Henriëtte de Grandpré(1789)–Jacob Eduard de Witte, Maria van Zuylekom– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Voorbericht. Henriette van Grandpré. Eerste brief. Mevrouw Dalmont aan haaren Echtgenoot. Tweede brief. De Graaf van Hurt aan Pollisson. (Zyn vertrouweling.) Derde brief. De Graaf van Hurt aan Jufvrouw Renné. (Zyne huishoudster.) Vierde brief. De Heer Dalmont aan zyne Echtgenoote. Vijfde brief. Jufvrouw Renné aan Christine. (Haare Zuster.) Zesde brief. De Marquis van Grandpré, (Vader van Henriette,) aan zijnen vriend Pater Roussillon, Capucijner Monnik. Zevende brief. Mevrouw Dalmont aan Mevrouw Baville, Haare Zuster. Achtste brief. (In den voorigen gesloten.) Aan de Edele Mevrouw Dalmont. Negende brief. Christine Renné aan haare Zuster Julie Charlotte. Tiende brief. Pater Roussillon aan den Marquis van Grandpré. Elfde brief. Mevrouw Baville aan Mevrouw Dalmont. (Antwoord op den Zevenden Brief.) Twaalfde brief. De Marquis van Grandpré aan Pater Roussillon. Dertiende brief. De Graaf van Hurt aan Pollisson. Veertiende brief. Pollisson aan den Graaf van Hurt. Vijftiende brief. De Graaf van Hurt aan Pollisson. Zestiende brief. Mevrouw Dalmont aan Mevrouw Baville. Zeventiende brief. De Graaf van Hurt aan den Heer Dalmont. Achtiende brief. De heer Dalmont aan den Graaf van Hurt. Negentiende brief. De Graaf van Hurt aan den Heer Dalmont. Twintigste brief. Mevrouw Grandpré (Moeder van Henriette) aan Juffrouw Julie Charlotte Renné. Een en twintigste brief. Mevrouw Baville aan Mevrouw Dalmont. Twee en twintigste brief. De Heer Dalmont aan zijne Echtgenoote. Drie en twintigste brief. Mevrouw Dalmont aan haaren Echtgenoot. Vier en twintigste brief. De Marquis van Grandpré aan zijne Echtgenoote. (In den voorigen ingeslooten.) Vyf en twintigste brief. Juffrouw Renné aan Mevrouw Grandpré. Zes en twintigste brief. Mevrouw Grandpré aan Juffrouw Renné. Zeven en twintigste brief. Mevrouw Dalmont aan Mevrouw Baville. Acht en twintigste brief. De Marquis van Grandpré aan Pater Roussillon. Henriette van Grandpré, tweede deel. (Eene tusschenrede.) Eerste brief. Henriette aan Charlotte. Tweede brief. Charlotte aan Henriette. (Den voorigen nog niet ontvangen hebbende.) Derde brief. De Heer Beauvoisin aan Henriette. (In den voorigen gesloten.) Vierde brief. De Heer Virtus aan zijnen vriend, den Heer Theadon. Vijfde brief. Theadon aan Virtus. Zesde brief. Henriette aan Charlotte. Zevende brief. De Advocaat Veaucoeur aan zijn' vriend Luxe. Achtste brief. Henriette aan Beauvoisin. (Antwoord op den 4de Brief.) Negende brief. De Heer Luxe aan den Advocaat Veaucoeur. Tiende brief. Charlotte aan Henriette. Elfde brief. Henriette aan Charlotte. Twaalfde brief. De Advocaat Veaucoeur aan den Heere Luxe. Dertiende brief. De Heer Beauvoisin aan Henriette. Veertiende brief. Henriette aan Beauvoisin. (Den vorigen nog niet ontvangen hebbende.) Vijftiende brief. Mevrouw Grospoint aan den Advocaat Veaucoeur. Zestiende brief. Veaucoeur aan Mevrouw Grospoint. Zeventiende brief. Mevrouw Prengel aan haar' Echtgenoot. Achtiende brief. De Heer Beauvoisin aan Henriette. (Antwoord op den 15de Brief.) Negentiende brief. De Heer Prengel aan zijne Echtgenoote. Twintigste brief. Veaucoeur aan Henriette. Een en twintigste brief. De Heer Virtus aan zijnen vriend Theadon. Twee en twintigste brief. Mevrouw Grospoint aan den Advocaat Veaucoeur. (Deeze brief is nimmer aan Veaucoeur geworden; want hij was reeds vertrokken toen hij aan hem bestel moest worden; en hier door is hij onder de brieven van Henriette gevonden.) Drie en twintigste brief. Mevrouw Prengel aan haar' Echtgenoot. Vier en twintigste brief. Theadon aan Virtus. Vijf en twintigste brief. Henriette aan Mevrouw Prengel. Zes en twintigste brief. De Heer Prengel aan Beauvoisin en Henriette.