Geschiedenis van den Amsterdamschen schouwburg 1496-1772
(1920)–J.A. Worp– Auteursrecht onbekend
[pagina IV]
| |
Dr. J.A. WORP. (1851-1917.)
| |
[pagina VII]
| |
Aan het Hoofdbestuur van het Nederlandsch Tooneelverbond wordt dit nagelaten werk over den Amsterdamschen Schouwburg van wijlen Dr. J.A. Worp, opgedragen als bewijs van hulde en waardeering bij zijn Gouden Jubelfeest DOOR DEN UITGEVER.
Amsterdam, Mei 1920. | |
[pagina IX]
| |
VoorberichtOp 15 Augustus 1917 zond Dr. J.A. Worp mij een brief, waarin hij mij berichtte, dat een geneeskundig onderzoek had uitgemaakt, dat hij spoedig een operatie zou moeten ondergaan. ‘Nu maak ik mij, - zoo schreef hij, - over den afloop daarvan niet al te veel illusies; ik ben 66 jaar en heb een teere constitutie. Daarom voel ik mij verplicht allerlei dingen te regelen, ook van mijne letterkundige nalatenschap, om zoo te zeggen’. Hij zegt dan te vertrouwen, dat ik zijn boek over Tesselschade zal willen uitgeven, waaraan ik met genoegen voldaan hebGa naar voetnoot1). ‘Er is echter nog meer’, gaat hij voort, ‘waarmede ik u lastig kom vallen. Misschien zult gij het vreemd vinden, dat ik ook dit verzoek tot u richt, dien ik persoonlijk zoo weinig ken. Maar ik heb mijn heele leven buiten alle litterarische kringen en côterietjes gestaan.... En zoo waag ik het dan mij tot u te richten, met wien ik in den laatsten tijd in zooveel nauwer connectie heb gestaan dan met eenig ander letterkundige. Mijne “Geschiedenis van den Amsterdamschen Schouwburg” is volkomen gereed tot 1772, dus juist zoover als het boek van Wybrands gaat. Ik was van plan het werk door te zetten tot 1872, heb daarvoor reeds veel materiaal verzameld en er zelfs ook enkele bladzijden van geschreven. Blijf ik leven en houd ik eenige werkkracht, dan vervolg ik het boek. Maar zoudt gij in het andere geval de correctie van de “Geschiedenis” tot 1772 op u willen nemen?.... Het zou toch jammer zijn, als een goed boek, waarin veel nieuws voorkomt, ongedrukt bleef’. | |
[pagina X]
| |
Wie zou aan zulk een vriendelijken vereerend verzoek weerstand kunnen bieden? De schrijver overleed reeds op 28 Augustus. Met weemoed en vreugde heb ik dan ook deze taak op mij genomen, en den heer S.L. van Looy bereid gevonden het boek uit te geven. Als echte liefhebber van Amsterdam stelde hij mij voor het werk rijk te illustreeren, waartoe Dr. Worp's tekst zich zoo goed leent en verlangde dat ik Dr. Worp's plan zou voltooien en de ‘Geschiedenis van den Schouwburg’ zou afwerken tot 1872, een wensch, waaraan ik gaarne heb gehoor gegeven, zonder daarmede ook maar in 't minst te willen beweren, dat dit laatste gedeelte den arbeid van Dr. Worp zou evenaren. Van bl. 226 af tot het einde is mijn werk.Ga naar voetnoot1) Immers ‘het materiaal’ en de ‘enkele geschreven bladzijden’, door den schrijver nagelaten, bleken mij van geen groote beteekenis te zijn, zoodat ik mij genoodzaakt zag de meeste gegevens aan andere schrijvers te ontleenen, naast een zelfstandig onderzoek van enkele bronnen. Hierachter vindt men eerlijk vermeld welke boeken ik daarbij heb gebruikt. En zoo heeft men in dit boek bijeen, wat in allerlei geschriften verspreid staat en dus voor de meeste lezers moeilijk te vinden is. Nu de vraag, hoe de Stadsschouwburg te exploiteeren valt, weer brandend is geworden, bezit Dr. Worp's boek een groote actualiteit. Moge de vroegere geschiedenis van dit theater tot een spiegel dienen voor hen, die over zijn toekomstig lot te beslissen hebben.
Dr. J.F.M. STERCK.
HEEMSTEDE, October 1919. |
|