Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1854
(1854)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 87]
| |
Levensberigt van Casper Georg Carl Reinwardt.Casper Georg Carl Reinwardt werd den 3den Junij 1773 te Lütringhausen (District Lennep, Koningrijk Pruissen) geboren. Zijn vader, Johan Georg, leerling van Gellert, deelde zijne achting en liefde voor dien edelen fabeldichter en zedeschrijver aan den zoon mede, wien hij zelf onderwees, en het Gymnasium te Lennep liet bezoeken; Reinwardt rekende zich veel verschuldigd aan zijnen Oom Melchior Goldenberg, een' braaf en beschaafd man, bij wien hij in zijne jeugd acht jaren inwoonde: echt kinderlijk was hij gehecht aan zijne moeder, Catharina Goldenberg, wier teedere zachtmoedigheid het karakter van haren zoon vormde tot ontwikkeling dier deugden welke zijn leven versierd hebben. Aldus op meer dan ééne wijs in zijne eerste jeugd opgevoed, onder den invloed van een kleindörfischen omgang, verkreeg Reinwardt eene weekheid van gemoed, die hem beminnelijk maakte, maar hem later menigmaal weerhouden heeft van krachtig door te tasten, wanneer zijn eigen belang dit vorderde. De oudste broeder van Reinwardt (Johan Christoph Mathias) werd door een lid der familie, Apotheker te Amsterdam, met toestemming der moeder (toen weduwe), op een togt in Duitschland uit Lütringhausen naar de groote stad medegenomen. Hij woonde bij dezen in, en werd door hem voor de Pharmacie opgeleid, en, niet lang daarna, werd Reinwardt | |
[pagina 88]
| |
door de gunstige berigten van zijnen broeder, door eigen leerlust, en door de merkwaardigheden van Amsterdam uitgelokt om die reis te aanvaarden. Dit geschiedde in 1787, en hij ontmoette zijnen broeder, die zich met buitengewone vlijt op de Chemie en andere wetenschappen toegelegd, de openbare lessen bezocht en, door zijne beschaafdheid en innemende manieren, zich reeds een aantal vrienden en beschermers onder de uitstekendste Genees- en Heelkundigen verworven had. Het voorbeeld van dezen broeder had een sterken invloed op Reinwardt, wiens eigen aanleg hem niet minder drong om wetenschap te vergaderen. Zijn verblijf te Amsterdam werd gerekt, terwijl hij zich met Natuurlijke Geschiedenis, vooral met Chemie bezig hield, gansche nachten te zamen met zijn' broeder doorwerkte, en botanische uitstappen met hem deed. Onder dit alles, en door een gemeenzaam verkeer met de kundigste mannen van het vak, werd Reinwardt's terugkeer naar Lütringhausen telkens verschoven, tot dat hij besloot zich te Amsterdam te vestigen en met zijnen broeder zamen te wonen. Nu begon Reinwardt aan zijne toekomst te denken, en hij koos het oefenen van de Geneeskunst als zijne bestemming. Terwijl hij zich voorbereidde om de Göttingsche Hoogeschool te bezoeken, waar hij reeds vroeger met Blumenbach en andere geleerden betrekkingen aangeknoopt had, werd in 1800, de leerstoel der Natuurlijke Geschiedenis te Harderwijk door den dood van den Hoogleeraar Schacht ledig. Reinwardt werd tot diens opvolger beroepen, en hij aanvaardde dit ambt, na vooraf door den Academischen Senaat met het Doctoraat honoris causa in de Natuurlijke Wijsbegeerte en Geneeskunde vereerd geworden te zijn. Hij hield den 10den Junij 1801, eene Inwijdings-Rede: De ardore quo Historiae Naturalis, in primis Botanicae cultores, in sua studia feruntur, uitmuntende door rijkdom van gedachten, en door een' gloed van stijl, die de keuze van zijn onderwerp regtvaardigde. | |
[pagina 89]
| |
De werkkring van Reinwardt werd te Harderwijk uitgebreid: hij ontwierp Inrigtingen voor Natuurkundige wetenschappen, en werd lid van Provinciale Commissiën voor Landbouw en voor Geneeskunde. Reinwardt had een schoonen aanleg en een zuiveren smaak, die reeds in Duitschland ontwikkeld waren; maar hij heeft, zonder twijfel, door den gemeenzamen omgang met Kemper, Clarisse, Bosscha, ten Brink en andere vrienden te Harderwijk, gelegenheid gehad om zijne encyclopaedische belangstelling in allerlei wetenschap te versterken, en zelfs zijne letteroefeningen van vroeger jaren weder op te vatten. Hij was niet onbedreven in het Grieksch, maar meer dan gewoon bekend met de beste Romeinsche schrijvers, en wat hem trof bleef in zijn sterke geheugen bewaard - hij sprak dikwijls van zijn achtjarig verblijf te Harderwijk, en roemde het steeds als het aangenaamste en vruchtbaarste tijdperk van zijn leven. In 1808 bezocht Koning Lodewyk de Harderwijksche Hoogeschool en, met de talenten van Reinwardt ingenomen, benoemde hij dezen tot Directeur van een' aan te leggen Plantentuin, eene Menagerie en een Museum van Natuurlijke Geschiedenis. Het is bekend, hoe na veel tegenheden en weifelingen, een plan ontworpen werd van een algemeen Etablissement te Haarlem. Dit alles verviel, in het begin der uitvoering, tegelijk met de aftreding en het vertrek van den Koning; het tweejarig verblijf van Reinwardt te Haarlem moest ophouden. Onder het daarop volgende Fransche Bestuur werd Reinwardt tot Hoogleeraar der Natuurlijke Geschiedenis bij het Athenaeum te Amsterdam benoemd, en hij opende de aanvaarding van dien post met eene Rede De Chemiae et Historiae Naturalis studiis recte instituendis. Zijne bezigheden waren hier menigvuldiger. Behalve zijn' arbeid voor de openbare lessen, was hij mede-redacteur van een Natuurkundig Tijdschrift: hij was één der ijverigsten in het uitschrijven van Prijsvragen bij Teylers | |
[pagina 90]
| |
Genootschap, en bij de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, en in het beoordeelen van de ingekomen antwoorden: hierbij kwamen zijne ijverige bemoeijingen als lid van het Koninklijk Nederl. Instituut, 1ste klasse, in welker werken hij, sedert dien tijd, menige doorwrochte Verhandeling geleverd heeft. Aldus stonden zijne zaken, tijdens den val van het Fransche Keizerrijk, toen hem in 1815, de eer te beurt viel, tot eene zending naar Oost-Indië benoemd te worden. De Commissarissen-Generaal Mr. Elout, Baron van der Capellen en Schout bij Nacht Buyskes waren gelast, Neêrlands Oost-Indische Bezittingen van het Engelsche Gouvernement te gaan overnemen. Deze Heeren wenschten, gedurende die belangrijke missie, vergezeld te worden van iemand, die hen met inlichting en raad zou kunnen dienen aangaande onderwerpen van wetenschapppelijken aard, Landbouw, uitoefening van Geneeskunde, Onderwijs enz. De keus viel op Reinwardt, en terstond volgde zijne benoeming door den Koning. Hoewel het Reinwardt moeite kostte zich zoo ver van zijne vrienden en betrekkingen, jaren lang, te verwijderen, was het uitlokkend voor hem, de natuur in al hare pracht en kracht van wasdom, aan gene zijde der linie en tusschen de keerkringen, te zullen zien en onderzoeken. Wat hij in de vervulling van dit ambt en als Natuuronderzoeker, in de Oost gearbeid heeft, in verband met de verrijking van het Rijks-Museum van Natuurlijke Geschiedenis te Leiden, niettegenstaande den ondergang op zee van drie aanzienlijke bezendingen van voorwerpen, is nog niet geheel aan het licht gebragt. Wanneer dit geschiedt, zal het getuigenis geven van zijn onverpoosden ijver. Het Professoraat van Reinwardt te Amsterdam werd gedurende zijn verblijf op Java, door Doctor van Rossum vervuld; en toen Professor Brugmans intusschen te Leiden gestorven was, ontving Reinwardt in Oost-Indië de tijding van zijne benoeming tot opvolger van dien uitstekenden Geleerde. Hij keerde in 1822 naar Nederland terug, en trad | |
[pagina 91]
| |
weldra in het huwelijk met Mevrouw de Wed. Calkoen, geboren van IJsseldijk. In Leiden begon voor Reinwardt een tijdperk van rustiger arbeid; maar zijne togten op Java en in de Molukken hadden zijne ligchaamskrachten niet onaangerand gelaten, hoezeer hij dit ook poogde te ontveinzen. Hij stond nu op het keerpunt van zijn leven. Zou al wat hij ontdekt en verzameld had, door hem bewerkt, en de vrucht van zijne reis door den druk openbaar gemaakt worden, zonder dat hij door de pligten van een Hoogleeraar-ambt, en door de verstrooijingen van het daaraan verbonden maatschappelijke leven, belemmerd wierd, tot dat hij een duurzaam gedenkteeken van zijne nasporingen zou gesticht hebben? of zou hij het Academisch onderwijs op zich laden, en lessen geven in de Chemie, wier groote vorderingen in de zeven jaren van zijne uitlandigheid hij moest inhalen? Reinwardt heeft geweifeld, maar het blijkt niet dat hij ernstige bedenkingen bij de Regering ingebragt heeft tegen de opeenstapeling van het werk, dat hem, zoo hij het Professoraat terstond aanvaardde, zou wachten. Hij koos het laatste; zijne jaren klommen, en allengs daalde zijn moed om te ondernemen wat men van hem verwachtte en rekende dat hij aan zijnen naam schuldig was. Uit een naauwkeurig onderzoek van zijne nagelaten adversaria, schrifturen en ontwerpen zal moeten blijken, of zijne wijs van verzamelen in Oost-Indië een vasten grondslag gehad heeft, waarop het zamenhangend geheel van een wetenschappelijk reisverhaal kon gebouwd worden. Reinwardt streefde bij al wat hij werkte naar volledigheid en grondigheid. Hoe kon dus hij, die het beroemde geschrift Over het karakter der vegetatie in den Indischen Archipel in het licht gegeven heeft, zich zelven voldoen met een onvolledig overzigt van de natuur en den toestand onzer Oost-Indische Bezittingen? Maar hoe kon hij de volledigheid bereiken, terwijl zijne Instructie hoofdzakelijk Toepassing van de Natuurkundige wetenschappen op verschillende takken van volksvlijt, toezigt op alle inrigtingen | |
[pagina 92]
| |
van onderwijs in de steden van Java, en adviesen over zaken van kunsten en wetenschappen voorschreefGa naar voetnoot1? Indien Reinwardt maar zeer matig door de Heeren Commissarissen-generaal over die voorwerpen van beschouwing en onderzoek is geraadpleegd geworden, dan nog zou het een wonder geweest zijn, zoo hij van dien togt met een naar het strengst mogelijk beredeneerde plan verzamelden rijkdom van voorwerpen, en met volledige aanteekeningen, alleen op zijne redactie wachtende, in het moederland terug gekomen ware. Het is moeijelijk te beslissen waar de meeste schuld lag, bij de Regering, zoo zij verwacht heeft wat Reinwardt niet leveren kon; of bij Reinwardt, zoo hij gemeend heeft dat hij zou kunnen leveren, wat men billijkerwijs niet van hem verwachten mogt. Reinwardt wierp zich te Leiden met al zijne kracht op het Professoraat, en voldeed aan de eischen van dit ambt met voorbeeldige naauwgezetheid. De groote vastheid zijner kennis, de helderheid van zijne voordragt, zijne hulpvaardigheid en nederigheid maakten hem bemind en geëerd, en zij leven in de herinnering van een groot aantal leerlingen en vrienden. ‘Raadpleeg (is onlangs van hem gezegd), Raadpleeg de Archieven der Natuurkundige Maatschappijen, en zoek zijn gedenkteeken in den roem van menig geleerde, die door hem toegerust werd; maar ook in het weinige, dat hem gegund werd zelf in het licht te geven, ziet men het afbeeldsel van den man, wiens gedachte even diep, even grootsch, en tegelijk even eenvoudig was, als de natuur zelve.’ Reinwardt wees nooit eene vraag af, die hem nuftig wilde | |
[pagina 93]
| |
inspannen: hij was derhalve lid van vele Genootschappen, ook sints Februarij 1823 van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, wier vergaderingen hij menigmaal bijwoonde. Zoo hij zelden in die Vereenigingen iets voorgedragen heeftGa naar voetnoot1, omdat hij uit bescheidenheid zich terughield, en vreesde dat zijne wetenschap bij Letterkunde niet op hare plaats was - hij heeft evenwel in deze Maatschappij getoond, dat hij de Hollandsche taal in zijne magt had, en onze beste schrijvers kende. - Zeker is hij nooit in hare bijeenkomsten tegenwoordig geweest, zonder te verstaan, en met belangstelling te waarderen, wat hij door anderen hoorde mededeelen. Reinwardt stierf den 6 Maart 1854, hoog bejaard, maar niet afgeleefd; hij ontsliep met bewustzijn en kalmte, berustende in zijne toekomst.
Mei 1854. G. |
|