oog. Reeds een jaar na zijne terugkomst, stond hij het moeijelijke examen door, waarmede hij den eersten onderwijzers-rang zich met eere verwierf; werd in 1817 kostschoolhouder te Hattem, en in 1828 te Kampen, waar hij de twintig laatste jaren zijnes levens, in onvermoeide werkzaamheid en tot uitgebreid nut, ook voor de wetenschap, doorbragt.
Aan zijne roeping getrouw, heeft van Wijk vooral aan het school-onderwijs, door eene menigte van geschriften, groote diensten bewezen. Maar niet minder groot was zijne lust inzonderheid voor aardrijkskundige studie. Zijn Algemeen Aardrijkskundig Woordenboek (Dordrecht 1821-1826. 7 Deelen 8o), gevolgd door een Supplement, in 4 deelen (Amsterdam, 1835-1842), zijne met aanm. en bijv. voorziene overbrenging van Vollrath Hoffmann's Aarde, en hare bewoners 3 dn. (Amst. 1835-1839) en zijne, in gemeenschap met Dr. R.G. Bennet geschrevene, en in 1828 bij het Provinciaal Utrechtsche Genootschap bekroonde Verhandeling over de Nederlandsche Ontdekkingen, waren daarvan belangrijke uitvloeisels.
Ook als mensch en bijzonder als opvoeder blijft van Wijk in gezegend aandenken bij velen. Hij zelf vond hier, ook in grievend leed, zijne opvoeding voor eene betere wereld. Vooral bij den dood van zijn uitmuntenden Zoon, R. van Wijk Jz., Rector van het Gymnasium te Kampen, werd zijn hart van een gereten. Zijne verdiensten werden, behalve door onze, ook door andere Maatschappijen erkend, en in 1842 benoemde Z.M. hem tot Broeder der Orde van den Nederl. Leeuw.
Reeds heeft De Tijd (VI. Deel bl. 340 vv.) ook door het plaatzen zijner fraaije afbeelding, zijne verdiensten gehuldigd; terwijl, naar ons daar wordt gemeld, de neef des overledene, de Heer R. van Wijk Az., Boekhandelaar te Zwartsluis, zich heeft voorgenomen, zulks nader en meer uitvoerig te doen.