[Levensbericht van J.J. Dodt]
3. Schoon van geboorte een vreemdeling, mag J.J. Dodt, die sedert 1835 medelid was onzer Maatschappij en op den 25 Aug. 1847 te Utrecht, in krachtvollen leeftijd overleden is, van wege zijn langdurig verblijf in Nederland en de vele en belangrijke diensten, door hem aan onze Geschied- en Letterkunde bewezen, een Nederlander genoemd worden.
Hij was omstreeks het begin dezer eeuw te Flensburg, in het Hertogdom Sleeswijk, geboren, kwam als Huisonderwijzer naar Holland en Utrecht, maar vestigde zich, als voor opgenoemde betrekking minder geschikt, eerlang als onderwijzer der Hoogduitsche taal, in welke hoedanigheid hij eene geprezene Beknopte Hoogduitsche Spraakkunst (Amsterdam bij C.G. Sulpke, 1825) in het licht gaf en kort daarop ook aan het Stedelijk Gymnasium verbonden werd.
Maar eene nieuwe loopbaan opende zich voor hem, toen hij in 1828, vooral ter vervaardiging van den Catalogus, geplaatst werd bij de Akademische Boekerij, aan welke inrigting hij sedert, onder den titel van Amanuensis, verbonden gebleven is.
Deze betrekking werd het keerpunt in zijn leven en werkzaamheid. Van nu aan maakte hij zich de schatten, vooral Middeneeuwsche en Handschriftelijke, welke aan zijne zorg waren toebetrouwd, of die ook in de overige zoo rijk voorziene, Stedelijke, Provinciaal en Kerkelijke, Archieven te Utrecht bewaard worden, met onvermoeiden ijver ten nutte, om talloze geschied- of letterkundige bijzonderheden uit het stof der vergetelheid op te delven. Hierdoor heeft hij vele vaderlandsche geleerden bij hunne nasporingen voortgeholpen; want bereidvaardig stond hij elk ten dienste, die op bepaalde punten meende inlichting van hem te kunnen verwachten, en zelden rustte hij, vóór dat hij, ten aanzien van een of ander duister punt, althans eenig licht kon doen opgaan. Maar hierdoor heeft hij zelf vooral, en meer en meer, inzonderheid voor de Geschiedenis des Vaderlands of der letteren, en bepaaldelijk ook voor Bibliographie, vele en hoogstbelangrijke bijdragen geleverd. In de jaargangen van den Algem. Kunst en Letterbode; van den Recensent ook der Recens.; van het Tijdschrift voor