Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] XVII. Vermaeck der Heylige Zielen. Stem: La merveilliere. AH wat een soet vermaeck Geniet de ziel, die Godt te gast hier heeft? Wat aengenamer saeck, Als die met hem in min, en vrede leeft? 't Is al sijn lust, en wensch Te woonen, en te leven met den mensch, En met hem in een hert gesmolten, Dat van twee maer een Godt, en Mensch zy gemeen. [pagina 117] [p. 117] Nu ken ick uwen sin, O Jefu! Minnaer van mijn droeve Ziel. Gy treckt my tot u min, Die hier voor uwen Autaer neder kniel, En vult mijn hert met vreugt, Soo dat my niet ter wereldt meer verheugt, Dan gy alleen die my komt soecken, En als Vriendt, en gast Verknocht ons liefde vast. Hier wordt een swaer gemoedt Met troost verlicht, en Goddelijck vermaeck, Die hy aen Tafel voedt, En onderhoudt met soete samen-spraeck. Wie weet wat tusschen tween [pagina 118] [p. 118] Dees Minnaers, Godt en Mensch, en anders geen, Een overvloeding van wellusten d'Herten overstort, Daer Mensch en Godt een wordt? Vorige Volgende