhr. C. Hartsen en Mejufvr. E. Ardesch, Bruidegom en Bruid. D. - Hs. Verklaring van een bord, geschilderd door Marie ten Kate naar teekeningen door Mr. J. van Lennep vervaardigd, en vertoond op een feest ter eere van Jhr. C. Hartsen en Mej. E. Ardesch, Bruidegom en Bruid, 30 Januarij 1863. D. - Niet in den handel. Vertaling van een vaersje uit den Punch. D. - Landbouwkundige lessen in 1862 te Londen verzameld door W.C.H. Staring, Haarlem, A.C. Kruseman. Iets over sommige letters, die aan de kinderen niet geleerd worden. P. - Hs. Een woord naar aanleiding der kritische beschouwingen, geleverd door Hein Controleur over Ten Kate's vertaling van Frauenliebe und Leben. P. - Hs. De Landstorm in 1813. P. - De Navorscher, XIIIe Jaargang, Amst. C.M. van Gogh. Kristendom en Vrijmetselarij. P. - Charitas, Jaarlijksch tijdschrift uitgegeven door de Loge Le Préjugé vaincu in het O... van Deventer, Deventer, A.J. van den Sigtenhorst. Amsterdams Patriciërs. P. - Amst. Courant, no. 86, Amst. J. van Bonga. Samenspraak tusschen man en vrouw. D. - Hs. Corneille. P. - De Navorscher, XIIIe Jaargang. Goede en verkeerde uitspraak. P. - Aldaar. Het nieuwe ontwerp van wet op de personele belasting. P. - Amst. Courant, no. 127, 128, 130, 135, 139. Rothschild en Mirès. P. - Nederl. Magazijn, Amst. Gebr. van Es. Ter gelegenheid der aanstaande ondertrouw van Jhr. I.N.A. Baron | |
[pagina 113]
| |
Taets van Amerongen en Jonkvr. Sylvia Sara Cornelia van Lennep. D. - Hs. Het Sint-Heer-Nicolaas- of Sinter-Klaasfeest. P. - De Navorscher, XIIIe Jaargang, Amst. C.M. van Gogh. Ter gelegenheid der ondertrouw van Mr. Henrick Samuel van Lennep en Mej. Anna Cornelia van Eeghen. D. - Hs. Iets over een luchtverschijnsel. P. - Amst. Courant, no. 247, Amst. J. van Bonga. Plaats uit Vondels Lucifer. P. - De Navorscher, XIIIe Jaarg. Vondel en Starter. P. - Aldaar. Portret van Koning Willem I, met den mantel. P. - Aldaar. Mijmeringen in en over Amsterdam (vervolg). P. - Holland. Almanak voor 1864, Amst. Gebr. Kraay. Proeve eener Natuurlijke Historie voor de jeugd (vervolg). De Brandstoffen. D. - Aldaar. Vervolg der korte Kronijk. D. - Holland. Almanak voor 1864. Een lied voor 15 November 1863, den Amsterdammers toegezongen door hun stadgenoot Mr. J. van Lennep. D. - Amst. J. de Ruyter. Kort verslag der voorstelling van het tooneelspel: ‘Onder vreemde overheersching’ in den Amsterdamschen Schouwburg op 16 November 1863. P. - Amst. Courant, no. 274. De veertig voorschriften van het whist-spel, in tweeregelige vaersjes vervat en van toelichtingen voorzien, vrij gevolgd naar het Fransch van J. Brunton. Proza en Poëzij. - Amst. Gebr. Kraay. Voorrede voor de Humoristische Voorlezingen in Proza en Poëzij door J. Schenkman nagelaten. P. - Amst. M. Schooneveld & Zoon. Aan de Redaktie van het Nieuwe Dagblad van 's Gravenhage. Brief van een Makelaar in effecten. P. - Het N. Dagblad van 's Gravenhage, 's Gravenhage, M.C. Susan CHz. Een kerel als Kas. P. - De Navorscher, XIIIe Jaargang. Nog iets over het leven in Engeland. P. - Nederl. Magazijn, Amst. Gebr. van Es. Recensie van ‘Een weinig Amsterdamsche Kritiek, bij gelegenheid der Nationale Feestvieringen door J.A. Alberdingk Thijm’. P. - Amst. Courant, no. 294. Aan den Heer Alberdingk Thijm. P. - Aldaar, no. 300. A Madame Leonie d'Aunet. D. - Hs. Aan den Heer Maurin Nahuys. P. - Amst. Courant, no. 308.
1864.
Gijsbrecht van Amstel in Pruisen. P. - De Navorscher, XIVe Jaargang. Woorden op bijzondere plaatsen in gebruik. P. - Aldaar. | |
[pagina 114]
| |
Begrafenissen bij avond of bij nacht. P. - De Navorscher, XIVe Jaargang, Amst. C.M. van Gogh. J.C. Kock lees de Kock. P. - Aldaar. Omwenteling van 1813. P. - Aldaar. Geschiedenis der vrijmetselarij door een oud vrijmetselaar. P. - Aldaar. Het gewijzigd wetsontwerp op de personele belasting. P. - Amst. Courant, no. 38, 39, 43, 45, 47, Amst. J. van Bonga. Bij gelegenheid van het 50jarig herstel der kweekschool voor de zeevaart te Amsterdam, 28 Februarij 1864. D. - Gedenkschrift. Niet in den handel. Woorden, gesproken in de Loge ‘La Persévérance’ te Maastricht, bij gelegenheid van haar 100jarig bestaan, 1 Maart 1863. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Woorden, gesproken in de Rouwloge ‘La Charité’ te Amsterdam, ter gedachtenis der AA... BB... J.J. Alberda en C. de Bie, 20 Mei 1863. P. - Aldaar. Een woord naar aanleiding der Kritiek, uitgekomen tegen ‘La vie de Jésus’ van Renan. P. - Aldaar. Aan de Redaktie van het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage (over een schrijven van Prof. Lauts). P. - Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, no. 53, 's Gravenh. H.C. Susan CHz. Borger, aan den Rijn. P. - De Navorscher, XIVe Jaargang. Schamel. P. - Aldaar. Sleeswijk-Holstein en het Duitsche Vaderland. P. - Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, no. 85. Geschiedenis der vrijmetselarij. P. - De Navorscher, XIVe Jaargang. Rectificatie. P.P. - Maçonniek Weekblad, no. 21, Utrecht, J.G. Andriessen & Zoon. Lastige lieden. Blijspel in drie bedrijven en in vaerzen. D. - Amst. J. de Ruyter. Adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (over de Staatsloterij). P. - Niet in den handel. Algemeenheid der VV... MM... P. - Maçonniek Weekblad, no. 25. Algemeenheid der Vrijm... P. - Aldaar, no. 27. Vaersjes door de twee oudste kinderen van Mr. M.J. van Lennep en Jonkv. C.W. van Loon opgezegd aan hun Tante Jonkvr. A.M.J. van Loon, toen zij de bruid was met den Heer C. Roosmale Nepveu. D. - Hs. De Bruiloft van Kloris en Roosje, met eenige nieuwe gasten gestoffeerd. D. - Amst. J. de Ruyter. Vondel's grafschrift op Jan van Amstel. P. - De Navorscher, XIVe Jaargang. | |
[pagina 115]
| |
Mijmeringen in en over Amsterdam. P. - Holland. Almanak voor 1865, Amst. Gebr. Kraay. De reddingboot. D. - Aldaar. Vervolg der korte Kronijk. D. - Aldaar. Fragmenten uit een onuitgegeven blijspel van Aristofanes. P. - Hs. Een woord over het Haagsche gedenkteeken voor November 1813. P. - Amst. J. de Ruyter. Feestrede ter viering van het 75jarig bestaan des Genootschaps ‘Doctrina et Amicitia’ te Amsterdam, gehouden den 28sten November 1864. P. - Niet in den handel. Aan de Redaktie van het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage (over het Internationaal Kongres). P. - Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, no. 238, 's Gravenh. H.C. Susan CHz. Kruierwijn. Wolverstraat. P. - De Navorscher, XIVe Jaargang, Amst. C.M. van Gogh. Het 25jarig bestaan der Maatschappij ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam plechtig gevierd op 2 December 1864. Poëzij en Muzijk. - Amst. Th. J. Roothaan & Co. Aan de Redactie der Amsterdamsche Courant (over den toestand van Nederlandsch Oost-Indië). P. - Amsterdamsche Courant, no. 290, Amst. van Bonga & Co. Antwoord op de uitdaging van Mr. C. Vosmaer. P. - Amst. J. de Ruyter. Aan mijne kinderen te Samarang bij het verlies van hun oudste zoontje. D. - Niet in den handel. Koncept, voor een inscriptie, uit te houwen op een graftombe. D. - Hs. Aan de Redactie der Amsterdamsche Courant. Brief van een Schoolonderwijzer. P. - Amsterdamsche Courant, 1865, no. 1.
1865.
Brief aan den Heer Mr. C. Vosmaer. P. - De Nederl. Spectator, no. 2, Arnhem, D.A. Thieme en 's Gravenh. M. Nijhoff. Geschiedenis van Noord-Nederland, door den Schrijver herzien, met opvolging der spelling, aanbevolen door de Redactie van 't ‘Woordenboek der Nederlandsche Taal’, 4 deelen. P. - Amst. Gebr. Kraay. Verslag der Commissie benoemd tot beoordeeling der Latijnsche gedichten, ingezonden in 1864 ter mededinging naar den eereprijs uit het legaat van Hoeufft. P. - Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, Amst. C.G. van der Post. In het Album van den Heer Th. Beguin. D. - Hs. Wolverstraat; kruierwijn. P. - De Navorscher, XVe Jaargang. | |
[pagina 116]
| |
Medische Politie. Brief van een oud- tevens oude Volksvertegenwoordiger. P. - Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, no. 62, 's Gravenh. H.C. Susan CHz. Uitboezeming aan mijn vriend P. Knoll. D. - Hs. Het algemeen Adresboek. P. - Bijvoegsel tot de Amsterdamsche Courant, no. 79, Amst. van Bonga & Co. Aan de Redactie der Amsterdamsche Courant, (verklaring der anoniemiteit van het voorgaande stuk). P. - Bijvoegsel tot de Amsterdamsche Courant, no. 85. Over de spelling van sommige woorden meest van uitheemschen oorsprong. P.- Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, Amst. C.G. van der Post. Hoitsma. P. - De Navorscher, XVe Jaargang, Amst. C.M. van Gogh. J.P. Michell. P. - Aldaar. Daarstellen. P. - Aldaar. Fooien. P. - Aldaar. De viering van den Waterloo-dag. P. - Amsterdamsche Courant, no. 131. Waterloo-viering. P. - Aldaar, no. 139. Aan de Redactie van het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage (over de doodstraf). P. - Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, no. 148. Opwekking tot het brengen van een onbekrompen offer aan het Fonds voor de gewapende dienst (Lijden en Leiden). P. - Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, no. 150. Lied ‘Voyage qui voudra’. P. - De Navorscher, XVe Jaargang. De Geschiedenis des Vaderlands, in schetsen. Proza en Poëzij. - Leiden, A.W. Sijthoff. Mijmeringen in en over Amsterdam (vervolg). P. - Holland. Almanak voor 1866, Amst. Gebr. Kraay. Aan een vriend, die mij met gekleurde inkt op gekleurd papier geschreven had. D. - Aldaar. Vervolg der korte Kronijk. D. - Aldaar. Klinkdicht op de afbeelding voor den titel geplaatst. D. - Aurora, Amst. J.H. Laarman. Discours sur la question: ‘Comment pourrait-on étendre l'action de l'art et principalement de l'art dramatique, considéré comme instrument de civilisation?’ Congrès de Berne, Séance du 29 Août 1865. P. - Annales de l'association internationale pour le progrès des sciences sociales, Bruxelles, Bols-Witdouck; Paris, Guillaume & Co. 1866. Discours sur la question: ‘Quels sont les moyens employés chez les différents peuples, pour accroître la part faite à l'art sous toutes ses | |
[pagina 117]
| |
formes, dans l'éducation publique? Parmi ces moyens quels sont les meilleurs?’ Congrès de Berne, Séance du 31 Août 1865. P. - Annales de l'association internationale pour le progrès des sciences sociales, Bruxelles, Bols-Witdouck; Paris, Guillaume & Co. 1866. Exposé de la question: ‘Quels sont les moyens employés chez les différents peuples, pour accroître la part faite dans l'éducation publique, à l'art sous toutes ses formes? Parmi ces moyens, quels sont les meilleurs?’ Congrès de Berne, Séance générale du 31 Août 1865. P. - Ibid. Toast geslagen op het banket van het Berner Kongres, 2 September 1865. P. - Hs. Aan den Nederlandschen Spectator. Proza en Poëzij. - De Nederl. Spectator, Arnhem, D.A. Thieme; 's Gravenhage, Martinus Nijhoff. Correspondentie. P. - Aldaar. Verbetering van titulatuur. P. - Nieuwe bijdragen voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving, Amst. Johannes Muller, 1865. Aan de Redactie van het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage (over het eigendomsrecht). D. - Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, no. 248, 's Grav. H.C. Susan CHz. De vermakelijke Spraakkunst. D. - Amst. Gebr. Binger. De Lotgevallen van Klaasje Zevenster, 5 deelen. P. - 's Gravenhage, Leiden, Arnhem; M. Nijhoff, A.W. Sijthoff, D.A. Thieme. De Lotgevallen van Klaasje Zevenster, 5 deelen, 2de druk, P. - Romantische werken, deel XV-XIX, 's Gravenhage, Leiden, Arnhem; M. Nijhoff, A.W. Sijthoff, D.A. Thieme, 1866. De Lotgevallen van Klaasje Zevenster, roijaal 8o. P. - Romantische werken, IVe deel, 's Gravenhage, Leiden, Arnhem; Martinus Nijhoff, A.W. Sijthoff, D.A. Thieme, 1869. Hänschen Siebenstern, dem Holländischen des J. van Lennep nacherzählt von Adolf Glaser, 2 Bde. P. - Braunschweig, Westermann, 1867. De Geschiedenis des Vaderlands voor lagere scholen door Mr. J. van Lennep. Met de spelling van het Woordenboek der Nederlandsche Taal in overeenstemming gebracht door J.A. van Dijk. P. - Leiden, A.W. Sijthoff. Kritiek der opvoering van ‘Monzongo van N.S. van Winter’ door de Maatschappij Apollo. P. - Amst. Courant, no. 301, Amst. van Bonga & Co.
1866.
Amstel-Hôtel Maatschappij, te Amsterdam. P. - Aldaar, no. 18. Amstel-Hôtel Maatschappij. P. Aldaar, no. 25. | |
[pagina 118]
| |
Zijt gij Vrijmetselaar? D. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. De Prins van Oranje in den Slag bij Waterloo. P. - De Navorscher, XVIe Jaargang, Amst. C.H. van Gogh. Jubeljaar van mijn vriend N.J. van Hattem, sedert 1816 Rijks-Ambtenaar. D. - Hs. Nederlandsche vlag. P. - De Navorscher, XVIe Jaargang. Laurens Reael. P. - Aldaar. Aan mijn vriend J. ter Gouw, bij zijn vertrek naar Naarden. D. - Hs. Aanteekeningen betreffende den Amsterdamschen Schouwburg. P. - Nederl. Magazijn, Amst. Gebr. van Es. Nog iets over g, ch en k. P. - De Navorscher, XVIe Jaargang. Aan Mevrouw Leonie d'Aunet (op den rug mijner fotografie geschreven). D. - Hs. De Nieuwe Straat. P. - Amsterdamsche Courant, no. 182, Amst. van Bonga & Co. Aan de Redactie van ‘de Tijd’. P. - De Tijd, Noord-Hollandsche Courant, no. 5836, Amst. C.L. van Langenhuysen. De Nieuwe Straat. Antwoord aan Dr. A.A.G. Guije. P. - Amsterdamsche Courant, no. 192. Over het al of niet wettige van het inschuiven eener n in sommige samengestelde woorden. P. - Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, Amst. C.G. van der Post. Aanteekening op de beantwoording van voorgaande bijdrage door L.A. te Winkel. P. - Aldaar. Alledaagsche bokken in 't gesprek. P. - Bato. Tijdschrift voor jongens, Amst. Gebr. Kraay. Een bescheiden zelfverdediging. P. - Maçonniek Weekblad, no. 36, Utrecht, J.G. Andriessen & Zoon. Ons Rijk in vroegere tijdperken. P. - Amst. Gebr. Kraay. De vermakelijke Latijnsche Spraakkunst. P. - Amst. Gebr. Binger. Aan de lezers van wijlen den Almanak ‘Holland’. P. - Castalia. Jaarboekje aan de Fraaie Letteren gewijd, Amst. Gebr. Kraay. De kroon boven 't wapen. P. - Aldaar. Gesprek tusschen een zendeling en Rali-Soe zijn leerling. D. - Aldaar. Opmerkingen van een schaakveteraan. P. - Sissa. Maandschrift voor het Schaakspel, Wijk bij Duurstede, Joh. G. Andriessen. Antwoord op de Beraadslaging en het Adres der Vereeniging: ‘Edele vormen’; naar aanleiding van 't besprokene omtrent U in Klaasje Zevenster. P. - Holl. Illustratie, 3e Jaargang, no. 17, Amst. Gebr. Binger. Mr. J. van Lennep aan zijne medekiezers. P. - Amst. J. de Ruyter. | |
[pagina 119]
| |
Tweespraak tusschen Mevr. H. en Dr. V.H. te H.D. - De Tijd, Noord-Hollandsche Courant, no. 5921, Amst. C.L. van Langenhuysen. Op de keuze van het eerste drietal Tweede-Kamer-Leden, voor het distrikt Amsterdam, 30 October 1866. D. - Aldaar. Epigram. D. - Volks-Almanak voor het jaar 1867, uitgegeven door de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, Amst. G.L. Funke. Aanvraag om hulp bij de voorgenomen uitgaaf eener ‘historische en kritiesche beschouwing van gevelsteenen, uithangborden enz’. P. - Amsterdamsche Courant, no. 262, Amst. van Bonga & Co. Feestrede, gehouden op het Gouden Jubelfeest van Z.K.H. Prins Frederik der Nederlanden als Grootmeester Nationaal der Orde van Vrijmetselaren, gevierd op 27 November 1866. P. - Gedenkboek dier Feestviering, 's Gravenh. Gebr. Giunta d'Albani. Tooneel-Kritiek: ‘De Zwaardvechter van Ravenna’. P. - Amsterdamsche Courant, no. 270. Korte Toespraak aan het Publiek bij de voorstelling der Tafereelen uit 's Lands Geschiedenis. P. - Hs. Aanbeveling van iets uit de Nationale Geschiedenis door G. Ribbius. P. - Amst. Courant, no. 282.
1867.
Antwoord van Mr. J. van Lennep op eenige hem gedane vragen. P. - Bato. Tijdschrift voor jongens, Amst. Gebr. Kraay. Melis Stoke, zijn rijmkronijk schrijvende, omstreeks het jaar 1300. P. - Historische Galerij der Maatschappij Arti et Amicitiae, Amst. Wed. J.C. van Kesteren & Zoon. Marnix van St. Aldegonde leest zijn Wilhelmus-lied, in het jaar 1568. P. - Aldaar. Uitnoodiging voor een zoo mogelijk volledige bibliografie van het leven en de werken van Vondel. P. - Amst. Courant, no. 28. De pakhuizen van Pels te Amsterdam. P. - De Navorscher, XVIIe Jaargang, Amst. C.M. van Gogh. Antwoorden of ook wel geen Antwoorden op gedane vragen. P. - Bato. Tijdschrift voor jongens, Amst. Gebr. Kraay. Een noodlottig geschenk. P. - Sissa. Nederl. Maandschrift voor het Schaakspel, Wijk bij Duurstede, Joh. G. Andriessen. Aanteekening op ‘Eene merkwaardigheid betreffende Constantijn Huygens door J. ter Gouw’. P. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Romantische werken, 4 deelen, roijaal 8o. P. - 's Gravenhage, Leiden, Arnhem; Martinus Nijhoff, A.W. Sijthoff, D.A. Thieme, 1867 vlgg. Aan mijne Vlaamsche broeders, op 28 April te Brussel vereenigd. P. - Bijvoegsel tot de Amst. Courant, no. 113. | |
[pagina 120]
| |
Een paar bokken van anderen aard dan de vorige. P. - Bato. Tijdschrift voor jongens, Amst. Gebr. Kraay. Antwoord op verschillende vragen. P. - Aldaar. Elizabeth Musch en Klaasje Zevenster. P. - De Navorscher, XVIIe Jaargang, Amst. C.M. van Gogh. Dichthulde aan Mr. W. Bilderdijk. D. - Bilderdijk's Gedenksteenplaatsing, 's Gravenh. M.J. Visser. Enkele fouten. P. - Maçonniek Weekblad, no. 27, Amsterdam, C.L. Brinkman. Een dépêche op rijm. P. - De Navorscher, XVIIe Jaargang. De dood van Maximiliaan Keizer van Mexico. P. - Amsterdamsche Courant, no. 164, Amst. van Bonga & Co. Op zijn elf-en-dertigst. Om zeep gaan. P. - Bato. Tijdschrift voor jongens. Antwoorden op gedane vragen. P. - Aldaar, Dl. II, bl. 256. De kwaker en het telegram. P. - Holl. Illustratie, 1867-1868, no. 6, Amst. Gebr. Binger. Aan Mejuffr. Mary Elizabeth Mees met mijn fotografie. D. - Hs. De Kermis. P. - Bijvoegsel tot de Amst. Courant, no. 213. De Uithangteekens, in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd, door Mr. J. van Lennep en J. ter Gouw. P. - Amst. Gebr. Kraay. Den Heere Jhr. F. van Bevervoorden, Opper-Boekhouder van de groote Bank van Leening, in dank voor den teruggebrachten stoel van Vondel. D. - Hs. Woorden, gesproken bij het graf van Joost van den Vondel. P. - De Tijdspiegel, Jaargang XXIV, no. 12, Arnhem, D.A. Thieme, 1867. Feestrede bij de onthulling van Vondel's standbeeld. P. - Aldaar, Jaargang XXV, no. 1, 1868. Een Dichter aan de Bank van Leening. Tafereel uit het leven van Joost van den Vondel, in 3 bedrijven. D. - Amst. Gebr. Binger, 1867. Aan de Redactie van het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage (over het woord ‘Uithangteeken’). P. - Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, no. 253, 's Gravenh. H.C. Susan CHz. Een wakker man. P. - Castalia. Jaarboekje aan de Fraaie Letteren gewijd, Amst. Gebr. Kraay. God Apollo. D. - Aldaar. Bestje van Meurs. P. - Volks-Almanak. Uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Amst. G.L. Funke. Iets over een bijzonderen tak van nijverheid in de 17de eeuw. P. - Aldaar. | |
[pagina 121]
| |
Antwoorden op gedane vragen. P. - Bato. Tijdschrift voor jongens, Dl. II, bl. 383, Amst. Gebr. Kraay. Mijl op zevenen. P. - Aldaar. Over het al of niet vertalen van uitheemsche plaatsnamen. P. - Handelingen van het IXde Nederl. Letterkundig Congres, Gent, Willem Rogghe. Aan de Redactie der ‘Allgemeine Zeitung’. P. - Hs. Aan Mejuffr. Betsy Donker Curtius in haar Album, waar tot nog toe niet anders dan jeugdige schoolvriendinnen in geschreven hadden. D. - Hs.
1868.
Een dépêche op rijm. P. - De Navorscher, XVIIIe Jaargang, Amst. C.M. van Gogh. Het Serail van den Grooten Heer in 1623. P. - Bato. Een boek voor 't jonge Nederland, Amst. Gebr. Kraay. Les aristocrates à la lanterne. P. - Amst. Courant, no. 13, Amst. van Bonga & Co. De Podagra en het manifest van Burgerpligt. P. - Amst. J. de Ruyter. Verzoek om opheldering (door een Handelaar in koffij). P. - Amst. Courant, no. 18. Den Heere B. Vrambout, Gouverneur der Provincie West-Vlaanderen. D. - Hs. Een pelgrim Vrijmetselaar. P. - Maçonniek Weekblad, no. 7, Amst. C.L. Brinkman. Aan de dischgenooten, op 15 Februarij 1868, vereenigd in het Amstel-Hôtel. D. - Hs. Onbekend portret. P. - Amst. Courant, no. 52. Iets over citaten. P. - De Navorscher, XVIIIe Jaargang. Champ de Mars. P. - Aldaar. Een uithangteeken. P. - Aldaar. Maçonnieke liederen. Proza en Poëzij. - Nederl. Jaarboekje voor Vrijmetselaren, Amst. Gebr. Diederichs. Antwoorden op gedane vragen. P. - Een boek voor 't jonge Nederland, Amst. Gebr. Kraay. Een zonderlinge droom. P. - Amst. Courant, no. 86. Een stem uit het graf. P. - Aldaar, no. 102. Ter gelegenheid der koperen bruiloft, van Mr. D.J.C. van Lennep en Cornelia Willet, gevierd den 15den Mei 1868, opgezegd door hunne kinderen. D. - Hs. Logogrief. Struik. D. - De Hollandsche Illustratie, 1867-1868. no. 48, Amst. Gebr. Binger. Raadsel no. 37. Kastijding. D. - Aldaar. | |
[pagina 122]
| |
Logogrief aan K. te R. Tollens. D. - De Hollandsche Illustratie, 1868-1869, no. 2, Amst. Gebr. Binger. Hannibal ante portas. P. - Amst. Courant, no. 150, Amst. van Bonga & Co. Guilen. P. - De Navorscher, XVIIIe Jaargang, Amst. C.M. vaa Gogh. Het Valkhof te Nijmegen. P. - Nederlands Geschiedenis en Volksleven in schetsen, Leiden, A.W. Sijthoff. Het Boek der Opschriften door Mr. J. van Lennep en J. ter Gouw. P. - Amst. Gebr. Kraay, 1868-1869. Rustenbergh. Een famielje-tafereel uit de XVIIde Eeuw. P. - Castalia. Jaarboekje aan de Fraaie Letteren gewijd, Amst. Gebr. Kraay. Uit historie en leven. P. - Bato. Een boek voor het jonge Nederland, Amst. Gebr. Kraay. |
|