Een bundeltje lyrische gedichten(1936)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave [Een woord vooraf] Het atmosferische gevoelen Voor-zang 'k Ben eenzaam-droef... Ik hoor de nacht... o Late dag... Het herfstige Kom, laat ons gaan... Koorts-deun De oude getouwen... Weer gaat het veege licht der asters bloeien... Het doodsverlangen Wijding aan mijn vader Mijn harte... Zie, ik ben niet, dan uit uw hand geboren... Groeien uit het brassend weven... Gevoelsverhoudingen De moeder en de zoon De stille zonne daar ik zit... Ik heb een vrouw, ik heb een kind... Niet waar?... Een vrucht, die valt... En hoor uw hart... De smartelijke tweespalt De luchten hangen vol dagen... Ik ben de schoone roode vrucht... Van alle reis terug nog voor de reis begonnen... Wat ben ik, dan een vogel in de schemering? In 't bosch een late bijle... Verworpenheid Gij zult mij allen, allen kennen... Ik vraag den vrede niet... Gij menschen... 'k Heb mijne nachten meer doorbeden dan doorweend... o Blik vol dood en sterren... 'k Zit met mijn lamme beenen... Eens groeit een boom uit mij... Ik ben de hazel-noot... Het cosmische en metaphysische geheim Hier, waar het gieren zwiert... Ik kom alleen, bij nacht, in deze zeestad aan... Over de zee hangt matelijk te tampen... Weer staat mijn venster open op den nacht... Ik ben met u alleen, o Venus... Een ster... God a) God, de Vader Nu 'k dezen vrede ken... b) Atmosferische gemeenzaamheid met God Zegen deze' avond, God: ons handen rusten... c) Door God vervuld Wij zullen blijde zijn... Ik weet niet wat ik heb gedaan... Er is geen smart te groot voor ons... Schaduw in den schaduw zijn... O zee... Substrata [Beeld: hijgend danser tusschen God en mij;] Stad Zee Vrouw Ik God Woordenlijst