indien hy ons niet op zekeren keer in den hoek zyner boekenkamer geroepen hadde.
Hy was zeer aengedaen en scheen niet dan met moeite te kunnen uitvoeren, wat zyn voornemen was; eindelyk sprak hy, terwyl hy ons een pak papier overhandigde:
- Zie! Zetternam, hier is een handschrift; indien gy er, gelyk ik, eenige nuttige lessen in vindt, geef het dan uit; morgen vertrek ik voor eeuwig uit deze stad, waervan de lucht als een loodzwaer baerkleed op my weegt...
- Nog een woord - hernam hy na eene poos, met ontroerde stem. - Ik wenschte dat gy dit pak niet voór morgen opendedet; want indien gy, door de lezing, de genegenheid mogt verliezen welke gy my toedraegt; indien gy my, kleingeestigen schilder, er om moest verachten.... dan verlang ik dat gy dien afkeer slechts gevoeldet wanneer ik reeds verre ben, en als uw oog den blos niet meer kan zien, dien het nadenken van myn vroeger gedrag steeds op myne wangen roept....
Ontsteltenis belettede hem voort te spreken; eensklaps voegde hy er haestig by:
- Denk niet dat dit geschrift van my is..... Neen... 't zyn gedenkenissen van een gevoelvollen vriend; maer ik speel er eene... rol in.