De Geldersche nachtegaal(1870)–Anoniem Geldersche nachtegaal, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] De Lente en de Liefde. Ziedaar het oogenblik van minnen, Het jeugdig groen versiert het woud, 't Gezang der vogelen streelt mijn zinnen, 't Ontluikend groen versiert het veld als goud. Komt, spoedt u herwaarts, Herderinnen! Hier is 't zoo lief, zoo aangenaam, En waraom zou en waarom zou ik u niet minnen? De Lente brengt de Liefde aan. bis. Een schildwacht, die bij donk're nachten, 't Kasteel van zijnen heer bewaakt, Heeft meest een meisje in gedachten, Terwijl hij naar een kusje haakt, De Ridder tracht zich te overwinnen, Hij biedt u eer en vrijheid aan, En waarom zou en waarom zou ik u niet minnen De Lente brengt de Liefde aan. bis. Een vlinder vliegt op menig schoontje, Het beekje ruischt gelijk het riet, Het duifje kirt een aardig toontje, Wanneer het hare gade ziet, O! dit gezigt streelt mijne zinnen, Ik voel mijn hart en boezem slaan, En waarom zou en waarom zou ik u niet minnen? Ja, Liefde! 'k ben uw onderdaân. bis. Een stuurman die zeilt door de baren, Zijn oog gevest op zeil en schip, Door zooveel duizende gevaren, Hij vreest geen zee, noch storm noch klip. Een goede have streelt zinnen, Hij zoekt dus naar een vaste reê, [pagina 42] [p. 42] En waarom zou en waarom zou ik u niet miunen? De ware liefde is de zoete vree. bis. Een meisje in de fleur haar jaren, En van een minnaar ook gevraagd, Verlangt naar 't uur dat zij zal paren, Daar haar den echten staat behaagt, Ook eenen droom verrukt haar zinnen Daar het beeld haars gade ziet, En waarom zou en waarom zou ik u niet minnen? Daar gij haar zelf uw liefde biedt. bis. Vorige Volgende