getal der Proponenten bij de Remonstrantsche Broederschap Opgenomen, en bediende als zoodanig een tijd lang de Gemeente van Delft. In 1794 werd hij te Dokkum tot Predikant beroepen en in 1796 te Gouda, van waar hij, in 1804, naar de Utrechtsche Gemeente vertrok, daarbij, sedert 1816, ook de dienst bij die van Amersfoort waarnemend. De ongelukkige staat zijner gezondheid, ook naar den geest, vorderde in 1845 het nemen van zijn emeritaat, hetwelk hij in Gelderland doorbragt en waaraan, na twee jaren, zijn dood een einde maakte.
Behalve met de trouwe vervulling zijner ambtspligten, was hij, reeds van den aanvang af, in allerlei andere maatschappelijke en letterkundige betrekkingen werkzaam. Hij was een vriend der menschen en werkte gaarne in het belang der menschheid mede. Doorgaands had hij eenige jongelieden bij zich inwonen, aan welker opvoeding en opleiding hij alle zorg besteedde. Te Dokkum was hij lid der Municipaliteit, doch liet zich later geene politieke betrekkingen opdringen. Te Gouda fungeerde hij een tijd lang als Rector der Latijnsche School. Te Utrecht nam hij, in 1813, als Lid der Schoolcommissie zitting, en was, van 1817 tot 1845, toen hij op zijn verzoek uit deze betrekking eervol ontslagen werd, haar Voorzitter. In het Departement der Maatschappij tot Nut van het Algemeen was hij, van 1805 tot 1844, in Commissiën, bij Feestvieringen, door Redevoeringen enz. bijzonder werkzaam. Ook bij het Doofstommen-Instituut maakte hij zich te Utrecht, van 1817 af, eerst als Secretaris, daarna als Voorzitter, verdienstelijk. Van Felix Meritis te Amsterdam, was hij honorair Lid, en trad daar meermalen als spreker op. Bovendien was hij, sints 1822, Lid van het Collegie van Curatoren van het Remonstrantsche Seminarium, en behalve van onze Maatschappij, ook Lid van het Provintiaal Utrechtsch Genootschap, en Correspondent der Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut.
Velen zijner afzonderlijke Verhandelingen en Redevoeringen zijn gedrukt en opgenomen in het Mengelwerk der Letteroefeningen en van den Recensent ook der Recensenten, in welk laatste Tijdschrift ook vele beoordeelingen van zijne hand geplaatst zijn. Sommige anderen