| |
| |
| |
Levensschets van Dr. Gottlieb Salomon.
Gottlieb Salomon, oudste zoon van een Israëlitiesch koopman te Dantzig, werd aldaar op den 20sten April 1774 geboren; tot zijn 13de jaar huisonderwijs genoten hebbende, bragt hij een jaar door in het Jesuiten-Seminarium te Dantzig, welke inrigting hij op 14jarigen leeftijd met de latijnsche school te Köningsbergen verwisselde. Na zich aldaar gedurende 3 jaren op de beoefening der oude talen te hebben toegelegd, werd hij onder het decanaat van Kant als student ingeschreven. Drie Semesters wijdde hij aan de studie der voorbereidende wetenschappen onder de leiding van Kant, Krause, Schulz en Mangelsdorf, terwijl hij daarna zijne medische studiën onder Metzger, Elzner, Hagen en Hirsch aanving; op 23jarigen leeftijd, den 3den Augustus 1797, na volbragte examina en openbare verdediging zijner Dissertatie: de Ostromalacia ejusque casu rariore onder presidium van Dr. J.D. Metzger, is hij tot Doctor Medicinae bevorderd. Deze dissertatie bewees, dat hij niet alleen
| |
| |
met de Duitsche maar ook met de Fransche en Engelsche literatuur van zijn tijd vertrouwd was; vgl. Medic. Chirurg. Zeitung, 1798, II. 54.
Toen hij kort na zijne promotie het voornemen had opgevat zich in Amerika te gaan vestigen, bezocht hij op zijne reize derwaarts ook Holland, waar hij door zijne aanbevelingsbrieven uit Köningsbergen en Berlijn in aanraking kwam met de Professoren G. Vrolik en Reinwardt te Amsterdam en te Leiden met Brugmans. Laatstgenoemde, toen reeds een man van grooten invloed, doorzag de talenten van Salomon en gaf hem den raad, te Leiden den winter te blijven en eenige voorlezingen over Anatomie, Physiologie, Pathologie en Obstetrie te houden; dezen raad volgde hij op, en zoo bleef Salomon vooreerst te Leiden.
Gedurende dit verblijf aldaar werd hij eens bij ontstentenis van een ander deskundige toevallig in een moeijelijk verloskundig geval geroepen; de gelukkige afloop daarvan schijnt hem geleid te hebben zich voor goed in Leiden te vestigen. Daar moet te dier tijde gebrek geweest zijn aan goede verloskundige hulp, zoodat de nog jeugdige maar met uitstekende geestvermogens begaafde Salomon, toegerust met de in Duitschland (waar het toen met het onderwijs beter gesteld was dan in Holland) opgedane kundigheden, door veel ijver bezield en door Brugmans aanbevolen, zich spoedig in eene uitgebreide praktijk mogt verheugen. Zijne fijne geestbeschaving en kiesche manieren deden hem dan ook vooral als obstetricator spoedig tot de hoogste kringen toegang vinden, dien hij tot op hoogen ouderdom behield.
Nadat hij tot het kerkgenootschap der Doopsgezinden was overgegaan, huwde hij in 1802 Jeanne Madelaine Huygens, uit welken echt 4 kinderen geboren werden, waarvan drie in jeugdigen leeftijd overleden en alleen is overgebleven een zoon, aan wiens naam die zijner moeder is toegevoegd, Mr. G.A. Salomon Huygens, sedert verscheidene jaren Burgemeester van Katwijk.
| |
| |
Na het vertrek van Dr. H.A. Bake in 1804 werd Salomon benoemd tot Stads-Vroedmeester en Lector voor de vroedvrouwen, welke betrekking hij tot in October 1863 waarnam. Reeds in 1806 had hij het hiermede en met de praktijk zoo volhandig, dat hij daarom voor de benoeming tot Lid van de Provinciale Commissie voor Geneeskundig Toevoorzicht bedankte; hij kon bezwaarlijk telkens de stad verlaten om de vergaderingen te Haarlem bij te wonen. Het is voornamelijk als Lector voor de vroedvrouwen, dat Salomon veel goeds heeft verrigt, ja eene geheele hervorming heeft te weeg gebragt, waarop zelfs buitenlanders ons opmerkzaam gemaakt hebben. Zoo zeide Prof. von Siebold in zijne voorlezing ‘zur Lehre von der künstlichen Frühgeburt,’ in de Kon. Akad. d. Wet. te Göttingen 10 Julij 1841 gehouden: ‘Endlich verdient zur Geschichte der künstlichen Frühgeburt noch angeführt zu werden, das auch Hollands Geburtshelfer der Aufnahme der Operation nicht fremd geblieben, und das besonders Vrolik und Salomon dieselbe mehrfach mit Erfolg übten.’ Vgl. Gött. Gel. Anz. 1841 s. 1212. Zie ook Summar. d. Medic. I. 428 vgl.
In 1825 schijnt men er over gedacht te hebben Salomon het Professoraat in de Obstetrie aan de Leidsche hoogeschool op te dragen; men wilde namelijk het onderwijs in Chirurgie en Obstetrie na den dood van Professor du Pui splitsen; de curatoren boden aan Dr. Wachter de leerstoel in de Chirurgie aan; daar deze echter die betrekking van de hand wees, kwam van de voorgestelde splitsing toen niets, en is het onderwijs in de beide vakken opgedragen aan Professor J.C. Broers, na wiens overlijden in 1847 eerst twee catheders voor die vakken zijn opgerigt.
Sedert 1827 weduwnaar zijnde trad Salomon in 1839 andermaal in het huwelijk en wel met Angelique Heykoop. In 1845 legde hij op eenen 70jarigen leeftijd zijne praktijk neder tot groot leedwezen van hen die hij onder zijne clienteele telde; hij bleef echter met grooten lust en ijver zich op
| |
| |
de hoogte houden der verloskundige literatuur, waarover hij tot op veel lateren leeftijd nog gaarne en met warmte sprak.
Op den 7den Augustus 1864 stierf hij, na in de laatste jaren aan blaaslijden geleden te hebben. Toen hij 89 jaren telde, waren gehoor en gezigt verminderd; tot in zijne laatste dagen was hij evenwel helder en opgeruimd, en tot in zijn laatste ure was het duidelijk, dat zijne beschaafde manieren niet waren aangeleerd, maar als het ware aangeboren.
Salomon was steeds gedienstig en welwillend in den omgang, eenvoudig in zijn levenswijs, trouw en hartelijk voor zijne vrienden en patienten, zeer gevoelig voor ieder bewijs van hartelijkheid of dankbaarheid; in zijne praktijk naauwgezet, ijverig en tamelijk eerzuchtig; hij had een gezond en sterk ligchaam, hetwelk hij dan ook zonder overdrijven behoorlijk verzorgde. Salomon was op zijn ouden dag geen laudator temporis acti, zoo als zoo vele bejaarde menschen plegen te worden; met waardeering van hetgeen het voorgeslacht heeft nagelaten in wetenschap en maatschappij erkende hij den vooruitgang, waarvan hij getuige mogt zijn op zijn langen levensweg.
Dat aan zulk een man vele onderscheidingen zijn ten deel gevallen is wel niet te verwonderen. Zoo werd hij in 1824 door Koning Willem I, zonder dat hij daarom gevraagd had, verklaard te zijn Nederlander ook zonder brieven van naturalisatie; eene onderscheiding die door hem op hoogen prijs werd geschat, daar hij, hoezeer ook met liefde over Duitschland sprekende, zijn aangenomen vaderland waarlijk innig lief had.
Toen Dr. Hoffmann von Fallersleben in 1821 naar Leiden gekomen was, waar hij den grooten stoot gaf aan de studie der Oud-Hollandsche letterkunde, werd hij door Salomon welwillend geherbergd gedurende geruimen tijd, even als in 1836 en 1854, toen de geleerde Duitscher nogmaals de rijke bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letter- | |
| |
kunde kwam raadplegen. Heeft Salomon dit gedaan uit sympathie voor zijnen landgenoot en voor de Maatschappij, onder wiens leden hij zelf sedert 1828 geteld werd, de beoefenaars der Nederlandsche Letterkunde zullen den gullen gastheer van Hoffmann daarvoor erkentelijk blijven.
Bovendien was Salomon achtereenvolgens lid geworden van de Hollandsche Maatschappij te Haarlem, van het Genootschap van de Koepokinenting te Rotterdam, van het Genootschap ter bevordering van Genees- en Heelkunde te Amsterdam, van het Provinciaal Utrechtsche Genootschap, van het Genootschap Vis unita fortior te Hoorn, van de Societé Médico-Chirurgicale te Brugge, van de Societé Médicale te Brussel. In Augustus 1847 ontving hij bij gelegenheid van zijn 50jarig Doctoraat een vernieuwd Diploma als Medicinae en Chirurgiae Doctor met eene epistola gratulatoria van de geneeskundige faculteit te Königsbergen en, bij gelegenheid van zijn 50jarig lidmaatschap van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, een zilveren Medaille.
Salomon, zelf ervaren en gelukkig obstetricator, heeft niet alleen voor de praktijk gewerkt door het aangeven van een goede verloskundige tang (1817), die ook nu nog als zeer bruikbaar kan beschouwd worden, en door een verbeterde pelvimeter (zie de Diss. Inaug. van F.C. Kist, historia critica pelvimetrorum), hij heeft zich ook verdienstelijk gemaakt door tal van geschriften, wier vermelding hier eene plaats verdient.
In 1801 vertaalde hij in het Duitsch A. van Solingen, het werktuigelijke der verlossing verklaard (te Leiden bij A. & J. Honkoop, in 1799 verschenen) onder den titel: A. van Solingen, das Mechanische der Geburt, aus dem Holländischen, Hannover 1801. Deze vertaling is beoordeeld in Medic. u. Chirurg. Zeit. 1802. I. 484; Hall. Allg. Zeit. 1802. no 218; Martens, Krit. Jahrb. 1802. I. 373; Allg. Med. Annal. 1802, 869.
| |
| |
In 1802 stichtte hij met Prof. S.J.L. Döring te Herborn een Journal für die neueste Holländische medic. und naturhist. Litteratur; waarvan echter slechts vier stukken te Hadamar het licht hebben gezien.
In 1808 schreef hij: Waarneming aangaande eene zeer aanmerkelijke uitzakking der Baarmoeder bij eene zwangere vrouw en derzelver verlossing. - Geplaatst in de Nieuwe Verhandelingen van het Genootschap: Ter bevordering der Heelkunde te Amsterdam, dl. I. bl. 173.
In 1808: Berigt aangaande eene Sectio Cesarea met doodelijk gevolg. - Geplaatst in de Algemeene Konst- en Letterbode, 1808, dl. I. bl. 20.
In 1808: Waarneming nopens eene zwangerheid welke 12 maanden geduurd heeft. - Geplaatst in het Geneeskundig Magazijn door Stipriaan Luiscius e.a. dl. V. st. 2. afd. 1 bl. 1; en in het Duitsch vertaald ook in Hufeland, Bibliothek der Heilkunde, 1814, XXXI. 261. vlg.; vgl. Kopp, Jahrb. d. Staatsarzn. 1814. VII. 381.
In 1809 werd hij door het Genootschap van Genees- en Heelkunde te Amsterdam bekroond wegens zijn antwoord op de prijsvraag over de Symphysiotomie. Dit antwoord is het IIe deel der Nieuwe Prijsverhandelingen van dat Genootschap, en verscheen in 1813 ook afzonderlijk onder den titel: Verhandeling over de nuttigheid der Schaambeensnede, met bepaling der gevallen, in welke aan dezelve de voorkeur behoort gegeven te worden boven de keizerlijke sneden, met platen. Men zie de gunstige beoordeeling daarvan in V. Siebold, Journ. f. Gebürtsh. I. 1805. 602.
In 1817: de eerste en in 1826 de tweede vernieuwde en verbeterde uitgaaf van zijne Handleiding tot de Verloskunde, 2 deelen met platen, te Amsterdam uitgegeven bij J. van der Hey en Zoon; het eenige oorspronkelijke Hollandsche handboek voor Vroedmeesters, dat onze literatuur van de 19de eeuw kan aanwijzen, terwijl een bevoegd beoordeelaar er van zegt, dat het als in zijn tijd zeer bruikbaar mag geroemd worden,
| |
| |
en als werkelijk op de toenmalige hoogte der wetenschap staande; de stijl is eenvoudig, duidelijk en, al opende het geene nieuwe gezigtspunten, toch staat er veel in naauwkeuriger en beter behandeld dan door verscheidene zijner voorgangers geschiedde.
In 1825 vereenigde hij zich met C. Pruys van der Hoeven, J. Logger en C.G.C. Reinwardt tot de uitgaaf van de Geneeskundige Bijdragen, in welk tijdschrift Salomon schreef:
1o. Over het, door de kunst, Vervroegen der Verlossing in naauwe bekkens; benevens twee waarnemingen betreffende deze kunstbewerking, dl. I. st. 1. bl. 91. - Over dit opstel, dat ook in het Duitsch, door Plogge vertaald, in Hecker's Litterarische Annalen der Heilkunde, VI. 1826. 249 verscheen, zegt von Siebold in zijne Geschichte der Gebürtshilfe: ‘Salomon schrieb einen gründlichen von scharfer Beurtheilungskraft und reicher Erfahrung zeugenden Aufsatz über die Operation, u.s.w.’ Evenzoo werd het door Münster gunstig beoordeeld en uitvoerig besproken in het Magazin der ausländ. Heilkunde van Gerson en Julius, XIII. 1827. 186-207.
2o. In 1826: Opmerkingen over het beveiligend vermogen der Koepokken, ontleend uit de epidemie der kinderziekte, welke in het jaar 1825 te Leiden geheerscht heeft. - Aldaar dl. I. st. 2. bl. 214.
3o. In 1827: Waarnemingen betreffende de kunstige Vroeggeboorte. - Ald. dl. II. st. 1. bl. 91, en door H. Vezin in het Duitsch vertaald, in V. Siebold's Journ. IX. 1829. 154-184.
4o. In 1828: Waarneming eener ziekte in het Kraambed, veroorzaakt door het terugblijven der nageboorte, en derzelver genezing door de natuurkrachten, door middel van de absorptie der placenta. - Ald. dl. II. st. 2. bl. 223. Welke bijdrage door Sebastian in het Duitsch vertaald is voor de Heidelberger Klinische Annalen; daarna is zij ook in het Fransch overgezet.
| |
| |
5o. In 1830: Omkeering der Baarmoeder. - Ald. dl. III. st. 1. bl. 65.
In 1825 verscheen van zijne hand eene Waarneming eener zwangerheid in de buis van Fallopius, met afb. - In de Verhandelingen van de 1e kl. van het Kon. Instituut, dl. VII. bl. 201.
Met C. Pruys van der Hoeven en C.W.H. van Kaathoven schreef Salomon het Geschiedverhaal van de Cholera-epidemie te Leyden in 1832. - Leyden bij C.C. van der Hoek.
De geschriften van Salomon getuigen van zijn scherpzinnig en helder oordeel, groote belezenheid en rijke ervaring.
|
|