J.F. van Royen aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: 30 januari 1922 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
's Grav. 30 Jan. 22
43. van Boetzelaerlaan
Beste Mijnheer Witsen,
Wat een schandelijke onderstelling: ‘of heeft U iets tegen mij.’ Ja zeker; dat U zoo iets onderstelt! Wel ben ik erg beschaamd, dat ik Uw brief niet beantwoordde. Dit komt doordat er geen gelegenheid was U nog naar Indië te schrijven. Toen wilde ik U in Amsterdam bij Uw terug komst verwelkomen. Maar dat plan leed schipbreuk eerst
[1:2]
door verhindering, later door het verloop van tijd. Uw brief was hartelijk welkom, en wij waren erg verheugd zooveel opgewekte en goede berichten van U en Mevrouw te lezen. Heeft er niet ergens een reproductie gestaan van het portret van den Gouv. Generaal? - Dat U van Hartman niets hoorde, verwondert mij niets; hij was meer dan 10 jaren in Indië, en ofschoon goede vrienden, schreven wij elkaar geen enkelen brief. Bij terug komst, of hij niet weg was geweest!
Zooals U weet, spraken wij af, dat de portretten te allen tijde te Uwer beschikking staan. Wij zullen dus met plezier ze naar de tentoonstelling zenden. Is die mooie aquarel, die ik van U heb: Beurtschepen op het IJ ook niet iets.
Mijn werktijden zijn zeer uitgebreid en bezet, zoodat van uitstapjes naar Amsterdam, zooals vroeger, niets meer komt.
Met hartelijke groeten voor U en Mevrouw, ook van mijn vrouw
g.d.u.
VanRoyen