Het vader-huis(1903)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] [Ziekte, oude Troosteres...] - Ziekte, oude Troosteres, wier woorden wégen..., - ‘O Gij, mijn zoon, die duldig leven mag van 't glooiënd denken aan een verren liefde-lach: ik zie hoe in uw oog droomen als zwanen zegen.’ - Ja, ik ben goéd. Maar 'k wilde vrédig zijn.... - ‘Mijn leéuwrik! Gij, die door de nachten heen-gedrongen, de vreugd van de eenig-eeuw'ge zonne hebt gezongen, draagt ge de rúst niet meer van de' een'gen zonne-schijn?’ - Maar ik ben moé: 'k wou in uw woorden slápen.... - ‘Mijn loome bloem in avond-water; o mijn kind;... ik zal u sussen; gij zult rusten; gij zúlt slapen, gij, die de Liefde draagt die niemand heeft bemind.’ Vorige Volgende