Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: 24 februari 1923 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd De Nieuwe Gids, Den Haag]
24 Februari 1923.
Beste Wim,
Ofschoon we hier veel aan je denken, en je naam, in verband met je minder gezonden toestand hier iederen dag met vriendschap wordt genoemd, durfde ik je tot dusver toch niet nog weer eens te schrijven, omdat ik niet wist, of het je veel schelen kon, dat ik je wat hooren liet. Doch van morgen schreef Hein me, dat je de verveling wat verdreef door Dumas te lezen, en dat een brief van me je ook niet onwelkom zou zijn, en nu neem ik maar de gelegenheid te baat, dat mijn Nieuwe Gidswerk voor Maart klaar is, om wat tegen je te babbelen.
[1:2]
Ten eerste dan: als we iets voor je kunnen doen, door wat te sturen uit den Haag, zeg het dan maar aan Marie, die zal het mij dan schrijven, en dan kan je er van op aan, dat wij het doen zullen. Maar ik ben op het oogenblik ‘entirely at a loss’, waar je pleizier in hebt, of wat je misschien gebruiken kunnen zoudt. Maar enfin, als je je bedenkt, dan vind je misschien wel iets, wat je eenigszins aangenaam zou kunnen zijn.
Hein schreef mij van morgen óók, de grappige mededeeling, dat hij kortgeleden zijn laatste haar had verloren, en ik dacht toen óók aan jou
[1:3]
en dat jij, zoowel als ik, nog lang zoover niet waren, wat mij een bewijs lijkt van sterke levenskracht, en daarom blijf ik, in mezelf, het vaste vertrouwen houden, dat je niet zoo sukkelend zult blijven, maar over korteren of langeren tijd weer met je rustig-doordringende, scherpe oogen voor je ezel zult kunnen zitten, om je naam voor de volgende geslachten [vt/vz[?] nog verder te vereeuwigen, zooals je dat je heele leven hebt gedaan.
Ik zie je hier al ‘schmunzlen’, zooals ik dat van je ken uit vroegre tijden, maar, heusch, Wim, menschen als jij en ik, die altijd serieus werkten en werken zullen blijven, wij hebben het beste deel gekozen in dezen mallen
[1:4]
warboel van het leven, waar zeker de helft van de menschen uit halve idioten, dus ontoerekenbaren bestaat, die een grooten mond opzetten en elkander van alle kanten te lijf gaan, om de baas over de anderen te zijn. Jij hebt daar nooit aan meegedaan, zoomin als ik, al hebben we zeer zeker onze eigen vaste opinies over alles.
Wim, houd je flink, hier heb je een stevige hand van mijzelf, zoowel als van Jeanne en Jacq., voor je zelf en Marie, en als ik misschien zijdelings door Hein of M. iets van je mag hooren, dan weet ik dat mijn brief je niet embêteerde en dan schrijf ik nog wel eens.
Met allerhartelijkste groeten en wenschen van ons allen voor jullie beiden
als altijd, je oude vriend
Willem