Voorbericht.
Over de groote waarde van een goede vertelling zijn alle opvoedkundigen het eens, en ook de artikelen, in den laatsten tijd in verschillende bladen over het vertellen geschreven, zijn daar, om te bewijzen, dat het als een der krachtigste middelen voor de zedelijke vorming der jeugd moet worden beschouwd.
Elk onderwijzer weet het, hoeveel aantrekkelijks het vertellen voor de leerlingen heeft. Iedere moeder ook weet het, hoe haar kleinen aan haar lippen hangen, wanneer zij hun vertelt. En dat het gehoorde door de kinderen wordt opgenomen en overdacht, weet ook ieder, die van het kind eenige studie heeft gemaakt. Niets, neen niets wordt zoo goed onthouden als een boeiende vertelling.
Geen wonder dan ook, dat ieder opvoeder met graagte van vertellingen gebruik maakt; geen wonder tevens, dat bij de kleine keuze van gezonde, frissche, echt Nederlandsche vertellingen, de behoefte aan een nieuwen bundel algemeen wordt gevoeld. Om in die behoefte te voorzien, heb ik het gewaagd, een werk op touw te zetten, dat ik zonder eenige overdrijving een reuzenwerk mag noemen.
Ongeveer een jaar geleden richtte ik tot alle kinderschrijvers en schrijfsters van naam het verzoek, voor een nieuwen bundel vertellingen copie te willen inzenden. Algemeen was de medewerking; zoo algemeen zelfs, dat niet minder dan een paar honderd vertellingen inkwamen. Daaruit de beste te kiezen, was een kolossale arbeid, omdat de volgende eischen waren gesteld:
1. | De vertellingen moeten kort en boeiend zijn. |
2. | Er moet een zedelijke strekking in liggen, zonder dat het kind ook maar eenigszins den zedemeester hoort spreken. |
3. | Alle vertellingen moeten nieuw en oorspronkelijk zijn. |
Ik wendde mij, om uit de groote massa copie het puikje te krijgen, tot de zoozeer bevoegde Mevrouw Van Wermeskerken-Junius, met het verzoek, alle vertellingen te critiseeren en daaruit de beste te kiezen. Daarna verzocht ik den Heer N. Veenstra Bzn., als auteur op schoolgebied genoegzaam bekend, om ook zijn