Het vader-huis(1903)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] [Wij zullen blijde zijn...] Wij zullen blíjde zijn... De boomen blozen van vruchten. En ons hoofd is schoon als duizend rozen, nu we overvloedig zijn van zwenkend zomer-bloed.... o God, God, ik en kende U niet, en was verlóren; maar nu ge Uw adem door mijn adem deinen doet, is Uw gedaante menig-voud in mijn herboren, 'lijk, beken-veel door 't barstend lente-land, een vloed. - Ik ben geheel; ik wéet U; en mijn droomen zijn gaanderijen voor Uw stem. En heel mijn lijf is 't duizel-ruischend huis en eindloos-wijd verblijf waar Uwe zomerheên als vaarten vreugd door stroomen. Want thans is zomer zwaar der daden van Uw Daad, en 'k voel, ik die gelúkkig ben, hoe door de boomen bremstig Uw godd'lijk sap naar bast en blaêren slaat. Vorige Volgende