Het vader-huis(1903)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] [Gezichten mijner dood...] Gezichten mijner dood, ik draag in mij de klare blikken van uw teedre heerschappij, en 't warme streelen van uw glijdende gewaden.... Ik ken u niet, maar ben in u verblijd, want gij blijft jeugdig door de tijden, en de tijd breidt om uw haren heen de zachtste dageraden. Ik min u. Ge zijt mijn; ik leef, ik léef van u, gij, die mijn dagen als een bed spreidt, en zoo luw de' aêm van uw nadering laat waren om mijn slapen... - Ik wilde rústen; maar ik zie uw oogen staan zóo onbegrepen-goed met droeve vreugd belaên dat ik voor éeuwig in uw vrede nú wou slapen.... [pagina 47] [p. 47] Gij komt. Ge zijt de beelden van mijn záchten dood.... Hoe jóng ge zijt! Ik zie hoe zich uw mond ontsloot voor 't simpel woord dat deze nieuwe vrede beidde.... Ik ben zoo lícht. Ik ben een knaap die needrig gaat in 't zoete wenken van uw goêlijk-wijzen raad; en mijne nieuwe jeugd die ademt aan uw zijde. Vorige Volgende