XXIII
15 Juni.
Er is bijna iets gebeurd, dat...
- Ja: bijna.
Want wij leven, nietwaar, onder het regiem van: bijna. Bijna: het is de schildwacht aan de deur van het Brusselsche leven; een schildwacht met de strengste bevelen, die hij met waakzame stiptheid uitvoert, en die niets binnenlaat dat niet mag, zelfs als niet met beslistheid is bedongen, dát het niet mag.
Neen; het is geen sluw-zorgelijk oog, geen werende hand, geen dienaar vol oplettendheid van een onverbiddelijken meester: het is iets blinds en doofs, als eene opstapeling van zware en logge zakken cement, die elken horizon beperken, die allen uittocht belemmeren, alle invasie beletten, zelfs alle mogelijke exode-idee verlammen en verstikken: zouden zij niet op u neervallen, de logge balen, met al hunne onveerende plompheid, zoodra gij er de basis van aanraken zoudt met den voet die er een bres in openen wou?... Bijna: het is de omsluitende, de binnen-sluitende macht die haar-zelf niet kent, voor alles ongevoelig is, en zelfs geen verweer beseft, waar alles onmachtig wordt dat er maar aan denkt, het aan te tasten. Bijna: het is eenvoudig, dat wij sedert weldra tien volle maanden een bezette stad bewonen, waar ons zelfs, bij tijd en wijle, verboden wordt te gelooven aan hetgeen wij zelf zien en hooren, en zedelijke vrijheid een kleinood is dat men niet zorgvuldig genoeg voor de buitenwereld verbergen kan...
Maar ik heb ongelijk, kregelig te worden, of zelfs maar den schijn aan te nemen, dat ik het te worden