Historie van den heer Willem Leevend. Deel 5

[p. 228]

Zeven- en- dertigste brief.
Mejuffrouw Adriana Belcour aan den Heer Jacob Roulin.

Myn goede vriendelyke Roulin!

Neen, ik kan u niet zeggen, waar onze lieve Vriend zich thans bevindt. Ik ontfing het toegezeegeld paket en mynen aan hem gezonden Brief, met die stille verbaasdheid, die my niet toeliet u eerder te schryven. Vervolgens vleide ik my, dat ik iets ten zynen opzichten zoude verneemen: maar neen. Byna een Maand weg, en geen bericht! Hoe gelukkig is onze dierbaare Lotje, dat zy voor dit gebeurde in het stille stof des doods rusten mag! Bernards groet u hartlyk: hy gaat zo van my weg. ‘Alles, zegt hy, wat ik in de waereld heb, is voor den braaven Jongen, die ten koste zyner veiligheid, en met levensgevaar, den Lasteraar van myn Lotje strafte.’ - Dit is alles, wat ik te berigten heb aan mynen waarden Vriend Roulin.

a. belcour.