Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1864
(1864)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 31]
| |
Levensberigt van Ernst van Löben Sels.De dood heeft, kortelings, een verdienstelijk en regtschapen man uit ons midden weggenomen. De Generaal Ernst van Löben Sels is, in de laatste dagen van het afgeloopen jaar (27 December 1863), ontrukt aan zijne treurende gade, aan de vele vrienden wier hoogachting hem omgaf, aan het leger waarvan hij een sieraad was, aan het vaderland dat in hem een dier zonen betreurt, die zijne sterkte uitmaken en waarop het met recht roem draagt.
Het is niet onze taak om uitvoerig den levensloop van den overledene te schetsen, of in den lof zijner deugden en uitstekende hoedanigheden uit te weiden; maar wij willen hier met een enkel woord gewagen van de letterkundige verdiensten die aan Löben SelsGa naar voetnoot1 den toegang gebaand hebben | |
[pagina 32]
| |
tot de Maatschappij binnen Leiden's grijze muren gevestigd; wij willen een oogenblik de aandacht vestigen op den arbeid waarop, voornamelijk, de letterkundige naam van Löben Sels is gegrond: ‘de Krijgsgeschiedenis van Napoleon Bonaparte,’ een werk in vier deelen uitgegeven van 1839 tot 1842. Il faut juger les écrits d'après leur date, is eene spreuk die te dikwijls uit het oog wordt verloren, en die toch, bij het oordeel dat men over letterkundige werken velt, wel gezag mag uitoefenen. Om de waarde en verdienste van een schrijver op juisten prijs te stellen, moet men zich in den tijd verplaatsen waarin hij werkzaam was; men moet de hulpmiddelen kennen, waarover hij kon beschikken; men moet het oog vestigen op den stroom der toenmalige denkbeelden en meeningen, aan wiens werking zich, zelfs de helderste en krachtigste geest, nooit geheel en al kan onttrekken. Doet men dit niet, verplaatst men zich niet zoo in het verleden, wil men den maatstaf van het heden gebruiken om den arbeid van vroegere dagen te kennen en te waardeeren, dan is miskenning en verongelijking van wie men beoordeelt het bijna onvermijdelijke gevolg van eene handeling, evenzeer in strijd met billijkheid als met waarheid en verstand. Het is een vierde van eene eeuw geleden, sinds Löben Sels aanving de krijgsdaden van den grooten Franschen Keizer te beschrijven; en in dien tijd had zijne arbeid eene zeer groote waarde. Onze militaire letterkunde stond toen op geen zeer hoogen trap, en de weinigen die hunne krachten hadden geweid aan hare beoefening konden schaars rekenen op de ondersteuning of deelneming van het algemeen; zij stonden op zich zelven, zij mogten alleen op eigen hulpmiddelen bouwen, zij hadden te worstelen met vooroordeelen, met verouderde begrippen; met den hardnekkigen tegenstand der flaauwen en tragen van geest, voor wie elke | |
[pagina 33]
| |
afwijking van het gewone en alledaagsche eene ergernis is en een gruwel. Laat in onze dagen een officier de vruchten zijner studiën en overdenkingen, op den kalmen toon der waarheid, aan het algemeen kenbaar maken; hij kan dit ongehinderd doen; hij kan daarbij verzekerd zijn van de algemeene belangstelling en deelneming. Voor vijf en twintig jaren was dit anders: toen schreef men voor een publiek dat men uit den slaap der onverschilligheid moest wakker schudden; toen had men te doen met een wantrouwend of kleingeestig bestuur, dat eene instinktmatige vrees had voor alles wat naar openbaarheid zweemde. Het waren de dagen toen een schrijver, die onze aangevallene wapeneer wilde verdedigen, met allerlei drangredenen van voorzichtigheid door de regering werd aangespoord om af te zien van die taak, wier volbrenging zoo ligtelijk aanstoot kon geven en vijandschap uitlokken. Löben Sels had dus, als krijgskundig schrijver, bij ons weinig voorgangers; hij was een der eersten bij ons, die, met vrucht, de krijgsgeschiedenis hebben beoefend; hij heeft zijne navolgers den weg gebaand, hij heeft het ijs gebroken; - en dit is eene zeer groote verdienste. Zijne studiën over Napoleon's veldtochten hadden, toen zij in het licht verschenen, bij ons al het frissche van nieuwheid en oorspronkelijkheid; zij maakten het algemeen meer bekend met de werking van den verheven krijgsgeest diens veldheers; zij vervulden eene bestaande behoefte, daar zij het koele en onbevangene oordeel van een Hollander inhielden over oorlogsverrigtingen, die wij tot dien tijd toe hoofdzakelijk alleen kenden uit de gezwollene en opgesmukte verhalen, voorkomende in de Victoires et conquêtes en in andere fransche werken van dien stempel. Na Löben Sels heeft de studie van Napoleon's veldtochten het aanzijn gegeven aan de werken van een groot aantal en van uitstekende militaire schrijvers; die studie heeft daardoor zóó gewonnen, dat de arbeid van Löben Sels thans, in sommige | |
[pagina 34]
| |
opzichten, als verouderd kan worden beschouwd; - dit belet echter niet, dat die arbeid zijne zeer hooge waarde heeft gehad, en dat men de groote verdienste van dien arbeid nooit mag miskennen. En wanneer hier gezegd wordt, dat, in sommige opzichten, het werk van Löben Sels als verouderd kan worden beschouwd, dan moet men dit geenszins nemen als eene verzachte en beleefde uitdrukking, om te zeggen, dat men dit werk thans gerustelijk ongelezen kan laten; dit is volstrekt niet onze meening, en onze woorden bedoelen niets anders dan wat zij werkelijk uitdrukken. Wil men nieuwe gezichtspunten over Napoleon's oorlogshandelingen geopend zien; zoekt men, over die handelingen, beschouwingen en kritiek, verrassend en treffend door hare scherpte en nieuwheid, - ja, dan kan men het werk van Löben Sels ongelezen laten; maar, men mag het niet ongelezen laten, wanneer men een duidelijk en onpartijdig verhaal van Napoleon's veldtochten wil hebben, geschreven in eene onopgesmukte, eenvoudige taal, en schier op elke bladzijde getuigende van helder oordeel, van waarheidsliefde, van gezond verstand, - die hoedanigheden die bij ons volk, en te recht, op zeer hoogen prijs worden gesteld! Ook nu nog kan men ieder, die zich op de studie der krijgsgeschiedenis toelegt, de lezing van het werk van Löben Sels aanbevelen; men zal het met belangstelling lezen, men zal daar leering uit trekken; - of men veel werken weet te noemen, waarvan hetzelfde mag worden gezegd, als zij vijfentwintig jaar oud zijn? Vooral is er een gedeelte in de door Löben Sels geschrevene krijgsgeschiedenis van Napoleon, dat hooge waarde heeft en die ten allen tijde behouden zal; het is dat gedeelte, waarin de veldtocht van 1815 behandeld wordt. Is ook in het overige van zijn werk de schrijver er op uit, om het doel dat de Nederlanders aan Napoleon's oorlogen hebben genomen bijzonder te doen uitkomen, vooral in zijn | |
[pagina 35]
| |
verhaal van den veldtocht van 1815 vermeldt hij, uitvoerig en in bijzonderheden, wat door onze landgenooten is gedaan, bij dien laatsten en grootschen worstelstrijd, die met den onherroepelijken val des Franschen Keizers eindigde. De geschiedenis van den veldtocht van 1815 door Löben Sels is, zeker, verre weg het beste van alles wat bij ons over dat onderwerp is geschreven; het is die geschiedenis, uit het Nederlandsche oogpunt beschouwd; maar geschreven, zonder eenige overdrijving, met de meest mogelijke onpartijdigheid en waarheidsliefde, op kalmen bezadigden toon, vrij van alle hevigheid, van alle declamatie, van alle gezwollenheid; het is eene geschiedenis die aan ons, Nederlanders, recht doet, en die tevens den vreemdeling niet kwetst of krenkt; - waarlijk, een moeijelijk op te lossen vraagstuk, daar waar men krijgsgebeurtenissen heeft te behandelen, waarbij zoo vele strijdige aanspraken, zoo veel eenzijdige meeningen, zoo veel driften en hartstochten zich hebben doen gelden! Löben Sels, te recht inziende dat zijne geschiedenis van den veldtocht van 1815 niet alleen voor zijne landgenooten moest dienen, maar ook het middel moest zijn om voor den vreemdeling het rechtmatige onzer aanspraken op den wapenroem van 1815 te staven, heeft in 1849 eene fransche vertaling van die geschiedenis uitgegeven. In het algemeen is het af te keuren, dat men zich van eene vreemde taal bedient tot verspreiding zijner denkbeelden; zij die zoo handelen geven grond tot het vermoeden, dat zij zich, uit hoogmoed, van hunne landgenooten losmaken en verwijderen; zij doen te kort aan wat zij hun vaderland zijn verschuldigd; zij verongelijken hun volk, eene verongelijking te grievender naarmate dat volk minder groot en magtig is, en dus meer behoefte heeft aan de hulp en bijstand van alle zijne zoonen. Maar, is dit in het algemeen waar, er zijn evenwel gevallen waarin het gerechtvaardigd wordt dat onze schrijvers zich van eene taal bedienen, meer bekend | |
[pagina 36]
| |
en gelezen dan de Nederlandsche; het is dan, wanneer het er volstrekt op aankomt dat hunne schriften gelezen en bekend worden, niet alleen in Nederland, maar in geheel Europa, in geheel de beschaafde wereld. In dit geval, nu, verkeerde Löben Sels met zijne geschiedenis van den veldtocht van 1815; had het er enkel op aangekomen, om de krijgsdaden der Nederlanders in 1815 aan Nederland bekend te maken, dan was de hollandsche taal hiertoe een voldoend middel geweest; maar het kwam er op aan, om die krijgsdaden aan de geheele wereld bekend te maken, en daarom moest de schrijver zich bedienen van eene taal die door de geheele wereld werd gelezen. Nog in onze dagen geven de krijgsgebeurtenissen van 1815 stof tot de meest uiteenloopende beschouwingen, tot de meest strijdige voorstellingen; het is niet onwaarschijnlijk dat dit nog lang zal voortduren, en dat nog lang de opgewekte volksdriften, met warmte en hartstocht, het pleit zullen doen voeren voor het belang van den wapenroem der verschillende volkeren, die deelgenooten waren aan dien heldenstrijd van 1815. Wij zijn nog niet aan het einde der geschiedenissen van den veldtocht van Waterloo; maar dit is zeker, dat zulk eene geschiedenis voortaan alle aanspraken op volledigheid moet opgeven, wanneer daarbij de arbeid van Löben Sels niet is geraadpleegd geworden. Charras heeft dien arbeid geraadpleegd, en, ook daarom, is zijne Campagne de 1815 zulk een schitterend blijk van waarheid, van onpartijdigheid, van juiste en eerlijke voorstelling der gebeurtenissen, - hoedanigheden, die een geschiedschrijver altijd moest bezitten, en toch, hoedanigheden die zoo vaak den geschiedschrijver ontbreken. Thiers heeft, bij het schrijven van zijn ‘Waterloo,’ volstrekt geen acht gegeven op den arbeid van Löben Sels; en voor een gedeelte is dit de oorzaak dat het werk van den franschen staatsman zoo zeer alle kenmerken van waarheid en onpartijdigheid mist, dat men het niet anders kan be- | |
[pagina 37]
| |
schouwen dan als een uitmuntend geschreven maar geheel eenzijdig partijschrift, niets anders ten doel hebbende dan de verheerlijking van Frankrijk's oorlogsroem en van Napoleon's genie. Het werk van Löben Sels heeft, daargelaten zijne andere verdiensten, vooral hooge waarde door wat het inhoudt, over het bezetten en verdedigen der stelling van Quatre-Bras op den 15den en 16den Junij 1815. Het bezetten en verdedigen van die stelling is een van de hoofdfeiten van den veldtocht van 1815 geweest; de uitkomst van den veldtocht heeft, geheel en al, daarvan afgehangen. Gneisenau, - de uitstekende krijgskundige en, in werkelijkheid, de aanvoerder van dat Pruissische leger, waarover Blücher in naam het bevel voerde -, heeft op de meest stellige wijze verklaard, dat, zonder het behouden van die stelling bij Quatre-Bras, het Pruissische leger op den 16den Junij 1815 te Ligny geheel verpletterd zou zijn geworden; en natuurlijk dat dit geheel verslaan van Blücher's leger gevolgd zou zijn geworden door de nederlaag van het leger van Wellington, door Napoleon's volledige zegepraal. Het bezetten en behouden der stelling van Quatre-Bras, op den 15den en 16den Junij 1815, heeft die vreesselijke krijgsramp afgewend, die Frankrijk's heerschappij zou hebben doen herleven en Europa weêr voor lange jaren tot slavernij zou hebben gedoemd; en in het werk van Löben Sels is op de meest overtuigende wijze aangetoond, dat het bezetten en behouden van die stelling enkel en alleen te danken is geweest aan het beleid en de geestkracht van Nederlandsche bevelhebbers, en aan de dapperheid van Nederlandsche soldaten. Dit is thans, dank zij den arbeid van Löben Sels, een feit dat algemeen erkend wordt, en waaromtrent geen tegenspraak of redelijke twijfel meer kan bestaan; onze aanspraken op den wapenroem van 1815 zijn thans voldingend bewezen, en het is aan de pen van Löben Sels dat het Vaderland die heilrijke uitkomst te danken heeft. | |
[pagina 38]
| |
Wij hebben hier geene levensschets van den Generaal Ernst van Löben Sels gegeven; wij hebben slechts met een enkel woord gewaagd van zijne verdienste als schrijver, als gelukkig beoefenaar der krijgsgeschiedenis; wij hopen echter dat dit enkele woord voldoende moge zijn, om onze lezers de overtuiging te geven, dat de nagedachtenis van den overledene, bij ons, zijne landgenooten, in eere moet blijven. O zeker, wij zouden die nagedachtenis hooger eere hebben aangedaan, wanneer wij, niet alleen den letterkundige, maar ook den mensch hadden geschetst; wanneer wij Löben Sels hadden afgeschilderd, zoo als zijne vrienden, zoo als allen die met hem in aanraking zijn geweest, hem hebben leeren kennen en waardeeren: een opregt, trouw en degelijk karakter; een regtschapen man in den volsten zin des woords, die een langen levensloop heeft gewijd aan de stipte volbrenging zijner maatschappelijke plichten; die als krijgsman, in vrede zoo wel als in oorlog, zich de achting en vriendschap zijner wapenbroeders heeft weten te verwerven; die, als burger, een warm hart had voor alles wat het welzijn en de eer van zijn vaderland betrof; die lang aan het hof had verkeerd, zonder immer hoveling te zijn geworden; eenvoudig van taal, warsch van vleijerij, en uitmuntende in onafhankelijkheid van oordeel en meening; een man, in één woord, voor wien ieder eerbied en sympathie koesterde, omdat iedereen wist dat die man altijd vreemd was gebleven aan alles wat laag of slecht is, dat hij op geen zijner daden met berouw behoefde terug te zien, en dat, toen hij de kroon des ouderdoms droeg, men van hem kon zeggen wat Vondel eenmaal zeide van Amstel's burgervader: ‘Een hoofd vol kreuken, een geweten zonder rimpel!’
Ziedaar het beeld dat, niet de hand der vriendschap, | |
[pagina 39]
| |
maar de onpartijdige hand der strenge waarheid, van den Generaal Ernst van Löben Sels zou kunnen schetsen. Op waardige wijze dat beeld terug te geven, was eene taak die wij boven onze krachten en buiten onze roeping hebben beschouwd: voor de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde hebben wij van Löben Sels, die in 1849 ons medelid was geworden, enkel als letterkundige gewaagd.
Maastricht, 14 Januarij 1864. W.J. Knoop. | |
Als aanhangsel volgt hier eene korte opgave betreffende den levensloop van den Generaal van Löben Sels.Ernst van Löben Sels, te Zutphen geboren den 12den October 1800, gehuwd in 1834 met Mejuffrouw Swaving, is den 27sten December 1863, te Ellekom kinderloos overleden; Den 13den Augustus 1815, werd hij Kadet aan de artillerie- en genieschool te Delft. Den 17den Junij 1818, 2de Luitenant bij het 2de Bataillon veldartillerie. Den 18den Julij 1824, 1ste Luitenant. Den 4den October 1836, Kapitein. Den 2den Mei 1842, Majoor (bij keuze). Den 17den Maart 1853, Luitenant Kolonel. Den 30sten April 1855, Kolonel, en Den 29sten Maart 1858, Generaal Majoor; hij woonde de veldtochten van 1830-1834 bij; werd den 29sten September 1830 krijgsgevangen te Mons; was eenigen tijd Adjudant bij den Generaal Trip, lange jaren Adjudant bij Z.K.H. Prins Frederik der Nederlanden, en werd den 29sten Maart 1858 buitengewoon Adjudant des Konings. | |
[pagina 40]
| |
Hij is buitengewoon lid geweest van het Comité der artillerie en van het Comité van defensie. Hij was versierd met een aantal ridderorders; behalven het Metalen Kruis had hij ontvangen: Den 31sten Augustus 1831, de Willems-orde, 4de Klasse. Den 28sten Februarij 1842, de orde van den Nederlandschen Leeuw, 3de Klasse (deze onderscheiding ontving hij voor zijn werk: de Krijgsgeschiedenis van Napoleon Bonaparte). Den 30sten December 1843, de Roode Adelaar van Pruissen, 3de Klasse, en de Guelphen-Orde van Hannover, 3de Klasse. Den 13den Julij 1850, de Zwaard-Orde van Zweden, 4de Klasse. Den 21sten December 1850, de S. Anna-Orde van Rusland, 2de Klasse. Den 21sten December 1851, de S. Olaf-Orde van Zweden, 3de Klasse. Den 15den November 1853, de S. Anna-Orde van Rusland, 2de Klasse met diamanten. Den 9den Maart 1856, de Roode Adelaar van Pruissen, 2de Klasse. Den 31sten Augustus 1859, de S. Olaf-Orde van Zweden, 2de Klasse; en Den 29sten November 1859, de S. Olaf-Orde van Zweden, 1ste Klasse. |