Mey-spel op verovering en herovering van de Schenkenschans
(2013)–Jan Zoet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Mey-SpelBatavia
Ach heuchelijcke Ga naar voetnoot+ Tijdt, waer in de Pluym-Gedieren
Met dertel Veer-gedril men siet door t Bosjen zwieren
Die schrillend'schaet'ren Ga naar voetnoot+ uyt haer Vaersjes neury-soet,
't Geen een bevrosen Geest Ga naar voetnoot+ van blijschap hupp'len doet,
Dus langh Ga naar voetnoot+ 't verdorde Landt, vertoond haer pronck gewaden
Van kleurtjes veelderley, en komt ons oogh versaden
Met haer verweemd (sic) Ga naar voetnoot+ Tapijt, van Bloem en Roos bezaeyt
Door Natuyrs milde handt soo konstigh t'saem genaeyt,
Dat selfs een kloeck gesicht door stip daer op te sterren Ga naar voetnoot+
In in-sichts grage lust Ga naar voetnoot+ sou schemerend verwerren, Ga naar voetnoot+
Soo men syn ooghs-geblick laet grasen bij het Vee,
Met wat wel-lustigh Ga naar voetnoot+ soet verzaedt het ons alree.
Bestaet ons zwierend oogh by 't Pluym-Gediert te vliegen,
Op Boom, op Telgh en Tack, sal ons het soet niet wiegen
Ja lustens sluymer slaep, gewisselijcken jaet Ga naar voetnoot+
Of soo ons grage Ga naar voetnoot+ Geest Ga naar voetnoot+ door tock-lust Ga naar voetnoot+ verder gaet
By 't springende Gediert op de verheven Kruynen
Van 't zilvere Geberght en drooge Hellem-duynen,
Hoe sal ons Geest aldaer dan hupp'len sonder rust
By 't hupp'lende Conijn het geen sy grage lust
Geniet in vrolijkckheydt datmen Ga naar voetnoot+ het vreughdigh schaet'ren
In 't binnenst van ons Ziel weer halmend' Ga naar voetnoot+ uyt hoord' klaet'ren,
Wat Geest is soo verstaeld, soo koudt of yser herdt,
Die door dees soete Tijdt nu niet gedrongen werdt?
Tot danckbaerelijcke plicht, en lof van d'Alheyd Godheyd, Ga naar voetnoot+
Die ons nu swemen Ga naar voetnoot+ doet milde overvloedheydt: Ga naar voetnoot+
Ach leefter nu een Mensch die nu geen danck betoondt,
Dan Ga naar voetnoot+ 't schijndt ondanckbaer quaedt meest inde herten woondt
Van 't preutsche Ga naar voetnoot+ Steden volck, de alder slechtste Ga naar voetnoot+Herder
Is eelder in dit stuck en stiert syn insicht verder,
En offerdt milder vaeck danck offer als die geen,
Die met haer trotse Ga naar voetnoot+voet een goude Sael betreen.
Boer
Deer segje weer Juffrou, wilt soo je mondt vry roeren
Wat souwen de Steekliecken Ga naar voetnoot+ neen hou iest Ga naar voetnoot+ mit de Boeren,
Dats volckje reght uyt die weten wattet langt Ga naar voetnoot+
Voor schat in hem Ga naar voetnoot+ het, Stee-volck het gien verstangt
As van de pronckerij, en nuwe snoff Ga naar voetnoot+ van klieren
O blot Ga naar voetnoot+ as mer Ga naar voetnoot+ op let wat sietmen al fatsoentjes Ga naar voetnoot+ swieren,
| |
[pagina 6]
| |
d' Een ien Italiaense broock van de narmen Ga naar voetnoot+ tot de voet,
En ien wammesje Ga naar voetnoot+ dus kort, mit ien Franckse ruygen Hoet,
Deer ien stick Peerts steert om, Ga naar voetnoot+ dat past as Griet by Harmen, Ga naar voetnoot+
Neen, ick prijs ons Luy, wy sinnen in ons darmen
Gelijck de Jufrou sey oprecht en songer Gal,
Ons hert leydt op ons tongh, al acht men ons voor mal,
Wy binnen songer vou Ga naar voetnoot+ die van gien proncken weten,
As die geleerst en e spoord Ga naar voetnoot+ geen en hebben noyt te Peerdt eseten.
Batavia
De Tijden zijn te boos Ga naar voetnoot+, en 't volck is t'hans so quaedt,
Dat onder vrienden schijn dick niet schuyldt als verraedt,
De vriendschap kan haer vaeck een momme grijs (sic) Ga naar voetnoot+ verstrecken,
Waer mee sy 't vuyl gesicht van valsch bedrogh bedecken,
En blinden soo ons oogh met ien versierde schijn,
Van buyten is het goedt inwendigh schuyldt fenijn,
Bedrogh
Roemrijcke waerde Maeghd, die door u schoonicheden
Zijt van so menigh Vorst en Ridder aengebeden,
Die van so menigh Prins gestreelt zijt en gevleydt,
Maer hebt (tot noch toe) steedts haer Ga naar voetnoot+ haer begeert ontseydt,
Geen Scepter noch geen Kroon kan u gemoedt bekooren,
Behalven een alleen die hebt ghy Trouw gezwooren,
Daer zijt ghij aen gestrickt met een verstaelde knoop
Die onverbreeck'lijck is.
Batavia
De Ancker van mijn hoop
Die rust op hem alleen hem sal ick eeuwigh minnen,
So langh ick adem heb, mijn borst is niet te winnen
Door bedelend gevley, door dreygen of geweldt
Dees schoot alleenigh is voor mijn geminde Heldt,
Mijn Schat en wat ick heb in mijn gevulde Koff'ren,
Die sal ick steeds ten dienste mijns Prins gewilligh off'ren,
Ick en dees Maeghden Ga naar voetnoot+ al die zijn aen hem verplicht,
So langh de blonde-Son Ga naar voetnoot+ het werelds rondt verlicht,
Wy staen hem staegh ten dienst wanneer hy wil gebieden,
So sal gewilligh steeds syn heusche wil geschieden,
Wy zijn aen een geknoopt met dit Orangie-Snoer,
Den eenen niet geschiedt dat d'ander niet weer voer, Ga naar voetnoot+
Bedrogh
k' Verheugh mijn dat ick sie u over-grooten yver
Tot u Roem waerde Prins, waer aen ghy langhs hoe stijver
En vaster werdt verknocht, u eens gesette Ga naar voetnoot+wil
Die staet gelijck een rots.
Batavia
Ach' nimmer en vervil, Ga naar voetnoot+
Die van so braven held, die op de Zege-wagen
So dickwils Roemrijck quam van s' vyandts nederlagen,
Die t' Helden Lauwerier soo dickwils heeft gepluckt
Van s'Vyands eygen-boom, Ga naar voetnoot+ en om syn Kruyn gedruckt,
En doet met lof op lof syn Prinslijck Hoofs beklav'ren, Ga naar voetnoot+
Dat d'Arendts Scepter Ga naar voetnoot+ lild Ga naar voetnoot+ en Philippis Kroon moet dav'ren, Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 7]
| |
Waer door de Faem syn lof doet klincken in het oor
Van Barber Ga naar voetnoot+ en Chinees, by Indiaen Ga naar voetnoot+ en Moor,
Daer is syn naem bekendt, daer noemt men steeds Orangien,
Een werelds wonderlingh Ga naar voetnoot+ en schrick van 't moedigh Spangien,
Dat is alleen mijn vreughd, de Vorst van mijin gemoedt,
Die 't minste niet en schrickt om 't Vorstelijcke bloedt
Te wagen voor mijn Eer en gulde Vryicheden.
Bedrogh
Met recht kondt ghy u liefd' niet beter dan besteden
Als aen soo braven Heldt, die selfs mijn Ziel soo mindt,
Dat sy sich willigh mee aen syne dienst verbindt
Indien ick waerdigh ben om in syn dienst te sloven. Ga naar voetnoot+
Boer
Maer Jufvrouw na men dunckt moet men u niet ghelooven,
Je lijckt wat licht Ga naar voetnoot+ van aerdt
Batavia
Ick danck u voor u jonst. Ga naar voetnoot+
Hier snijt het Bedrogh een Maeghd van het Orangie snoer,
die vande Cardinael op de tweede Wagen genomen wordt.
Bedrogh
Daer dats na u begeert, Ga naar voetnoot+ so moet men na de konst
Bedriegen yder een.
Batavia
Wat seydt daer mijn vriendin, Ga naar voetnoot+
Bedrogh
Dat ick tot uwen dienst gestaegh gewilligh bin,
Indien dat ghy 't begeerdt, so niet, so Ga naar voetnoot+ wilt verschoonen Ga naar voetnoot+
Des (sic) Vrijheydt die ick kom dus stout Ga naar voetnoot+aen u betoonen,
Batavia
Ick danck u voor dees eer die ghy aen mijn bewijst
Bedrogh
Soo vaerdt dan wel
Batavia
Ghy mee
BedroghGa naar voetnoot+
Siet hoe u luck star rijst
Ghy Spangiens waerde Prins, schoon ghy dit hebt verkregen
Meer door mijn schalcke list als door de blancke degen
S' is g'lijck wel in u macht.
Cardinael
't Is 't Erfgoedt van mijn Kroon Ga naar voetnoot+
Ja selfs Batavia Ga naar voetnoot+ behoordt mee mijn persoon
Schoon sy 't niet weten wil ick sal haer nochtans trouwen, Ga naar voetnoot+
Het spijt dan wie het spijt geen kracht en sal weer houwen,
De graeghte Ga naar voetnoot+ van mijn wil, of schoon den Delfschen Mars, Ga naar voetnoot+
Sich als haer Schuts-Heer Ga naar voetnoot+ toont door 't ysere geknars
Syns Wapens en Geweer 'tgeen in syn grove handen
Is van Vulcaen gesmeedt Ga naar voetnoot+ tot veler Vorsten schanden
En tot mijn Broeders Ga naar voetnoot+ leedt, dan Ga naar voetnoot+ by mijn Heylicheydt
Sweer ick dat syn geweldt, Ga naar voetnoot+ haest Ga naar voetnoot+werdt ter neer geleydt,
Syn macht is nu gedaen, ick sal syn trots wel teug'len
En schorten Ga naar voetnoot+ haest de vlucht Ga naar voetnoot+ van syn te stijve vleug'len,
Ghy Ga naar voetnoot+ zijt mijn meeste Burght daer ick mijn op verlaet
Meer als op het geweldt des woedende Ga naar voetnoot+ Soldaet
| |
[pagina 8]
| |
Bedrogh
Voor mijn getrouwe dienst en hoeft ghy niet te vreesen,
Ick sal u waer ick kan gestaegh behulpigh wesen.
Cardinael
Ick danck u voor den dienst die ghy aen mijn betoont,
Die danckbaer weer van mijn aen u syn beloont,
Dies quijt u Ga naar voetnoot+ in u dienst wilt op u saecken letten,
Bedrogh
't Bedriegen is mijn lust, wilt uyt u sin vry setten,
Dit mis-vertrouw Ga naar voetnoot+op mijn ick loer by nacht en dagh
Te blinden haer Ga naar voetnoot+ gesicht.
Batavia merckende d'ontschakingh van haer Speel-noodt roept aen Mars Ga naar voetnoot+ om hulp.
Batavia
Mijn Susters, Susters, Ga naar voetnoot+ ach
Ey siet wat ongeval is mijn hier over-komen,
Mijn waerdtste Speel-genoodt die is mijn laes ontnomen,
Door het te snood Bedrog, mijn Vorst, mijn Prins en Vooghd
Ey komt de droeve staet van u Vriendin beooghd, Ga naar voetnoot+
Siet hier u eygen Bruydt, Ga naar voetnoot+ soo listelick verraden,
Ey komt mijn doch te hulp, en toondt u trouwe daden,
Voor mijn Ga naar voetnoot+ gelijck ghy pleeght, Ga naar voetnoot+ Bataev', besaet u quel, Ga naar voetnoot+
Siet daer, daer is de Vorst die u verlossen sel.
Mars
Wat voor een nare Ga naar voetnoot+ stem door wroet mijn dunne Ga naar voetnoot+ ooren,
Wie roept daer om mijn hulp,
Batavia
U dienstmaeghd die verlooren
Haer waerdste Speelnood heeft, Mijn Vorst ziet daer de geen
Gekluysterd en geboeydt, en van mijn Snoer gesneen
Door een bedeckte list, Ga naar voetnoot+ ey wilt u doch erbarmen,
Over u droeve Bruydt
Mars
Mijn steeds bestaelde Armen, Ga naar voetnoot+
Die zweyen dese Kling na u begeert en lust,
Dit ysere geseet, Ga naar voetnoot+ waer in mijn lichaem rust,
Dat heeft Vulkaen geneed Ga naar voetnoot+ aen dees gezwinde leden,
Om dat in uwen dienst gestadigh te besteden,
Dies stelt u hert te vreden, de saeck en lijdt geen last,
Ick weet eer korten tijdt is sy weer hegtigh vast
Aen u Eendrachtigh Snoer, wilt u daerom niet quellen
Siet hier Voorsichticheydt, die sal gestaegh versellen,
Mijn onverzaeghd-gemoedt,
Voorsichtichticheyd
So langh ghy adem schept
Roem waerde Vorst en Prins ghy mijn steeds by u hebt,
Noyt ben ick van u af, mijn altijdt wack're Ga naar voetnoot+ oogen
Die toonen steeds by u haer Wijs-in-sichts vermogen, Ga naar voetnoot+
k'Ben altijdt tot u hulp, wanneer het snood Bedrogh,
Uit haer godloose borst druckt haer vergiftigh sogh
Tot krenckingh van u eer, dan het is al verloren
Wat moeyten dat sy Ga naar voetnoot+ doet ick ben met u geboren
| |
[pagina 9]
| |
En by u opgevoedt, zijt dan Bataev' Ga naar voetnoot+ te vreen,
Mijn nummer slapend' oogh verseldt syn kloecke leen,
Wanneer hy treed te Veldt hy sal 't 's Vyands schanden Ga naar voetnoot+
Haest Ga naar voetnoot+ binden het Bedrogh aen stijve vaste banden
Door mijn en door syn macht
Mars
Ick sal door dese handt
Dees u Ga naar voetnoot+ ontschaeckte Maeghd in haer voor-gaende standt
Herstellen na u wil, ick sal met voeten treden
Het listighe Bedrogh, dies steldt u hert te vreden
En zijt hier mee vernoeghd
Batavia
Mijn steunsel Ga naar voetnoot+ is u woord
Boer
Jae weesje maer te vreen, hy Ga naar voetnoot+ weet wel hoe het hoord,
Gut was ick as hy hoe sou icker op lappen Ga naar voetnoot+
k' Sou die Belzebubs Trony Ga naar voetnoot+ vanden Romp of kappen
En schietender de kloot mee, Ga naar voetnoot+ want 'tis ien rechten loer, Ga naar voetnoot+
Die anders niet en weet as plagen vande Boer, Ga naar voetnoot+
Deur syn halleve Mooren en Duyvelsche Croaten,
Die ien eerlick Huysman Ga naar voetnoot+ niet ien Luys inde Mars Ga naar voetnoot+ laten,
Maer speulen al haelin Ga naar voetnoot+ het Vel schier vande koe
Ja ien sen eygen Wijf komt dese Guyts schier toe, Ga naar voetnoot+
Gut was ick after her Ga naar voetnoot+ geeren hoe sou icker onder sling'ren
Mit so ien vlegel, Ga naar voetnoot+ jae ick beet heer diesse ving'ren
Van heer besuckte Ga naar voetnoot+ hangden, sie deer ick bin so queet
Dat icker hier had Ga naar voetnoot+ ick sleeptens over de street
By er megeers Ga naar voetnoot+ en smeeter voort in 't water,
So sou icker mee omspringen, k' bin al ien dolle Kater
Wanneer ick maer begin ick heb al beter hert Ga naar voetnoot+
As sommighe Jonckertjes, die asse maer van verdt
Ien degen zien, schier in er broecken kacken
Datter 't hembd aen d' achterpoort ien vinger dick sit an e backen Ga naar voetnoot+
En de geen noch eleerst en espoord Ga naar voetnoot+ mit ien vergult rapuyt Ga naar voetnoot+
Dan ick loof alle seven Jeer komteter pas iens uyt.
Mars
De tijdt wickt mijn geluck, ghy weet ick heb verkregen
Soo menigh Zege-Kroon door mijn gevreesde Degen,
De donder van mijn Naem Philip Ga naar voetnoot+ syn Zetel schud,
Die van de Arends-Staf Ga naar voetnoot+ word wanckelbaer Ga naar voetnoot+ gestut
Heeft niet mijn Armens-kracht so veel beroemde Steden
Aen dit u snoer Ga naar voetnoot+ gehecht, Heb ick de sterckste leden
Van Babels wreede Draeck niet vande Romp gekapt,
En voor het overschot aen vlarden wech gelapt
Soo dat ick wordt ontsien waer dat de Hoef mijns Paerden
Met trampelend-getree slechts kneusen komt de Aerde
Een yder vreest mijn Stael, en zuyseld van 't geblick, Ga naar voetnoot+
De Snee Ga naar voetnoot+ jaeghd in het hert mijns Vyandts stage schrick,
Mijn herte springt van vreughd, Wanneer ick hoor 'tgedrommel
Des klinckende Trompets en dulle Ga naar voetnoot+ Oorloghs Trommel,
| |
[pagina 10]
| |
Want ick ben op gevoed onder 't gekners van 't Stael,
Een dunne Linnen-Tent Ga naar voetnoot+ dat is mijn beste Zael,
Ick zwicht in het minst niet voor een Cardinael van Roomen,
Die met veel dreygen wreedt uyt Spangien is gekoomen,
Met voor-stel Ga naar voetnoot+ dat (eer kort) het gantsche Nederlandt,
Sou tot ons aller spijt zijn in des Coninghs handt,
Dan laes wat recht hy uyt, wat heeft hy doch verwor'ven?
Als dat hy listigh heeft van dit u Snoer gekorv'en
U Speelnood, Ga naar voetnoot+ dan Ga naar voetnoot+ met hulp van d' Oppervooghd van 't All,
Beloof ick dat hem dit wel haest berouwen sal,
Ick gae dan yligh heen en dit mijn lemmet wetten,
Om dees ontschaeckte Maeghd weer aen u zyd' te setten
Batavia
Den hemel hoed' u dan mijn Prins voor alle druck,
En geeft dat ghy geniet veel Zegen en gheluck,
Ick sal in eensaemheydt met veel bekommeringen
Tot uwe weder-komst Gebedens vlucht` Ga naar voetnoot+ doen dringen
Tot inde opper-Zael des Gever van het goedt, Ga naar voetnoot+
Voorsichticheydt in als u Leyds-man wesen moet.
Bedrogh
Siet daer de trotse Mars met onvermoeyde schreden
Na u, o Spaenschen Prins, kloeckmoedigh komen treden
Tot vrying Ga naar voetnoot+ van dees Maeght siet hoe syn Lemmet blinckt,
Mijn hert van angst en vrees schier uyt mijn boesem sinckt
Cardinael
Wat staet mijn dan te doen
Bedrogh
Geeft hem de Maeghd weer over,
Cardinael
Dat doen ick nimmermeer
Mars
Waer sydy Maeghden roover
En Spangiens preutse Ga naar voetnoot+ Prins
Boer
So lustigh Ga naar voetnoot+ as ien Man
Wat lapter Ga naar voetnoot+ maer slechts op hoe siet den uyl Ga naar voetnoot+ hem an
Hy kackt schier in syn broeck, hy denckt die groote Sabel,
Die kloofden mijn de Kop en sondt de Romp te Babel. Ga naar voetnoot+
Mars
Komt toont nu eens u macht, verdedigt nu u eer
Ghelijck een Krijger hoort,
Cardinael
Daer mee hebt ghy niet weer
Het gene dat ghy soeckt, Ick heb haer noch Ga naar voetnoot+ gebonden
Hoe seer het u spijt. Ga naar voetnoot+
Mars
Ick weet sy haest gesonden Ga naar voetnoot+
Wert daer sy wierdt gerooft: door dees te snoode pry, Ga naar voetnoot+
Daer ghy u op verlaet, dit Hels gedroght, van my
Terstondt sal zijn vertreen, dees voet die sal noch perssen
Uit haer godloose kop haer so vergifte hersen.
Bedrogh
Ick bid u Ga naar voetnoot+ laet haer los eer het ons beyde schaedt
Siet hoe dat hy ons dreyghd, ick zie aen syn gelaedt
Dat nu syn bloedt al koockt, syn oogen staen en glimmen
Gelijck het tintel-licht aen s' Hemels bruyne kimmen, Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 11]
| |
Laet los eer het u roudt Ga naar voetnoot+
Cardinael
Schoon het mijn eeuwigh roudt
Ick laet haer soo niet gaen,
Mars
werpende het Bedrogh onder de voet
Daer tot loon nu houdt
Ghy Ickerlijck Ga naar voetnoot+ Ghedrocht so sal men u vergelden
O overgeven Ga naar voetnoot+ daet, wie is hy die sich stelden
Oyt tegen dees mijn handt.
Mars
grijpende de maeghd die van de Cardinael verbaesdelijck Ga naar voetnoot+ ghehouden wordt.
't Sa vaerdigh laet haer gaen,
Of k' kneus u 't Beckeneel Ga naar voetnoot+
Boer
Vriend Ga naar voetnoot+ wil je niet beraen
Of 't valt wel light je beurt
Cardinael
Ach moet ick dan verlaten
Die ick so hevigh min
Mars
Geen weer segh Ga naar voetnoot+ mach hier baten
Laet los sy is nu mijn
Cardinael
Het schijnt het wesen moet
Mijn macht en geldt hier niet
Hier neemt Mars de Maeghd weer over op de eerste wagen, de Cardinael spreeckt.
Hoe koockt mijn Vorst'lijck bloedt
Om dees te wreede trots Ga naar voetnoot+
Mars
Nu zijt ghij weer ontslagen
Van Spangiens wreede last, die ghy laes hebt gedragen
Op u teere hals
De verloste Maeghd
Danck waerde Prins en Heldt
Wiens Zegerijck Geweer Ga naar voetnoot+ mijn nu in Vryheyd steldt.
Mars
Siet daer Batavia die weet ick met verlangen
Vast na u komste haeckt, vriendinne wilt ontfangen
Die u so treuren deed.
Batavia
Ach aller Helden pronck
My Speelnood Ga naar voetnoot+ weer ontlast.
Mars
Dit blancke Stael dat blonck
Soo in syn Ga naar voetnoot+ schemer licht en heeft het soo verduysterd
Dat hy Ga naar voetnoot+ (hoe seer 't hem Ga naar voetnoot+ speet, haer stracx Ga naar voetnoot+ weer heeft ontkluysterd
Daer 'k vindt u weer by een gelijck ghy voor heen waerd
Blijft nu met Eendrachts-bandt te samen vast gepaerd
Ten trots van Nijdt en Spijt, en laet u niet bedriegen
Door 't listige Bedrogh haer vals schijn-heyligh liegen,
Van haer vergifte macht die is nu mee besnoeydt
Want siet Voorsichticheydt, die heeft haer daer geboeyd.
| |
[pagina 12]
| |
Voorsichtigheyd hebbende het bedrogh gekluysterd
Boer
Maer heer Ga naar voetnoot+ der zijn soo veul mit dat sop overgoten Ga naar voetnoot+
Wouiese soo allegaer doen soo hoefde je veul floten, (sic) Ga naar voetnoot+
Heerschap ick kender ien die geleerst en e spoord gaet, Ga naar voetnoot+
Weerense soo gemerckt ick mien mense haest kende, Ga naar voetnoot+
Die wel en hopen Tin na lommerdijen sende,
Door so en abelheyd, Ga naar voetnoot+ dan Ga naar voetnoot+ doch ick segh gien mier
Mey-boekens Ga naar voetnoot+ zijn goed koop, men krijghter nou wel vier
Om ien stuyver of light veur nietmendalle,
Dan doch se zijn wat droogh haer sel gien vet ontvallen.
Batavia
Waer mee mijn waerde Prins beloon ick dit u weer,
Wat Ga naar voetnoot+ tongh is soo bespraeckt om u verdiende eer
Te roemen na waerdye, wel waerdig dat u Haren
Zijn met een kroon bekranst als u Voorvaders waren,
En dat u kloecke-handt een gulde Septer Sweyd,
Ghy die u leven waegd voor onse vryigheyd,
Ghy aller Vorsten Vorst en pronck van alle Ridd'ren
Die door u daden doet het moedig Spanien zidd'ren,
Den Opper-al u steeds voor ongeval bevrijd.
Mars
So lang ick adem heb ben ick u toegewijd,
Mijn leven is voor u.
Batavia
En ick voor u gebieden, Ga naar voetnoot+
Wat dat mijn Prins begeerd sal willigh stracx geschieden.
Mars
Ick min u als mijn selff.
Batavia
En ick u als mijn hert,
En alles wat ick heb u opgeofferd werd,
Siet hoe de vlugge Tijd van groene Lauwer bladen
Mijn Prins een Eerkrans vlegt voor sijn roemwaerde daden
Tot spijt van Spaniens Philip.
Mars
Den Opper-voogd zy loff
Die ons tot danckbaerheyd nu weer geeft nuwe stoff Ga naar voetnoot+
De Tijd vleghtende een Lauwer-kroon
Ick Ga naar voetnoot+ die het al verkeer, verander draey en wende
Wat dat het oogh beooghd Ga naar voetnoot+ de trotse oor'logs bende
Die staen in mijn gebied Ga naar voetnoot+ 't zy staet 't zy eer off praght, Ga naar voetnoot+
Geluck off ongeluck ' t is alles in mijn maght,
Geen dingh hoe vast van schijn Ga naar voetnoot+ dat niet voor mijn moet buygen,
Waer van dat Ferdinand nu heden kan getuygen,
Wiens opgeblasen hert schier alles heeft gepuft, Ga naar voetnoot+
Dan ick heb door mijn magt hem heden gansch verbluft, Ga naar voetnoot+
En gae dees Zege-kroon tot sijnder spijt nu vleghten
Om, Ga naar voetnoot+ om de trotse kruyn des Delfsen-Mars Ga naar voetnoot+ te heghten,
Tot hertseer van Philip wiens goude Setel lild
Ja selfs in d' Arens-klaeuw Ga naar voetnoot+ de gulde Septer trild,
| |
[pagina 13]
| |
En dreund van dese slagh, komt Hollands laste-drager Ga naar voetnoot+
Bekranst hier mee u Haer, komt moed'ge Spaniens-plager
En druck dit om u kruyn tot teycken van u deugd,
Dit vlogt ick u ter eer waer mee ghy brallen Ga naar voetnoot+ meugd,
Tot schrick van die u haet en zy gestaeg bepereld Ga naar voetnoot+
Met zeegh op zeegh gevest Ga naar voetnoot+ tot wonder Ga naar voetnoot+ vande Wereld
En tot u Vijands schand. Ga naar voetnoot+
Mars
Danck overgoede Tijd
Die heden mijn bekroont tot veler Vorsten spijt. Ga naar voetnoot+
Tijd
Leeft ewigh voort in luck.
Batavia
U dienst-maegd buygd sigh neder,
En offerd u haer hart tot een beloning weder
Voor dees u goedigheyd Ga naar voetnoot+ die gy Ga naar voetnoot+ aen ons bewijst.
Tijd
U luck dat groeyd soo langh als dit mijn Haer vergrijst.
Cardinael
Vervloeckte suffengrijn Ga naar voetnoot+ dat Jupijn met sijn donder
u kneus de grijse kop en send de romp hier onder,
In A(f)grons-swarte-kolck by 't Ickerlijck gebroet Ga naar voetnoot+
Om dese trots Ga naar voetnoot+ en spijt Ga naar voetnoot+ die gy my heden doet.
Boer
Ja praet je wat men Vaer, je hebt het vast verloren,
K' wist reed mit jou men Broer Ga naar voetnoot+ was nou jee kruyn eschoren, Ga naar voetnoot+
Ey siet de bloet eens sien hy het by gort een neus Ga naar voetnoot+
As Ga naar voetnoot+ onse soete Vaer Ga naar voetnoot+ de Weert hier in de Geus,
Die nae de Vis-mart gingh om Schellevis te kopen,
En die terwijl sen Wijf doen sagh een veyligh open, Ga naar voetnoot+
Gingh by een aer Ga naar voetnoot+ te bed in alle vriend'lijckheyd,
Den bloed die komt in huys, en vraeght terstond de Meyd,
Wel Griet weer is men Wijf, wel Miester die is boven
Seyt stracx Ga naar voetnoot+ die slechte sloof, waer op hy is gestoven
Reght nae de Kamer toe, deer vind de soete-vaer
By gort sen eygen Wijf moy leggen by een aer,
Wat kreegh hy deer een neus? Ga naar voetnoot+ hy was niet wel te vreden
Dat soo een vreemde Haen syn eygen Hen quam treden;
Hy lapt de Vis terstond van quaetheyd op de vloer,
En seyd deer leyd se nou gae je nou heen men Moer
En maeckt se selver schoon, voort liep hy nae beneden
Dan eer de middagh quam soo was hy weer te vreden,
Doen was die buy gedaen, want dese soete Quant Ga naar voetnoot+
At sijn gekoghte Soo doen met sijn Luytenant: Ga naar voetnoot+
Wel weerom sou hy niet, deer was niet angelegen,
Moer deedet om proffijt se het doe splint Ga naar voetnoot+ e kregen,
Dat hetet al versoet soo heeft hy 't oock gesteld,
Men draeght dat light lijck mee 't is soete vraght (man) 't geld,
Se haddent wel van doen Ga naar voetnoot+ se mosten heest verhuysen,
Voor niet en krijght men niet elck vangd sen eygen luysen;
Hy werckte doch Ga naar voetnoot+ niet graegh, en Moer gingh garen net Ga naar voetnoot+
Deer om het sy 'r naey-kussentje te huer e set,
| |
[pagina 14]
| |
Der quam altoos wat off Ga naar voetnoot+ dat kanmen wel versinnen,
En die aers Ga naar voetnoot+ niet doen kan magh sen kost mit neyen wel winnen,
Al wasset met schueren Ga naar voetnoot+ dats alliens, Ga naar voetnoot+ dat scheeld niet
K' segh dat een Vrou te prijsen is die soo in de wind siet, Ga naar voetnoot+
Hy gater vast leegh Ga naar voetnoot+ op en Slaept nu by gien Nonnetje,
Al quam de Kraen Ga naar voetnoot+ verkeerd in 't Vries vergulde Tonnetje, Ga naar voetnoot+
Wel Struyf Ga naar voetnoot+ dat is een dingh dat hy doch niet en aght, Ga naar voetnoot+
Wanneer het soo maer gaet dat hy der niet nae waght, Ga naar voetnoot+
Dat was een Goet-hart Broers, Ga naar voetnoot+ hoe passsen hem de tuyten Ga naar voetnoot+
Die as een jonge Bul nu uyt sijn Veur-hoofd spruyten?
Doch dat is niemendal, daer wort niet op e sien
Want dat wort inden Haegh nou alle daegh gemien, Ga naar voetnoot+
Dats niet, off Neel een Kind had by een pick swart Molletje
't Was maer een ongeluck hy kroop in 't onreght Ga naar voetnoot+ holletje,
De Mol die is toch blind en 't was deer toe by naght
Dan worter soo menige wieck in een on-reghte Ga naar voetnoot+ wond e braght: Ga naar voetnoot+
Het Ga naar voetnoot+ krijgt doch al en Man, wel men moet gruysigh Ga naar voetnoot+ wesen
Een goe Water-hond sel voor gien slob'rijge Ga naar voetnoot+ sloot vresen,
Maer 't is een duyckers Ga naar voetnoot+ dingh wanneer een Wijf soo snoept, Ga naar voetnoot+
Want gaet men eens in 't Bos daer s' een die Koeck-koeck roept. Ga naar voetnoot+
Mars
Nu is het Spaens geweld door dees mijn hand gebroken,
Nu is Batavia u leed Ga naar voetnoot+ aen hem gewroken,
Nu is sijn trots gekneust door dees mijn ar'mens kragt.
Batavia
Nu ben ick weer door u mijn PRINS in rust gebraght,
Nu brald Ga naar voetnoot+ mijn Glory weer en steygerd tot de Wolcken,
Nu blaest de Faem u Roem by alle vreemde Volcken,
Al schaterende uyt, hoe pronckt u Vorst'lijck Hoofd
Nu met dees Zeghe-kroon?
Cardinael
Hoe ben Ick dan beroofd
Van alle Eer en Luck, sal het beloop Ga naar voetnoot+ noeyd wenden,
Sult ghy Hae (sic) trotse Mars mijn Roem dan ewigh schenden?
Die spijt was al te groot, dat ick een Spaniens-Prins Ga naar voetnoot+
Souwe staen in u geweld, den Hemel wil geensins
Gedogen dese smaed, dat gy trots en vermetel
Sout schudden reys, op reys Ga naar voetnoot+ mijn eygen Broeders-Setel
Is nu de Tijd voor u, sy raeckt wel eens voor mijn
Gedenckt ick heb tot hulp den Duytschen-God-Iupijn, Ga naar voetnoot+
Wiens dond'rend-blixem-vyer u 't Beckeneel sal kneusen,
Gelijck hy heeft gedaen de opgeblasen Reusen, Ga naar voetnoot+
Schrickt vry u Ga naar voetnoot+ Val genaeckt, en gy O preutse Maeghd,
Ick weet dat gy eer kort noch dese daed beklaeghd, Ga naar voetnoot+
Mijn Lemmer word gewet, wiens Snee gy met bedroeven
Sult in u trotse Ziel tot Wraecx-vergeldingh proeven.
Mars
U'reen zijn krachteloos, u Snorken Ga naar voetnoot+ is maer Wind,
Ick puff Ga naar voetnoot+ u dreygement, al Ga naar voetnoot+ dat ghy hier begind
| |
[pagina 15]
| |
Druck mijn geen Vrees in 't Hart, mijn Moet is niet te temmen
Voor dat dees trotze Ziel Ga naar voetnoot+ in 't laeuwe bloed sal swemmen,
Geen Arends-Vorst Ga naar voetnoot+ mijn dwingd, geen Spaniens Monar.hy (sic)
Krijght dees beroemde Maegd onder sijn Heerschappy,
Hoe seer hy daerom wroet, Ga naar voetnoot+ soo langh als ick kan voeren
Dit Lemmer inde Vuyst, soo langs als ick kan roeren
Dees mijn geswinde Leen, Ga naar voetnoot+ soo langh leefd sy in Vree
Haer Schuts-heer is de Hand, en dit mijn Lemmers Snee
Bevrijd haer voor 't geweld van Moord en Ziele-dwangher,
Haer Vrijheids-Hoed Ga naar voetnoot+ sal steeds noch op de lancy hangen,
Schoon dat het Spanien spijt, ick Tert sijn dreygement
Ofschoon den Arends-Vorst u Troep op Troepen send,
Van woedende Croaets, Ga naar voetnoot+ wiens God-vergeten handen
Niet weten als van Moord, van Vrouwe-kraght, en branden
Van d'arme Boere-hut die deer'lijck werd geplaegd,
Wanneer het Soore Ga naar voetnoot+ Land dit Helsch gebroetsel draegd,
Vol wreetheyd en geweld, dat selfs de rasernijen
Dit Ickerlijck gebroet, Ga naar voetnoot+ haer boosheyd niet kan lijen
En dit Ga naar voetnoot+ is 't beste Volck daer gy Ga naar voetnoot+ u op verlaet.
Cardinael
Hoe 't meerder moord en brand, hoe dat het beter gaet
Dat brengt een schrick in 't hert der stege Ga naar voetnoot+ Onderdanen,
Dat sal mijn noch Ga naar voetnoot+ den wegh tot volle Hoogheyd banen
Eer dat gy daer op gist, Ga naar voetnoot+ Ick weet dat ick geniet
Noch Veer een korten tijd Ga naar voetnoot+ het Neerlands volgebied, Ga naar voetnoot+
K'heb voordeel door dees scha, Ick sie mijn Luck-star glimmen
Mijn trotse Voet die sal de Setel noch beklimmen
Van Hollands Heerschappy.
Boer
Jae 't sieter wel nae uyt,
Jey Voogt van Holland Maet, van een Hollandse Duyt, Ga naar voetnoot+
Dat lijckter beter nae, Neen Broer jey bint de'Man niet
Die 't Kalfje Ga naar voetnoot+ toe behoord, of jey men soo bats Ga naar voetnoot+ an-siet
Deer pas ick gans niet op, eer jey 't gebied noch Ga naar voetnoot+ kreeg
Soo dorsten Ga naar voetnoot+ ick je huyd datje deer henen seegh, Ga naar voetnoot+
So was ick 't Heerschop dan, 't sou mijn al moytjes voegen, Ga naar voetnoot+
Gut was ick soo verlost van 't Del'ven en van 't Ploegen,
Hoe wou ick dan proncken in Sy, Ferwiel, Ga naar voetnoot+ Geleerst en e Spoord
Men dunckt alries schier Ga naar voetnoot+ datmen 't halve Land al toe hoord.
Batavia
Meent gy dan Spaniens Prins, dat gy mijn sult verov'ren
Met trots en dreygement, soo langh de Lauwerloov'ren Ga naar voetnoot+
Haer groene kleur behoud, soo langh ben Ick alleen
En alles wat ick heb voor Hem en anders geen,
Dies staeckt u Snorckery, Ga naar voetnoot+ gy sult mijn niet vervaren Ga naar voetnoot+
Hoe seer gy tierd en baerd, Ga naar voetnoot+ wilt vry dees moeyten sparen
U arbeyd is vergeefs, soeckt elders u proffijt,
Orangen blijf Ick trou, schoon dat het Spangen spijt
Ick ben aen Hem verknogt.
| |
[pagina 16]
| |
Cardinael
U banden zijn te breken.
Mars
Niet door u botte Stael of met u snorckend spreken.
Cardinael
Door kraght en door geweld.
Mars
't Geweld en heeft geen kraght
Op dees verstaelde borst, de keten van Eendraght Ga naar voetnoot+
Die sluyt ons vast by een, wilt vry u magt ophitsen, Ga naar voetnoot+
Wy zijn aen een geknoopt als seven taeje flitzen. Ga naar voetnoot+
Cardinael
Ick waght tot het geluck sigh nae mijn wil vertoond,
En dan sal dese trots zijn nae sijn eysch geloond.
Boer
Soo scheyter uyt men Vaer Ga naar voetnoot+ je hebt gien eer Ga naar voetnoot+ van spreken,
Je bint maer een blaeskaeck, maer by gans seleweken Ga naar voetnoot+
Was ick gelijck Mars ick gafje sulcken klop
Mit dat grote Slag-sweerd dat je, je speense Ga naar voetnoot+ kop
Hier wel vergeten sout, wel wat seg jey mond open
Dats en gaper, Ga naar voetnoot+men souder mit en Pol-lepel sonder kandt raken in
loopen.
Een braspennings Ga naar voetnoot+ witte-brood smeet ick er van hier in,
Gut Vriend je maght bly wesen datje soo bemond bin. Ga naar voetnoot+
Mars
Leeft nu gestaegh in luck en wilt in voorspoet bloeyen.
Batavia
Dank waerde Vorst en Held den Hemel doet u groeyen
In zegen en in luck, tot al u Haters leed
De gansche Wereld door wert nu u naem verbreed,
De Fama die blaest uyt, lang leeft, lang leef: Orangien!
Finis I. Soet Niet Soeter |
|