1857 eene Redevoering over eene algemeene verbetering der scheepvaartkanalen in de provincie Groningen, en in 1859 eene Toelichting van de belangrijkheid en de rigting der noordelijke spoorwegen in Nederland. Bovendien leverde hij voor de Bijdragen tot de kennis van den tegenwoordigen staat der provincie Groningen, uitgegeven door de Commissie voor de statistische beschrijving dier provincie, waarvan hij bij de oprigting in 1854 lid was geworden, eene zeer belangrijke Statistiek van de ambachts- en fabrieksnijverheid in de provincie Groningen, geplaatst in het 1e deel (1860) bl. 199 tot 288, waarin hij onder anderen naar aanleiding van een beredeneerd statistisch overzigt van den staat der fabrieken en trafieken in 1819, destijds door de Gedeputeerde Staten der onderscheidene provincien ten gevolge eener ministeriële aanschrijving opgemaakt, den toestand van 1819 met dien van 1856 vergeleken heeft.
Dat zijne letterkundige verdiensten ook buiten de provincie werden gewaardeerd, bleek onder anderen uit zijne benoeming in 1854 tot lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, in 1856 tot lid van de Koninklijke Akademie van landbouw van Zweden te Stockholm, in 1858 tot lid der Vereeniging voor de Statistiek, gevestigd te Amsterdam, en in 1859 tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.
Ook op andere wijze trachtte Schilthuis nuttig te zijn. In 1853, 1854 en 1856 hield hij in de vergaderingen van het Groningsche departement der Maatschappij tot bevordering van nijverheid een zestal (onuitgegeven) voorlezingen over de handelsgeschiedenis der provincie Groningen; en in het voorjaar van 1855 en den daarop volgenden winter, deelde hij aan de kweekelingen der Landhuishoudkundige school, waarvan hij mede-oprigter en commissaris was, in eene reeks van voordragten over warenkennis belangrijke vruchten zijner studie en ervaring mede. Zoo trad hij ook in het Genootschap ter bevordering van natuurkundige we-