Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: 24 april 1920 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
'sGravenhage
24/4/20
Beste Wim, hoewel het onmogelijk is dat Arntzenius kan hebben vóórgeweten, dat ik naar Amerika zou gaan, is er nu tegen 15 November een conferentie te Washington uitgeschreven, waar ik met anderen heen moet. In 'n tijdschrift las ik, dat de plompe senaat 75.000 dollars daarvoor heeft goedgekeurd onder bepaling dat niets mag worden uitgegeven voor feestjes en ordertjes: De heeren die dus komen, weten 't.
Maar nu ter zake. Bij gelegenheid moet je mij eens schrijven als je wilt, wat er voor kleeding noodig is, want, het eind is natuurlijk, dat er invitaties bij private personen ontstaan,
[1:2]
zoodat men toch een beetje in den vorm moet zijn. Bij mijn vele werk, zijn er natuurlijk veel dingen die ik zal hebben te doorloopen en ook moet ik, met dengeen die als secretaris medegaat, wat conversatieles nemen. Deze secretaris is met een Française gehuwd en heeft Fransch M.O., met hem zal ik ook wat Fransch gaan converseeren. Er is dus weer werk aan den winkel.
Tot onze vreugde komt Wim a.s. Vrijdag een paar dagen. Je hadt 't verleden over egoïsme en stelde te dien opzichte Jan en Wim tegenover elkaar. Het is met
[1:3]
aankomende menschen altijd moeilijk hun psyche te ontwarren, omdat ze onder zooveel invloeden leven en groeiende zijn. Jan heeft me wel eens erg egoïst geleken, maar dan was hij onder invloeden van anderen die zijn verhouding tot ons verkeerd zagen. Jan is een goede jongen. Maar Wim is een ongerept goede jongen. Hij weet nog niet van invloeden. Hij heeft één sterk gevoel: zijn ouders niet tot last zijn, zelfs zijn ouders helpen. Hij zou ons liefst wat willen toestoppen, wat geheel overbodig ware, om-
[1:4]
dat we zoo weinig behoeften hebben. Hij loopt echter rond met het gevoel dat hij - wat hij in zijn werk wil bereiken, niet kan. Hij heeft een zelfde opvatting als ik - reden, waarom ik zoo weinig op heb met hollandsche litteratoren - je moet je vak kennen, historisch, technisch, veelzijdig, veel verder dan noodig is, geniaal. Aan al 't andere kan je niets afdoen. Bij Wim geeft dit een soort geeuwhonger; wellicht maakt hij daardoor den indruk van begeerig, de gelegenheid zoekend, egoïst. Poor boy; hij is een solitair, als zijn vader altijd geweest is en nog is - buiten de auteurs, en tusschen de ambtenaren.
Schrijf je eens,
van ons allen hartelijk met M. gegroet
Jan