Soep Hein. Flip de schommelaar
(ca. 1927)–'t Woudvogeltje– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Nu schept Mam voor kleine Hans
Weer een bordje vol, maar thans
Zegt de dikkerd, neen hoor, neen,
Ik lust die nare soep niet, neen!
| |
[pagina 5]
| |
Dat wordt Vader toch te kras
En alsof hij een veertje was
Vliegt hij op den deugniet aan
Om die op z'n broek te slaan.
| |
[pagina 6]
| |
Toch hoe 't Pa en Ma verdriet
Eten wil ons Heintje niet
En de rakker gooit 't is zond'
Het bordje zoo maar op den grond.
| |
[pagina 7]
| |
Och hoe kan die dikken Hein
Toch zoo'n domme jongen zijn
Mager wordt hij tot zijn straf
Zie, z'n kousen zakken af.
| |
[pagina 8]
| |
Door zwakte zakt hij in elkaar
Dit vindt zijn Moeder vreeslijk naar,
Zij huilt wanhopig en zonder dralen
Moet Pappie nu den dokter halen.
| |
[pagina 9]
| |
Die komt alras en praat met Hein
Zegt, dat hij voortaan braaf moet zijn.
Dat kuurtjes dom zijn, flink eten verstandig
En flauw vallen eigenlijk geweldig onhandig.
| |
[pagina 10]
| |
Nu moet Heintje op Dokters besluit
Een week naar bed met pap beschuit
Waar hij tot vreugd van Pap en Mam
De ééne hap na de andere nam.
| |
[pagina 11]
| |
Hans wordt gauw weer beter
En laat nu voortaan
Van soep of van pap
Geen hapje meer staan.
|
|