Verjaardag-album
(1907)–Johanna van Woude– Auteursrecht onbekend
[pagina 181]
| |
[pagina 183]
| |
1 november.Nu zwijgt der wereld wijd gerucht in 't ronde.
De boomen peinzen - langzaam gaan mijn schreden. -
Zooals een pnester de gewijde gronden,
Wil ik U stil, tuin mijner ziel, betreden.
De vijver sluimert, even droombewogen,
Droef-bleeke rozen weenen om 't verleden,
En donkre smart staart uit violen-oogen.....
Ik hoor in 't windgeklaag mijn weemoed naadren:
O sombre tuin vol afgevallen blaadren,
Waarom zijn àl uw bloesems nu vertreden?.....
Jeannette Nijhuis. | |
2 november.Laat uwe liefde zonder grenzen zijn, uw wil heldhaftig, uwe devotie zonder weifeling.
Frederik van Eeden. | |
3 november.Jonge menschen! in uwe handen ligt de toekomst van de maatschappij, de toekomst van het huisgezin. Zorg er voor eene ernstige overtuiging en nederige geestdrift te bezitten, innige verontwaardiging en onbezorgde vreugde te kennen, en wat neergebogen is richt zich weder op! De Gasparin. | |
4 november.Een Godsbegrip! o waan! Wie vindt Gods wezen uit?
Hij is! Dit ééne, dat een wereld in zich sluit,
Zij u genoeg, o mensch! 't In stelsels pasklaar maken
Is ijdel. Open 't oog, ziedaar uw licht, uw baken.
Erken en huldig Hem, tevree, mits niets u roov'
Uw blijde hope met haar reuzenwiek, 't geloof.
Victor Hugo. | |
[pagina 185]
| |
5 november.Maar wat ook verandert en verdwijnt van het tooneel onzer jeugdige spelen, voor ons verandert het nooit. In ons gemoed leeft het oude voort, zooals wij het gekend en liefgehad hebben en het blijft daar leven, tot ons oog breekt en ons hart stilstaat. Joh. van Woude. | |
6 november.O stil en stemmig landschap van mijn droomen,
In wazig maanlicht en gedempte verven,
Van zilverlucht, waar bleeke wolken zwerven,
Van matgroen mos, van rosbruin loof der boomen!
De doode blaadren, die een graf verwerven
In 't hart der waatren, spreiden rijke aromen.
Een Geest van Droefheid voel ik tot mij komen.
Onhoorbaar zacht.... 't is herfst, het wood moet sterven.
Hélène Swarth. | |
7 november.De wet, met touchante zorg voor den sterke, den man, beschermt hem tegen elken overlast, die hem zou kunnen worden aangedaan door de zwakke, de vrouw, die hij verstoot. Mevrouw Goekoop. | |
8 november.Als een koopman door zijn geldmacht en zijn pakhuizen in staat is graan op te koopen en te bewaren tot de prijzen stijgen, dan handelt hij volgens koopmanszede plichtmatig en braaf, maar volgens algemeene of christelijke zede, de zede, die hij in de kerk erkent of als gewoon burger volgt, handelt hij als een schoelje. Fred. van Eeden. | |
[pagina 187]
| |
9 november.Gelddorst is een afdwaling der schoone en goede menschelijke neigingen; woeker is een eenigszins bedekte, maar des te leelijker vorm van diefstal, verrijking ten koste van onzen naaste. Fred. van Eeden. | |
10 november.Het schoonste, wat een mensch kan doen en het grootste geluk, dat hem voor zijne zedelijke volmaking kan te beurt vallen, is ernstig te streven naar een ernstig doel.
H.J. Schimmel. | |
11 november.Voort, altijd voort! Elke leugen, elke dwaling die wij op ons pad vinden, uit den weg geruimd; telkens een kostbaar stukje waarheid veroverd, onbekommerd om het einde! Valette. | |
12 november.Bleek over 't weekgroen weiland, sleept een kleed
Van ijle, als feeën weven, zilverwazen.
In 't wijkend grijs verschiet, waar geiten grazen,
Weenen de wolken over 't wereldleed.
De blaadren sterven, door den wind geblazen
In 't bruine slijk, dat ze eens ontbloeien deed.
En naakt en mager, maar ten strijd gereed,
Wachten du boomen op 't orkanen-rasen.
Hélène Swarth. | |
[pagina 189]
| |
13 november.O, die donkere, dorrende bladen,
Op den vochtigen, modd'rigen grond.
En de damp met hun geuren beladen,
Sluipt warmend van smart in het rond.
Ze sluipt langs de stammen der boomen,
Als schimmen beladen met wee,
Ze sluipt langs de hijgende velden,
Als een wijde, wit-doodsche zee.
Ze sluipt-langs het zwijgende water
Langs de zwanen, als marmer in 't riet,
Ze sluipt naar omhoog in mijn ziele,
Die siddert van vreemd verdriet.
Else van B. | |
14 november.En nu hoop ik dat gij zult willen erkennen dat gelddorst en woeker behooren tot die dingen, welke, zoolang menschen menschen zijn, zonden zullen genoemd worden en onvermijdelijke straf zullen vinden...... En moest ik u bewijzen, hoe die straf werkt,.... dan moest ik u leiden door de achterbuurten der groote steden, door de Duivelshoeken en Zandstraten, door de krotten van vuilnis, liederlijkheid en ellende; - vervolgens door fabrieken, die groote inrichtingen, waar menschen tot cadavers of tot beesten worden gemaakt; - door de gast- en armhuizen, waar het vuil der zieke maatschappij bezinkt en men zich aftobt om dien zelf gemaakten zwijnenstal zoo goed als 't gaat te redderen; - door de café-chantants en bordeelen, waar men moderne vreugd' in 't leven schept; - door de overvolle gevangenissen, waar men de adders de kost moet geven, die men zelf gebroed heeft; - door de gekkenhuizen, waar geen plaats meer is; - door de zenuwlijdersgestichten, waar de rijken genieten van hun welvaart en gemak, onder doktershanden geknepen, bespoten, door elkaar geschud, geëlectriseerd en op vele wijze vergiftigd. - Alles het gevolg van gouddorst en woeker? Ja alles, alles.
Fred. van Eeden. | |
[pagina 191]
| |
15 november.Den stormen ten spijt blijft het feestkleed der Aard',
Met tinten der hope doorweven,
En gij aan den boezem der Godheid bewaard,
Mijn hart, gij zoudt vreezen en beven?
Al spannen de wolken uit nevelig grauw
Heur tente over menig landouwe,
't Is boven de wolken zoo heerlijk, zoo blauw,
En 't blauw is de kleure der Trouwe.
Rudolf Stier. | |
16 november.Mijn hart is dood! - Wie zal het begraven?
Wie zal het kisten? - Mijn hart is dood!
Vaak schroeide het van dorst, en géén kwam 't laven,
De honger verteerde 't, géén schafte brood....
Mijn hart is dood! Wie zal het begraven?
Wie zal het kisten? - Mijn hart is dood.
Pol de Mont. | |
17 november.Lief, de dag is zoo druk en zoo nuchter, zoo voor 't kleine en voor 't stofflijke alleen,
En de menschen verloochnen hun ziel en naar 't eeuwige leven vraagt geen,
Kom met mij waar de heilige nacht met haar oogen van sterren wenkt,
Waar een adem van liefde ons omzweeft en de Hoop met haar beker ons drenkt.
Hélène Swarth. | |
18 november.Het schijnt mij een paskwil, als ik de dametjes en heertjes van Toonkunst hoor zingen in een witgepleisterd reusachtig vertrek, dat lijkt op een koekebakkershemel of stukadoorsparadijs: ‘Alles was Odem hat, lobe den Herrn.’ Ja, adem hebben ze, die tenoren en bassen - maar den Heer loven! - nu ja! als er in den text stond dat ze den duivel moesten loven of de firma Van Gend & Loos, dan zongen ze 't net zoo goed. Fred. van Eeden. | |
[pagina 193]
| |
19 november.O Man van Smarte met de doornenkroon,
O bleek, bebloed gelaat, dat in den nacht
Gloeit als een groote bleeke vlam, - wat macht
Van eindloos lijden maakt uw beeld zoo schoon?
Glanzende Liefde in eenen damp van hoon,
Wat zijn uw lippen stil, hoe zonder kracht
Staart ge af van 't kruis, - hoe lacht gij soms zoo zacht
God van mysterie, Gods beminde Zoon!
Albert Verwey. | |
20 november.Rein lacht ook mij der schoonheid lichtgenade....
'k Spreid om mijn ziel Haar hedge sluierwade
Van bloesemblanke maagdlijkheid;
Zóó, door dat lieflijk glorieschild beveiligd,
Ga 'k hoog en fier door 't lichtloos stof, geheiligd
Door Haar, die me als Heur uitverkoorne beidt!
Eduard Brom. | |
21 november.Er zijn menschen wier toorn opflikkert als het weerlicht, maar ook even kort is van duur. Doch wat helpt de korte duur van den bliksem waar hij doodt? Wat baat het den boom, dien hij neervelde, of de lucht weldra weêr klaar en zuiver wordt. Zijn zwarte takken groenen nimmer weder. Madame Spreranski. | |
22 november.In een familie sprak ik dezer dagen met een oude dienstbode, die met haar meesters in Parijs had gewoond, en ik vroeg haar wat zij over het Parijsche leven dacht. ‘O, zei ze, de menschen zijn er zoo slecht! Ze denken aan niets anders dan aan geld verdienen, en dàn, ze willen niet dood gaan. Hier in Castilië leven we heel anders; het geld kan ons niets schelen; we werken allemaal hetzelfde, we eten allemaal hetzelfde, de zon schijnt voor allemaal hetzelfde, en als de dood komt zeggen we, dat we blij en onschuldig geleefd hebben en nu nog blijder en onschuldiger gaan leven. We laten niets na; onze kinderen werken als wij; waarom zouden we, als het tijd is, niet willen sterven?’ * * * | |
[pagina 195]
| |
23 november.Nooit heeft zij met iemand den spot gedreven. Zij had een afkeer van den spot en zag er iets wreeds in. E. Renan. (Ma saeur Henriette). | |
24 november.Ik haat die wezens, die heeren zijn en geen mannen.
Vosmaer. | |
25 november.Zie je dan niet van je eigen standpunt hoe wreed menschelijk boosaardig zoo'n God zou zijn, die eerst menschen schept: wankelmoedig, zwak, behoefte gevoelend aan elkanders hulp, en ons dan straffen zou voor wat Hij zelf in ons heeft gelegd, als voor een zonde.... Maar Hij is zoo niet; Hij zal er rekening mee houden, dat Hij zelf ons zoo armzalig heeft gemaakt. A. de Savornin Lohman. | |
26 november.Parmi toutes les choses, il n'en est aucune de comparable à l'énergie. L'énergie est la vertu même, et par vertu j'entends toute force qui stimule en nous et dans les autres la vie, la joie et l'espérance. Wagner. | |
[pagina 197]
| |
27 november.Wacht niet op buitengewone gelegenheden; grijp gewone gelegenheden aan en maak ze groot. Swett Marden. | |
28 november.Mijn hart is een arrem kindje,
Dat buitengesloten is
Uit het huis van zijn liefde en zijn vreugde,
In kou en duisternis.
Het kindeken weent zoo bitter
Omdat het geslagen is.
Het zit op den drempel te huiveren,
In kou en duisternis.
Het kindeken weent zoo angstig
Omdat het zoo eenzaam is.
Het durft aan het venster niet kloppen
In kou en duisternis.
Hélène Swarth. | |
29 november.Hoog boven menschen en hun klein bestaan
Zweeft er een vlucht breedvleug'lige accoorden,
Dat zijn mijn boden, mijn getrouwe woorden,
Die mijn vèr Lief vertroosting brengen gaan.
Vrees niet! de menschen zullen 't niet verstaan,
Schoon zij het groot geruisch der vleug'len hoorden.
Menschen zijn klein, hóóg is der Lied'ren baan,
Zij kunnen het niet vatten, noch vermoorden.
Hélène Swarth. | |
30 november.L'existence banale a le plus souvent pour effet de nous faire oublier qui nous sommes. Mais il est des accents, qui réveillent l'âme.
Wagner. |
|