Woerden verbond, en hem, bijzonder voor deze stad en haren omtrek, tot zegen heeft doen verstrekken. In 1803 werd hij er Baljuw, in welke hoedanigheid hij de rij der Kasteleinen of Slotvoogden van Woerden gesloten heeft; gelijk hij dan ook de voorgenomene slooping van Woerdens aloud Kasteel heeft weten te verhoeden en integendeel uitgewerkt, dat er eene militaire strafgevangenis gevestigd is, welke nog de welvaart van het stadje in niet geringe mate bevordert.
Gedurende de Fransche overheersching was hij Juge de paix en werd, in 1813, Kantonregter; waarbij hij echter, vroeger en later, benevens vele andere eervolle betrekkingen, ook die van Advokaat en Notaris, van Dijkgraaf, Adjunct-houtvester, Lid der Provinciale Staten, en vooral van Schoolopziener voegde; in welke laatstgenoemde betrekking, bijna dertig jaren lang door hem bekleed, voor vele onderwijzers zoowel als voor het onderwijs, veel goeds door hem is gesticht of bevorderd.
Met ambtsbezigheden overladen onttrok hij zich toch ook aan de beoefening der letteren niet. Behalve eenige stukken van zijne hand, maar zonder zijnen naam, in het mengelwerk van een of ander Tijdschrift geplaatst, getuigt daarvan zijn werk, getiteld: Woerden in Slagtmaand 1813; welke indedaad belangrijke bijdrage tot de geschiedenis van het Vaderland, in het volgende jaar te Amsterdam het licht zag, en de zoo ontzettende ramp doet kennen, tot welker leeniging Meulman zelf zoo veel heeft mogen bijdragen. Voorts is nog een krachtigen toespraak, door hem, als Baljuw, tot den aanvoerder der beruchte Zwartjes bende, welke door zijn beleid vernietigd werd, gehouden, in Christemeyer's Oorkonden uit het lijfstraffelijk regt, naar verdiensten bewaard gebleven.
Reeds in 1787 gehuwd met C.E. van Sorgen, van Utrecht, verloor hij deze in 1803 en bleef sedert weduwnaar en kinderloos.
Hij was in 1836 Ridder geworden der Orde van den Nederlandschen Leeuw, en ontving menig ander openlijk blijk, dat men in meer dan ééne betrekking zijne verdiensten op prijs stelde. Een beknopt, maar welgesteld en belangrijk levensberigt van hem komt voor in den Algem. Kunst- en Letterbode 1847 No 46.