onder toezending van een verëerend getuigschrift, tot de uitgave aan; daardoor bemoedigd, gaf hij dan ook in 1827, zijne Hulde aan de Ruiter in het licht, een werk, met algemeen genoegen en gunstig ontvangen, en getuigende van zijne warme liefde voor Vaderlandsche letteren en geschiedenis; gelijk hij dan ook in het volgend jaar (1829) zich tot Lid der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde benoemd zag.
De beoefening nu zijner geliefkoosde studiën, verhinderden hem intusschen evenmin als de waarneming van zijne beroepsbezigheden, om ook op andere wijze nuttig te zijn, maar stond hij daarbij, de stad zijner inwoning, jaren lang, en wel tot in 1828 als Lid van den Stedelijken Raad en Lid van den Militie-raad, ten dienste, ja wist tijd te vinden ook die betrekkingen naauwgezet, ijverig en met eere te vervullen, zooals hij vroeger in den jare 1815, bij den toenmaals gevoerden waren vrijheids-strijd, zijne pligten als Luitenant bij het corps Kavallerie der Haagsche Schutterij had volbragt, en mede, krachtens Z.M. besluit van d. 11 Nov. 1817 was vereerd geworden met den gedenkpenning voor degenen, die op d. 17 Nov. 1813 de herleving der Nederlandsche vrijheid gewapenderhand hebben helpen bevorderen.
Had Brand zich alzoo in dit achttienjarig tijdperk van zijn maatschappelijk leven en bedrijf doen kennen, dan zal het niemand bevreemden, dat hij weldra tot bedieningen bij de Regterlijke magt werd geroepen, en, zal ik hier niet behoeven te vermelden, wat algemeen bekend is, dat hij in 1828 als Officier bij de voormalige Regtbank van eersten aanleg te Leiden optrad, in 1833 tot Raadsheer in het voormalig Hoog Geregtshof werd benoemd, daarna als zoodanig bij 't Provinciaal Geregtshof in Holland, werkzaam was, bij de splitsing van dat gewest in het Provinciaal Geregtshof in Zuid-Holland (1842) als Raadsheer verbleef, tot Vice-President (1839), en eindelijk (Mei 1844) tot President daarin, werd bevorderd. De vervulling van alle deze dikwerf moeijelijke betrekkingen namen zijnen meesten en besten tijd weg; hij vervulde die toch met grooten ijver,