cretaris der Stad Vlaardingen; verwisselde tijdens de Fransche Overheersching deze betrekking met den post van Notaris in dezelfde stad; was tevens Burgemeester der Gemeente Zouteveen en Vlaardingerambacht; en bekleedde deze verschillende betrekkingen met den meesten ijver en trouw, en in het genot der achting van zijne medeburgers, tot op zijn afsterven, 't welk, schoon in een' ouderdom van bijna eenentachtig jaren, nog onverwachts plaats vond.
Schoon niet voor de beoefening van Geschiedenis of Letteren opgeleid, deelde hij reeds vroeg, met velen onder onze Landgenooten, in de zucht, om vaderlandsche of vreemde gedenkpenningen en munten te verzamelen. Hij deed zulks aanvankelijk slechts ter zijner verpoozing, en dus zonder eenig bepaald wetenschappelijk doel. Door zijne maatschappelijke betrekkingen echter, meer dan anderen in de gelegenheid, om vooral meer of min zeldzame Nederlandsche muntsoorten magtig te worden, nam zijne verzameling in dit opzigt al meer en meer, gelijk in uitgebreidheid, zoo ook in belangrijkheid toe. Zoo trok zij dan ook de aandacht van anderen tot zich, en daaronder van zulken, die hem aanspoorden, om van zijnen bijeengebragten schat partij te trekken in het belang der wetenschap, door bepaaldelijk eene zoo veel mogelijk volledige verzameling der munten, sedert de grondlegging van ons Gemeenebest in de verschillende Nederlandsche Gewesten en Steden geslagen, bijeen te brengen, die af te beelden en door den druk gemeen te maken. Het was deze, nog door niemand beproefde, belangrijke, maar niet minder hoogst moeijelijke arbeid, welken Verkade nu met ijver op zich nam. Zijne eigene verzameling leverde hem natuurlijk in de eerste plaats hiertoe de bouwstoffen, en zij was ook rijk genoeg om, bij de Provinciale en Stedelijke indeeling, welke hij volgde, in tamelijke volledigheid, hem althans eene schets van zijn geheele plan te doen overzien. Zoo begon hij met de beschrijving en eerlang ook met de afbeelding der stukken in zijn bezit; waaraan vervolgens sommige aanzienlijke verzamelingen in zijne nabijheid, vooral het Koninklijk Penning-Kabinet te 's Hage, die van den Heer van Dam te Rotterdam, Smidt van Gelder te Zaandam, en andere hare bijdragen toevoegden.
Doch hierbij ging het hem, gelijk het bij elke wetenschappelijke