| |
| |
| |
| |
Bibliografie van Maria van Zuylekom
| |
Toelichting
De bibliografie is chronologisch. Van werken met een plusteken (+) voor de titel hebben wij tot nu toe geen exemplaar kunnen vinden. In plaats van een signatuur vindt men bij die titels een verwijzing naar de bron waaraan de gegevens zijn ontleend.
De bibliografie is gebaseerd op de meldingen onder de naam van Maria (de Witte-) van Zuylekom in de Centrale Catalogus in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage en op de gebruikelijke bibliografische hulpmiddelen (naamlijsten van Arrenberg-Abkoude, De Jong, Saakes, handboeken en woordenboeken van de Nederlandse literatuurgeschiedenis, biografische woordenboeken, catalogi van populair proza en toneel, pamflettencatalogi, en dergelijke). Naar de exemplaren van de daar genoemde werken hebben wij gezocht in de verzamelingen van de Koninklijke bibliotheek te 's-Gravenhage, de Nederlandse Universiteits-Bibliotheken, de Stadsbibliotheek te Haarlem, het Gemeente Archief te 's-Gravenhage, de Bibliothèque Nationale (Parijs) en de British Library (Londen).
Een aparte moeilijkheid bij het samenstellen van de bibliografie vormden de vele almanakbijdragen van Maria van Zuylekom. Veelal zijn deze met initialen ondertekend en deze initialen variëren nogal eens. Wij hebben besloten die bijdragen in de bibliografie op te nemen, welke ondertekend zijn met M.v.Z., v.Z., M.d.W. geb.v.Z., M.d.W. en M.D.W. De ondertekening Z. en M.W. die herhaaldelijk voorkomen in almanakken, vonden wij te problematisch om zonder meer te besluiten, dat ook de daarmee ondertekende bijdragen van Maria van Zuylekom zouden zijn.
z.j. | + Maria van Zuylekom. ‘Selinde bij het graf haarer Moeder’.
De Witte noemt dit gedicht van M. van Zuylekom in zijn autobiografie en zegt dat hij het liet drukken ‘om aan haare vrienden [...] te kunnen rondgeeven.’ Hij zegt verder dat het een van haar eerste gedichten is, daarom zetten wij het vooraan in de bibliografie. Geen ex. bekend.
In Ismene en Selinde komt een ‘Sterflied’ voor op een dode moeder, maar daar is Ismene aan het woord. Het gedicht ‘Gedachten bij het graf mijner moeder’ (Almanak,
|
| |
| |
|
van vernuft en smaak, 1809, p. 101-104) lijkt niet in aanmerking te komen. De Witte kan zich in de titel van het gezochte gedicht natuurlijk vergissen. Is dat het geval dan is wellicht ‘Selimene bij het sterfbed haarer moeder’ het gezochte gedicht, want het dateert van 1786 en in de bundeling van haar oudste werk (Mengelingen, in proza en poëzij) zette zij het vooraan, waarmee de dichteres ongetwijfeld te kennen wilde geven, dat het tot haar oudste werk behoorde. |
1788 | Mengelingen, in proza en poëzij: door Maria van Zuylekom. 's-Graavenhaage, Isaac van Cleef. 1788. 8o. XVI + 121 + [II] p.
UB Amsterdam 569 G 56 (1); SB Haarlem 84 H 50 |
1788 | Maria van Zuylekom. ‘Schets of bespiegeling, over het heil aan Nederland geschonken; door de aanbiddelijke hand der god'lijke voorzienigheid, in den jaare 1787’.
In Gedenkzuil, opgericht, ter gedachtenis van Neêrlands heil en Oranjes zegepraal. In prijsvaarzen, behelzende schetzen en bespiegelingen van en op het heil aan Nederland geschonken [...] In den Jare 1787. Verzameld en uitgekoozen door een gezelschap van beminnaaren der dichtkunde te Rotterdam. Rotterdam, Johannes Hofhout en Zoon, 1788. 8o. p. 149-153.
GA 's-Gravenhage S.n.17. Het gedicht werd ingestuurd onder de spreuk ‘Par Sentiment. |
1789 | M.v.Z. ‘Aan God’.
In Proeven van poëtische mengelstoffen, door het dichtlievend kunstgenootschap onder de spreuk: ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’ en prijsvaarzen. Leyden, P. van der Eyk en D. Vijgh, 1789. Dl. 12 van de Proeven, p. 81-86.
UB Amsterdam 1181 D 54 |
1789 | [J.E. de Witte en M. van Zuylekom] Henriëtte van Grandprè. In twee deelen. (Niet vertaald.) Leyden, Pieter Pluygers. 1789. 8o. VIII + 261 p. (2 dln. doorgepag.) Titelpag. gegrav.
KB 's-Gravenhage 29 A 21. Zie over de toeschrijving de bibliografie van De Witte onder deze titel. |
1790 | M.v.Z., Vier bijdragen in de Almanak, van vernuft en smaak, voor het jaar 1790. Amsterdam, Wed. J. Doll.
‘Ismene aan Leander’, p. 5-8.
‘Aan gescheiden gelieven’, p. 14-16.
‘Hoe schoon zal hij voor de deugd zijn’, p. 32.
‘De kracht der moederliefde’, p. 108-114.
UB Amsterdam XX 160 (1790) |
1790 | Osman en Ophelia. Treurspel. Door Maria van Zuylekom, lid van het Haagsche en Utrechtsche kunstgenootschap. Amsterdam, Wed. Jan Dóll, 1790. 8o. X + 96. tegenover de titelpag. een grav. van C.J. de Huyzer naar W. Kok.
UB Amsterdam 1020 E 60, 691 B 62; UB Leiden 1095 E 24, 1095 B 56; Bibliothèque Nationale Yth 69387; UB Utrecht Te Winkel 758 (189) |
1790 | M.v.Z. ‘Gedachten bij het graf der dichteresse, Lucretia Wilhelmina van Winter, Geboren van Merken’.
In Bijdragen tot het menschelijk geluk. III. deel. Utrecht en Amsterdam, G.T. van Paddenburg, en Zoon, en M. Schalekamp. 1790. p. 389-392.
|
| |
| |
|
UB Amsterdam Z 1197 |
1792 | Twee bijdragen in de Vaderlandsche muzen-almanak, voor het jaar 1792. Utrecht, G.T. van Paddenburg en Zoon.
M.d.W. geb. v.Z., ‘Gedachten bij den dood van Elize’, p. 42-47.
an., ‘Magdalena Moons, dogter van Pieter Moons, Raadsheer van Keizer, Karel den Vijfden. Aan Don Francisco de Valdez. Spaansch Bevelhebber’, p. 80-87.
UB Amsterdam XX 107 (1792). De niet ondertekende bijdrage is van Maria van Zuylekom blijkens het feit dat het gedicht in 1795 andermaal werd gepubliceerd, nu in de Almanak voor vrouwen door vrouwen en ondertekend met M.v.Z. (zie hieronder) |
1792 | [Maria de Witte, Geb. van Zuylekom] Ismene en Selinde. In brieven.
Utrecht, G.T. van Paddenburg en Zoon. 1792. 8o. VI + 258 p.
Centrale Bibliotheek Maastricht 10 D 19 |
1792 | [J.E. de Witte en M. de Witte-van Zuylekom] De Verlosser, in negen-zangen. Utrecht, G.T. van Paddenburg en Zoon. 1792. 8o. [XII] + 224 p. Met op de titelpag. en op p. 1 gravures van P.H. Jonxis.
UB Utrecht Z oct. 722. Zie over de toeschrijving de notitie bij deze titel in de Bibliografie van de Witte. |
1795 | Vier bijdragen in de Almanak voor vrouwen door vrouwen, voor het jaar 1795. Amsterdam, Wed. J. Doll.
v.Z., ‘Den Vreede’, p. 1-6.
M.v.Z., ‘Magdalena Moons, dochter van Pieter Moons, Raadsheer van Karel den Vyfden, aan Francisco de Valdez, Spaansch Opperbevelhebber’ p. 47-50.
M.d.W., ‘Ferdinand op het graf van Cecilia’, p. 85-90.
M.v.Z., ‘Maria van Lalain, Gemalinne van Espinoi aan Alexander Farnese, Prins van Parma’, p. 97-99.
UB Amsterdam Z 213 (1795) |
1801 | Maria de Witte van Haemstede, Geboorene Van Zuylekom. ‘Elegie by den dood van mynen waardigen vriend, Willem Leurs, Lid van het Bureau van Gezondheid, over de Bataafsche Armée.- Overleden in den Hage den 17 van Wintermaand 1801.’
In: [J.E. de Witte van Haemstede en M. de Witte van Haemstede-van Zuylekom] Treurzangen der vriendschap. Den Haag, Sneyders, Van Tienen en Comp., 1801. 8o. p. 10-15.
's-Gravenhage 444 K 159 |
1807 | M.D.W., ‘Het buitenleven’.
In Almanak, van vernuft en smaak, voor het jaar 1807. Amsterdam, Wed. J. Doll. p. 53-55.
UB Amsterdam XX 160 (1807) |
1807 | M.D.W., ‘Damon en Chloe’.
In Almanak voor vrouwen door vrouwen, voor het jaar 1807. Amsterdam, Wed. J. Doll. p. 77-78.
UB Amsterdam Z 213 (1807) |
1808 | M.v.Z., ‘Hertog Philips van Bourgondien bij de doodskist van gravin Jacoba van Beiëren, in den Grafkelder van haare en zijne Vaderen’.
|
| |
| |
|
In Almanak voor vrouwen door vrouwen, voor het jaar 1808. Amsterdam, Wed. J. Doll. p. 19-24.
UB Amsterdam Z 213 (1808) |
1809 | M.D.W., ‘Gedachten bij het graf mijner moeder’.
In Almanak, van vernuft en smaak, voor het jaar 1809. Amsterdam, Wed. J. Doll. p. 101-104.
UB Amsterdam XX 160 (1809) |
1813 | Lierzang aan mijne landgenooten, in slachtmaand 1813. Door Maria van Zuylekom. Amsterdam, H. Moolenyzer, 1813. 8o. 19 p.
UB Amsterdam pfl. V.l.20, pfl. V.1.20a; SB Haarlem 85 G 6/24; KB 's-Gravenhage pamflet 23594; UB Leiden Port. 14 (1), dit ex. met in handschrift een opdracht van de dichteres. |
1813 | Opwekking aan de Nederlanders. Lierzang, door Maria de Witte van Haemstede Geboren van Zuylekom. Amsterdam, H. Moolenyzer Junior. 8o. 23 p.
UB Amsterdam pfl. V.i.21; KB 's-Gravenhage pamflet 23595; UB Leiden Port. 14 (1), dit ex. met in handschrift een opdracht van de dichteres. |
1815 | M.v.Z., Drie bijdragen in de Almanak voor Liefde, Deugd, en Vriendschap, voor het Jaar 1815. Amsterdam, R.J.Bentrop.
‘De Winter’, p. 94-95.
‘Het pogen’, p. 98.
‘Almanzor. Hoofd van den stam der Abencerrages, en opperbevelhebber der mooren. Aan Zoraïde Koninginne van Grenada’, p. 113.
UB Amsterdam XX 155 (1815) |
1839 | v.Z., 't Is geen goud al wat er blinkt'.
In Almanak voor dienstboden, voor het schrikkeljaar 1840. Eerste jaar. Schoonhoven, S.E. van Nooten. 1839. p. 93-95.
UB Amsterdam XX 995 (1840) |
z.j. | [Maria de Witte, Geb. van Zuylekom] De mensch. 4 p. zonder titelpag., jaar of plaats van uitgave.
KB 's-Gravenhage 326 C 24. Het gedicht komt ook voor achter Ismene en Selinde (1792). De catalogus van de KB suggereert als datering ca. 1820. Een datering rond 1792 lijkt ook mogelijk. |
|
|